GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zending In Oost en West.

n. De nieuwere zending, welke aan het einde der ISe eeuw wordt geboren, neemt in het midden der 19e eeuw een wending, waardoor men spreken kan van de nieuwere zending in de eerste en in de tweede helft der 19e eeuw. De zendingsdirector Rauws heeft in het boek „De zending in Oost en West" in twee hoofdistukken deze geschiedenis behandeld met groote kennis van zaken.

Eerst wordt gewezen op hetgeen in Duitschland met name onder de Piëtisten voorviel, en in Engeland, waar in 1792 het Baptistisch Zendingsgenootschap werd gesticht, in 1795 gevolgd door het Londensche, dat interconfessioneel was.

En vooral van dit laatste genootschap ging de stoot uit tot oprichting van het Nederlandsch Zendeling-Genootschap in 1797.

Het spreekt vanzelf, dat reeds jaren tevoren in deze richting gewerkt was. De Oost-Indische Compagnie, die den zendingsarbeid behartigde, ging te gronde; de kerk zelf had te weinig invloed gehad op den gang van zaken, en ook om andere oorzaken was de zendingsliefde in de officiëele kerk heel gering. En zoo geschiedde het, dat de ontwakende belangstelling bij sommige gemeenteleden stuurde in de richting, waarheen het Engelsch voorbeeld straks ook wijzen zou.

In 1774 was een prijsvraag uitgeschreven over het „faisabelste en aan de minste inconveniënten onderhevig plan ter voortplanting van ons dierbaar geloof en uitbreiding van de kerk van Christus onder dg ongeloovige heidenen in de? Koloniën van den staat", waarop drie antwoorden inkwamen. Zoo had het genootschap „De propaganda Fide", dat deze prijsvraag had uitgeschreven, de voldoening, dat aller aandacht op de zending was gevestigd. Maar al was in de antwoorden wel een weg gewezen, toch sloeg men dien nog niet in; de bezwaren waren no^ teveel en tegroot.

Maar, gelijk wij reeds zeiden, in 1797, en wel op den 19en December, kreeg Nederland zijn eerste zendingscorporatie: het Nederlandsch- Zendeling-Genootschap.

De invloed van het Londensch Zendingsgenootschap is voor de oprichting van het Nederlandsche meer dan formeel geweest. Typisch voor het kennen van den geest uit dien tijd, is hetgeen Ds Rauws schrijft over de beginselen van het Londensche Genootschap, beaamd door het Nederlandsche. Immers het eerste sprak in 1797 uit als fundamenteel beginsel: „den heidenen alleen te zenden het heerlijk Evangelie van den hooggeloofden God en het den bekeerden over te laten dien kerkdijken vorm bij zich in te voeren, die hun het meest met Gods Woord overeenkomstig zou voorkomen". Dit zijn bekende klanken, die in alle mogelijke toonaarden tot op dezen dag op tallooze zendingsvelden worden gehoord!

Het spreekt vanzelf, dat zij, die zoo spreken, ook voor zichzelf de kerk niet op den voorgrond schuiven; en zoo is dan kerkelijke onbepaaldheid een karaktertrek van het Genootschap geworden en gebleven.

Om nog nader ons eerste en meest belangrijke Zendingsgenootschap te leeren kennen, is afschrijving van art. 2 uit de Algemeene Bepalingen niet ondienstig: „Het Genootschap wil gehouden worden voor een algemeen Christelijk genootschap, dat alleen ten doel heeft om het ware en werkdadige Christendom, zooals het in de boeken des Ouden en Nieuwen Testaments is vervat en in de twaalf artikelen der Algemeene Christelijke Geloofsbelijdenis is uitgedrukt, zonder bijvoeging van menschelijke leerbegrippen, eenvoudig en oprecht in de harten der menschen in te planten". De betiteling der leerbegrippen als „mensche- Ujk" is wel kostelijkI

De naam Zendeling-Genootschap is met opzet gekozen, om aan te duiden, dat het een genootschap van zendelingen is; „tusschen het bestuur en de zendelingen is niet de verhouding van werkgever tot werknemer. Het gaat in dezen arbeid eenig en alleen om de zendelingen. Zij zijn de van God geroepenen tot het zendingswerk. Het bestuur moet met hen die roeping toetsen", hen opleiden en tot het werk bekwamen ©nz.; het bestuur heeft een dienende taak.

Wij wijzen wat breed op dit Genootschap, omdat daarmee de nieuwere zending, die tegelijk genootschapszendiug is, werd geboren. Ook is dit Genootschap de moeder geworden van verscheidene andere vereenigingen, zij het ook niet vrijwillig. Ds Rauws laat duidelijk zien, hoe het gestormd heeft in het Genootschap, waarvan het eigenaardige standpunt de oorzaak was. Het handhaafde wel de belijdenis, maar liet het toch aan ieders geweten over te bepalen in hoever men met die bC'tijdenis kon instemmen en meegaan!! Halfslachtig is nog een te zacht woord. Geen wonder, dat er moeiten kwamen.

Het jaar 1864 is „het fatale jaar" geworden voor het Genootschap; toen is de groote exodus begonnen, die zicli steeds meer uitbreildde en tot de oprichting van talrijke zendingscorporaties leidde: Ned. Zendingsvereeniging enz. enz.

Wat hiervan te zeggen?

