GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

y Intellect!

De „Groene Amsterdammer" publiceert een reproductie van een duitsch kalenderblaadje, anno 1935, met 'olgenden tekst:

I n t e 11 e k t! ' Hinweg mit diesem Wort dem-bösen mit seinem jüdisch grellen Scliein! Nie kann ein Mann von deutschem Wesen ein Intellektueller sein! In dezelfde lijn ligt de leer van de „mythe" en de neo- "wtsche bewering des heeren Mussert, in een hollen "riefaan Dr Colijn, dat het nationaal-socialisme niet '"..begrijpen", doch slechts te „voelen" was.

N.S.B.-ijver.

'Ji' het „Handelsblad" (20, III, 36 Av.):

Men zij gewaarschuwd.

Op aanwijzing van bewoners van de Karel du Jar- Jinstraat in Zuid, heeft de politie een man naar het lureau in de P. Aertszstraat geleid, die in genoemde straat bij de woningen aanbelde en gegevens vroeg ^rent de bewoners, hun aantal, ouderdom, gods- J'enst, enz. Hij beweerde van den Burgerlijken Stand s komen, doch kon zich als ambtenaar van dien 'enat niet legitlmeeren. Op het bureau bleek weldra, at de man niet voor den gemeentelijken Burgerlijken tand, doch voor de N.S.B, in verband met verkiezingserk gegevens verzamelde. Hij heeft echter na het Snjpen der politie toegezegd, zijn informatiewerk '6 zullen staken.

Z'„Polakken" en „Pollacken".

'•^^ Groene Amsterdammer" schrijft: Zelfs hun schelden is import.

jf J^ *^ iudeeling der joden in viif groepen, waaraan iodf^'- ''^^^ schuldig heeft gemaakt, zijn de politieke ''''•> . m de terminologie der N.S.B. „Polakken" ge­ naamd, bovenaan geplaatst op de lijst dergenen die vernietigd moeten worden. U hebt natuurlijk altijd gedacht dat de naam van dit genus was afgeleid van dien van Dr Henri Polak. Dit is onjuist. De oorsprong van het nationaal-socialistische scheldwoord „Polakken" moet u zoeken in „Main Kampf", waarin Hitler tegen de joden in het algemeen, maar vooral tegen de Poolsohe joden, door hem steevast „Pollacken" genoemd, van leer trekt. Daardoor ligt dit woord Herr Mussert zoo voor in den mond, en daarom heeten onze joodsohe politici „Polakken".

' Attestaties.

Dr H. Kaajan schrijft in „Utr. Kb.": -

Heeft een plaatselijke kerk het recht iemand het Heilig Avondmaal te weigeren, ook al komt hij met een attestatie uit een kerk, waarmee zij in kerkverband staat?

Volgens Dr Kleyn is de plaatselijke kerk aan volledige attestation van wettige, in het kerkverband staande kerkeraden volstrektelijk gebonden.

Volgens Mr Lohman en Dr F. L. Rutgers zijn de kerken in normalen toestand en in normale gevallen, uit kracht van het op de gemeenschappelijke belijdenis gegronde kerkverband, tot een wederkeerig vertrouwen van elkanders getuigenis zonder twijfel bevoegd en verplicht. Maar indien dat vertrouwen geschokt is, of indien er in een particulier geval reden van twijfel is, dan mag en dan moet elke kerkeraad naar zijn eigen recht en roeping te werk gaan. Daarom zegt dan ook Voetius, dat de attestatie voldoende is zonder nieuw onderzoek of geloofsbelijdenis, tenzij in geval er vermoeden is van onrechtzinnigheid en dat een kerk niet gedwongen kan worden iemand tot haar gemeenschap toe te laten, dien zij om goede redenen meent niet te moeten toelaten.

Amsterdams kerkeraad weigerde de attestatie van Episcopius, omdat hij in Amsterdam reeds sedert geruimen tijd van onzuiverheid in de leer verdacht was.

