GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sophocles’ Antigone.

II.

Van de dagen der Oudheid af tot nu toe heeft men, naar ik meen met vrij groote eenstemmigheid, Sophocles' vroomheid hoog geprezen. Bij hem een open oog voor de werkelijkheden, de hardvochtigheden des levens, en loch deemoedige onderwerping aan goddelijken wil.

Niet zelden blijkt eigen levensbeschouwing een ongewenschte rol te spelen in waardeering en verklaring van den dichter beide. In zooverre staan wij, Calvinisten, voor dit gevaar minder bloot, als wij geenerlei reden hebben om Sophocles naar eigen princiep te modelleeren, veeleer door de H. Schrift geleerd zijn het „Alzoo heeft Hij aan geen volk gedaan; en Zijne rechten, die kennen zij niet" onverzwakt Ie handhaven.

Een jaar of drie geleden is er een boek van H. Weinstock verschenen met den simpelen titel „Sophocles", een enthousiast en fraai geschreven werk, rijk aan gedachten en merkwaardig vrij van ongenietbare geleerdheid. De auteur van dit gunstig ontvangen geschrift verheelt volstrekt niet zijn sympathie voor „de filosofie onzer dagen met haar wending na.ar het existentieel©" en noemt in dit verband den naam van Martin Heidegger. Termini als „Existenz", „Entscheidung", , , konkrete Situation", „radikal", „Sein", „Sosein", „Dasein" zijn bij hem niet van de lucht en blijken voor den gang van zijn betoog van constitutieve beteekenis. Eenige van zijn meest karakteristieke gedachten geven we zoo beknopt mogelijk weer.

Figuren als Antigone, de echte tragisclie figuren, lijden, zoo meent hij, onschuldig om der wille van liet „Dasein", dat nu eenmaal nienschelijk leed verlangt. Maar tevens zijn ze in „metaphysisciien zin" (de moraal moet hier verre worden gehouden!) wèl schuldig. Ja in een par excellence tragische persoonlijkheid als Oedipus toont zich „das Dasein als von Grund aus verschuldet, die menschliche Existenz a!s in der Wurzel schuldig". Zonder subjectief zondebegrip wordt hier de „Allverschuldung alles Daseins" aan het liciit gebracht. De mensch „beruien zu willenüichem Han, de!n, vcrworfeu zum ohumachtigen Leiden" (229 vlg.).

Het is de angst alleen, de „religiose Angst des Daseins", die de menschelijke existentie boven de diepte zwevend vermag te bewaren (260). En die „Weltangst" wil de dicliter zijn tijdgenoolen leeren (291). Schrikkelijk te zijn in de hand Gods! (235). Het „Es" speelt met het „Icii" (234). Het „Es"; want de Sophocleïsche God is volkomen immanent, „das Sein" zelf, voor zoover dit van zichzelve weet (266). En dit zijn is een zichzelf handhavende „Ordnung", zuiver immanent. Daar het goddelijke al het zijnde omvat, uit het zich ook in het verkeerde en het booze (269). Ofschoon het zijn zich niet permitteereu kan barmhartig te zijn (256), heet het desondanks genadig, wijl rechtvaardig (269).

En zoo kan Sophocles ons, slachtoffers van subjectivisme en relativisme, laatste nazaten van Euripides, leeren: oriëntatie aan het objectieve en „Seinsvertrauen" (295).

Het spreekt bijna van zelf dat Weinstock (die ook gaarne Kierkegaard citeert) hier geen belijnd filosofisch systeem volgt, maar meer van zekere levenshouding en eenige fundamenteele opvattingen uit ten opzichte van Sophocles positie kiest Er is dus geen sprake van dat we b.v. Heideggers ingewikkelde gedachtengangen min of meer volledig hier terug zouden vinden; zelfs niet in nuce, naar ik meen. Evenmin zijn zeer bijzondere terminologie, al is ook daarvan een en ander overgenomen. Trouwens, 'Teidegger is geen theoloog en Sophocles' probleemstelling, zoo we daarvan mogen spreken, gaat hem m.i. voor het belangrijkste gedeelte voorbij. Niettemin, om de begrippen „Existenz" en „Weltangst" kristalliseert zich een geheel van gevoelens en gedachten, waarop Heidegger onmiskenbaren invloed heeft geoefend.

In hoeverre er verband bestaat tusschen den phaenomenoioog en „dialectische" theologie mogen deskundigen uitmaken (zie dr K. Schilder, Zur Begriffsgeschichte des „Paradoxen" p. 328 vlg. en elders; dr G. C. B e r k o u w e r in „Beproeft de Geesten" p. 110). Eigenaardig genoeg is dat zich bij W e i n s t o c k s beschouwingen nauw aansluit Marcus Ites, die In (ten deele duistere) dialectisclie gelijkenissen een interessant werkje over Grieksche Klassielien, o.a. Sophocles, hoeft geschreven, dat tot titel draagt „Die Bibel im Gymnasium (Kaiser, München, 1932).

Weinstocks beschouwingswijze acht hij voor de evangelische school van het grootste belang. Ook bij Ites woekert de paradox allerwegen welig. Sophocles zou ons doen zien „de onmogelijkheid" van den mensch, zijn „unaufhebbaren Widerspruch". Zin en richting van zijn bestaan zijn onzin en richtingloosheid (69).