Het schijnt ons toe, dat Ds Rauws in den derden druk van dit boek een eenigszins ander standpunt inneemt dan Jan Willem Gunning in den tweeden druk. Immers, deze haalde toen een uitspraak van Ds H. Dijkstra aan, zonder nader commentaar, waaruit wij mogen afleiden, dat hij het met die uilspraak eens was: „Het blijft ten zeerste te bejammeren, dat men zich in die dagen niet wat nauwer aaneen gesloten heeft " Ds Rauws voegt aan de vroegere aanhaling nog deze woorden van Ds Dijkstra toe: „... er staat een machtige schaduwzijde tegenover. De giften worden versnipperd; vele krachten gaan teloor; de zending maakt zich tot bespotting door haar verdeeldheid. Daarom schromen wij niet om het opschri.l boven Ccze. bladzijden geplaalst te handhaven: een noodlottige versplintering". "

„Is dit oordeel billijk en juist"? vraagt Ds Rauws, en gaat dan in den breede in op een uiteenzetting van de voordeelen, die de „versplintering" heeft gegeven. Het zij zoo, maar als men den naam van „Oegstgeest" noemt, zegt men tevens, dat men voor de groote nadeelen der „versplintering" toch wel een open oog heeft gehad, meer dan de uiteenzetting van Ds Rauws in dit hoofdstuk zou doen vermoeden!

Het uitteraard korte overzicht van de nieuwere zending in de tweede helft der 19e eeuw is duide; lijk en lokt uit tot het lezen der hoofdstukken, waarin elke corporatie, hier genoemd, afzonderlijk en in den breede wordt besproken.

Wij willen nog bijzonder de aandacht vestigen op het slot van dit hoofdstuk, waarin Ds Rauws handelt over het zendingsleven in Nederland.

Het deed ons goed hier een aanhaling te vinden van zendeling A. Kruyt in Eltheto: „In één ding zijn zij (n.l. de zendingsvereenigingen) echter te kort geschoten. In het algemeen gesproken hebben zij zich teveel beperkt tot eigen kring en veel te weinig zich toegelegd om de zending te doen wortelen in de gemeente. Langzamerhand heeft de kerk haar tegenstand opgegeven, is zij zelfs zeer welgezind geworden, maar daarmee zijn dan ook de grenzen der kringen, waaruit de Vereenigingen leven putten, vervloeid. En waar nu de behoeften voor de zending jaarlijks toenemen, daar heeft de gemeente niet gelijken tred hiermee gehouden. Daardoor is er zulk een groote wanverhouding ontstaan tusschen uitgaven en inkomsten. Bepaalde zendingsgemeenlen vindt men in ons land nog sporadisch. De plaatsen, waar de zending integreerend deel is geworden van den arbeid in de gemeente, zijn helaas nog uitzondering, behalve in de Gereformeerde Kerken".

Dal dit oordeel wordt uitgesproken door een zendeling, heeft nog temeer waarde. Inderdaad, hier wordt door Kruyt de vinger gelegd op de wonde van de Genootschapszending.

Een ieder heeft achting voor den arbeid door e Genootschapszending verricht; ook dit boek egt op elke bladzijde daarvan getuigenis af. En ij zijn het er mee eens. Mjaar de fout schuilt och hierin, dat de kerk zelf er buiten staat. s Rauws is, dunkt ons, niet voor kerkelijke ending, zooals wij die hebben. Trouwens, hij eet ook zeer wel, dat zulk' een zending in de erv. Kerk niet mogelijk is. Maar wij hadden och nog wel iets meer verwacht dan alleen het anhalen van Kruyts oordeel; ik bedoel, een meer aardeerend woord over het feit, dat de Gereforeerde Kerken de zending in bepaald kerkelijke anen heeft geleid.

Natuurlijk zijn wij het er mee eens, dat de gemeenten moeten worden opgevoed voor haar zendingstaak. Dat is in de Geref. Keirken ook noodig; daaraan ontbreekt onder ons ook nog maar al te veel. De zendende kerken en de kerken, die haar steunen, zijn daarom nog niet alle zendingskerken! Ach, ware hat zoo! Maar het voorrecht, door God ons gegeven, is toch, dat de zending bij ons loopt in het kerkelijke spoor. Toch legt dit feit ons temeeft- de verantwoordelijkheid op, belangstelling en waar zendingsleven te wekken, waar deze: nog al te zieer ontbreekt.

Daarom stemmen wij in met de woorden van Ds Rauws: „Die opwekking kan alleen komen door de aanraking met en het bewustzijn van de werkelijkheid der eeuwige dingen. Zulk een zendingsopvoeding, door de zendingsstudie-beweging nagestreefd, beteekent een versterking en verdieping van het persoonlijk geestelijk leven, gepaard met een klaarder besef en helderder inzicht van hetgeen de zending is en doet, de taak die haar wacht, de moeilijkheden die er zijn, en de overwinning die haar in Christus verzekerd is".

Mij dunkt, het gezegde is genoeg, om onze aanbeveling van het boek „De Zending in Oost en West" te rechtvaardigen. Zullen in het bijzonder predikanten en oudertingen de zendingsliefde en zendingskennis kunnen aanwakkeren, dan zullen zij in de eerste plaats op' de hoogte moeten zijn van hetgeen er in ons land gedaan is en wordt, en welke groote en rijke vruchten God ons op dien arbeid in Oost en West heeft gegeven.

Overbodig is het bijna Ie zeggen, dat dit boek keurig is uitgegeven, en dat wij met verlangen uitzien naar een spoedige verscbijuing van het tweede deel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's