De opmerking is van beteekenis b.v. in geval een kerkeraad attestatie geeft aan iemand, die gezond in leer en wandel is, doch in het openbaar bewijst, dat 't niet zoo is. B.v. als hij in de N.S.B, bepaalde posities inneemt.

„Te veel drukte"?

Ds J. J. Bouwman schrijft in „Almelosche Kb.": Hoe het mogelijk is, dat men soms in verslagen van redevoeringen leest, dat het heusch met Barth niet zoo erg is en dat er te veel drukte over Barth gemaakt wordt, is mij een raadsel.

Hoe men Barths aanhangers als Calvinisten kan erkennen, wordt mij hoe langer hoe grooter raadsel. In plaats van het te laken moet men God danken, dat tegen de dwaalleer van Barth en de zijnen, die op allerlei wijze gepopulariseerd wordt en zoo doordringt onder de menschen, ons volk gewaarschuwd wordt, opdat men zich niet late afbrengen van het: Immanuel, God met ons.

Fantasieën van „De Waarheidsvriend".

Ds A. M. Boeijinga schrijft in „Haarlemsch Kbl.":

Ijskoud beweert „De Waarheidsvriend", dat Prof. Schilder tegen de in de Hervormde Kerk achter gebleven Gereformeerden zegt: „heden, zoo gij des Heeren stem hoort, verlaat de Hervormde Kerk".

En blijkbaar acht dit blad daarin de algemeene houding onzer kerken tot uitdrukking gebracht. Als een hardhoorendheid zóó erg is, zal het wel niet veel baten, als voor de zooveelste keer nog eens gezegd wordt, wat dan wel is bedoeld.

Ik wil toch nog eens, als in een luidspreker, met één enkel woord onzen wensch, dien wij zien als een heiligen plicht Gods, hun toeroepen: gehoorzaamheid!

„De Waarheidsvriend", hoewel door mij gewezen op het fantastische van haar beweringen, heeft verleden week met geen woord gereageerd.

„Religieus".

„Jodocus" schrüft in „Opbouw", weekblad voor „humanistisch christendoon":

Voor een massa menschen beteekent vrijzinnig zijn: dat men minder gelooft dan orthodoxen. Vandaar, dat een juffrouw mij onlangsi vertelde: „Ja ziet u, mijn man is zoo vrijzinnig, die gelooft bijna niets."

Dan komt men bovendien nog in de war met dat Godsdienstig en rehgieus. Voor veel menschen is dat een maatstaf, hoeveel men gJooft. Godsdienstig ia veel — Vrijzinnig Godsdienstig minder, religieus nog minder en vrij rehgieus bijna heelemaal niets meer. Maar bij het hooren hiervan merkte een scherpzinnig jongetje op: „Maar religieus is toch eigenlijk Roomsch, want bij' ons in de straat is een winkel in lehgieuze artikelen en een non heet in Frankrijk „ime religieuse".

Voor anderen weer is religieus een beetje deftiger dan Godsdienstig.

Ik. ben religieus verzekerde mij een dame van goeden huize. Dat religieus werd uitgesproken met een mooie lange eu. Die klank had iets droefgeestigs, maar was tegelijk een tikje triumpheerend, omdat het zoo'n mooi vreemd woord was.

Ooh mevrouwtje, zei ik, houd u zich daar vooral aan, want die eu past voortreffelijk bij uw parfum en je moet nooit iets forceeren.

En toen glimlachte ze gevleid en nam de opmerking tot zich als een ring aan haar gemanicureerde vingers.

Want, ziet u, een beetje religiositeit staat wel chic. En dié Johannes de Döoper at sprinkhanen. Stel u vóór, zeg! Maar die was dan misschien ook godsdienstig.

Vermoedelijk was die dame „humanistisch" gebakerd. En leefde zijl dus in de onderstelling van de verbindbaarheid van het humanistische bakerschaip met het christelijke (kerk)moederschap.

Eugen Gregor over de aarde.