Ethisch denlien bezit de mensch (74), maar het ethische is menschelijk en de mensch wordt aan goddelijken maatstal gemeten. Ondanks zijn goed handelen is de mensch verloren (70, 74). Terecht, zoo meent hij, gaat Weinstock uit van het nietethisch oordeel van den Bijbel (88). Hij constateert groote overeenkomst tusschen de Heilige Schrift aan de eene zijde en Sophocles (ook Herodotus) aan de andere zijde inzake de beschouwing van Gods wezen en van den mensch (64). De existentie bij Sophocles schijnt liem niet in strijd met het Bijbelsche zondebegrip, eer hetzelfde (86): „De mensch aan de uiterste grens van het „Dasein" vóór het gapende niets of de redding in het „Dasein" Gods, dat voor het weten toegesloten is; de mensch door eigen weten en willen (= zonde volgens den Bijbel) „versetzt in die Scliwebe"!

We besluiten dezen conspectus van Ites' ideeën over Sophocles met twee kenschetsende aanhalingen. Wanneer de mensch bij Sopliocles beproeft over den dood heen zichzelven zekerheid te verschaffen, b.v. in de gedachte dat zijn naam zal worden vereerd, merkt Ites op: „Auch Christen, das wissen wir, siud in steter Gefahr, durch ihrea Glauben noch sich über den Tod hinaus und durch den Tod Gotles bemachtigen zu wollen. Wollen sie aucli nicht moralische Lauterung, so doch gliiubige, Gottes Gnade aber allein liebt nach der Bibel den Menschen so weit auf, dass er nicht einmal wil wollen köunen. Nur Gnade kann er wollen, d.h. für sie frei und offen sein; das ist dann seine Freilieit". Hoe staat nu de Christen tegenover Sophocles, wieu „das leste Wort der Bibel als Antwort" niet ter beschikking stond? Wij naderen met eerbied. „Wir wissen nicht, wer er vor Golt war, aber woni, dass wir Sunder sind wie er, freilich grössere" (88/9).

Het zal overbodig zijn de Barthiaansche gedachten bij Ites nog eens uitdrukkelijk te signaleeren. Van hem geldt iets soortgelijks als van Weinstock: de lens, waardoor hij zijn Sophocles bestudeert, is gekleurd, i.e. dialectisch. Liefst vindt hij eigen gedachten en overtuigingen in den tragicus terug. Kritiek van eigen wereldbeschouwing uit ligt minder in zijn bedoeling.

Waarom we zooveel plaats inruimen voor deze filologen? Ten deele, wat Weinstock betreft, om den opgang dien zijn werk heeft gemaakt. Vooral om te doen zien: hoe moderne (misschien zich als Christelijk aandienende) levensbeschouwingen op de „Antike" reageeren; hoe noodig het is, met onderkenning van „dialectische" en andere dwalingen, ons een eigen. Calvinistische beschouwingswijze te veroveren inzake de klassieice litteratuur, in dit geval Sophocles. Constateeren wc om te beginnen dat hier bij Sophocles van de „paradox" schijn noch schaduw aanwezig is. Hij toont eenvoudig in levende beelden hoe het den mensch in dit leven vergaat, ook hem die de goden eere bewijst en zich houdt aan het recht. Dat hij de raadselachtige wegen der goden niet expresselijk rechtvaardigt, geen theodicee beproeft, wettigt

niet het hanteeren van paradoxale formules aangaande des menschen „Widerspruch". Dat de goden irratio en ratio tegelijk zouden zijn (W e i n- stock)8) is door Sophocles gezegd noch aangeduid. Veeleer is hier de toon als bij Job (9:12): „Zie, Hij zal rooven, wie zal het Hem doen wedergeven? Wie zal tol Hem zeggen: Wat doet gij? " Hij antwoordt niet van zijn daden — dat lezen we op elke bladzij van den dramaturg.

Wat niet wegneemt dat hier een niet te overbruggen afstand hem van den Bijbel scheidt. Hoe juist het ook gezien is (en de H. Schrift bemantelt het waarlijk niet) dat Gods daden, en met name Zijn handelen met den bezitter van „zaaksgerechtigheid", ons dikwijls onverklaarbaar is door den schijn van onrechtvaardigheid — hoe juist dit ook gezien is: als een dichter niet eens, maar doorgaans zulk een visie op het menschenleven toont, als hij de nobelste figuren aan den ondergang prijsgeeft of aan wanhoop, dan dwingt hij ons de vraag te stellen: wat is hiervan de zin? En aangezien de kunstenaar (althans kunstenaar van zijn allure) tegelijk profeet is, moet hij op zulk een vraag een antwoord geven of door doen schemeren — of hij hult den toeschouwer in het duister der scepsis.


Ondcrstaande noten, behoorende bij het eerste artikel, bleven vorige week abusievelijk uit.

1) Inleiding.

2) We citeeren naar Burgerdijks vertaling, uitgegeven bij Sijthoffs Uitg.-Mij, Leiden.

3) Intochtslied.

4) Dialoogpartij, zoo genoemd naar het „er bij komen" der spelers. Doordat de dialoogpartijen tusschen de koren in liggen, en de laatste oorspronkelijk het hoofdbestanddeel van het drama vormden, kreeg het woord de beteekenis van „episode".

5) Standlied, in onderscheiding van de parodos.

6) Pelops had Oedipus' vader Laïus, zoon van Labdacus, gevloekt.

7) Zoo vertalen we het gunstigst voor Creon. Wellicht is bedoeld in vs 736: „Moet ik dan voor een ander dan mezelf dit land regeeren? "

8) Ook Nestle, Griech. Relig. II, 91 duidt de goden aan als het „Irrationale”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's