Marnix schrijft in „Gron. Kerkbode" over een Duitsch 223 werk, van de hand van Eugen Gregor: „De mensch en het raadsel". Uit een kort overzicht, door hem in een blad aangetroffen, vermeldt hij o.m. 'het volgende:

De natuurkunde nam aan, dat de aarde een bol is, zij het dan ietwat afgeplat aan de polen. Gregor heeft het over een proef door natuurkundigen genomen in de golf van Florida. Ik zal die proef nu niet beschrijven. De slotsom was, dat de aarde geen bol ka.11 zijn, en meer heeft van een hollen schotel. Het aardoppervlak is niet de buitenkant van een ronden kogelj maar de binnenkant van een hollen kogel. Even verder:

Gregor zegt, dat wij lang meenden van de hemellichamen alles te weten. Men kon hun bewegingen voorspellen en het kwam uit.

Men sprak over een geweldig heelal met veel zonnestelsels.

Ons zonnestelsel was het kleinste. En dan onze aarde een haast nietige bol.

Goed; en dan kwam de vijandschap tegen de Schrift en de menschen zeiden: wat een verbeelding van den mensch, dat die aarde nu het centrum zoude zijn. Thans echter ziet men weer 't raadselachtige der hemellichamen en van het heelal. Daar is een geleerde, Ernst Barthel, die een nieuwe theorie van den vasten sterrenhemel heeft uitgevonden.

Men strijdt tegenwoordig over de vraag, of het heelal zich al dan niet uitzet, of het al dan niet een constante grootte heeft.

Maar de theorie van Barthel leert nog heel wat anders. Zij zegt, dat de sterren in het geheel geen hemellichamen zijn. Het heelal is niet dan een electromagnetisch kraohtstation. In verhouding tot de aarde is het heelal zelfs niet heel groot. En alle sterren, de zon meegerekend, zijn belangrijk kleiner dan de aarde.

Heel dat heelal, met de aarde als het grootste stuk, bevindt zich, zoo zegt een Amerikaansche natuurkundige, in het binnenste van een hoUen hol, als een noot in zijn harden bast.

Wij zien dus de aarde geplaatst in een bol met harden wand, net zooals ons natuurlijk oog dat opmerkt en de zon en de sterren zijn maar electrische lampen, veel kleiner dan de aarde.

We zullen evenals Marnix onze kalmte maar bewaren bij het lezen van zulke dingen. Er zit trouwens voor een gewoon mensch ook niets anders op. Wel zijn we het met Marnix eens, als hij zegt, dat we onze kalmte als Schriftgeloovigen eigenlijk altijd konden hewaren, ook toen heel andere meeningen zijn verkondigd.

Gemeene Giatie.

„The Standard Bearer" (Ds Hoeksema) schrijft:

In Jan. 1930 schreef Dr Schilder, als reflectie op hetgeen zekere „Je Amerikaansche vriend" gerapporteerd had, dat ik zou geschreven hebben over de ontkenning van de gemeene gratie in Nederland: „Maar als het waar is, dat in Nederland de gemeene gratie niet meer als een algemeen erkende waarheid wordt voorgesteld, dan geloof ik, dat tegenspraak zonder meer volstaan kan".

De bedoeling van boven aangehaalden zin is, dat het in 1930 schier ondenkbaar was, dat de gemeene gratie niet algemeen als waarheid zou worden erkend, zoo ondenkbaar, dat het geheel overbodig was om dit zelfs in discussie te brengen. Wie het tegendeel zou beweren, zou eenvoudig kunnen worden tegengesproken zonder meer.

Zoo staat de zaak in Nederland thans niet meer. Ik geloof niet, dat Dr Schilder in 1936 zou kunnen herhalen, wat hij op dit punt in 1930 schreef.

Ik geloof, dat Ds Hoeksema verkeerd ziet. Hij schijnt te vergeten, dat ik tegen Dr Kuypers gemeene-gratie-leer niet het bezwaar inbracht, dat zij ons zakelijk op het volle menschenleven aangewezen noemde, doch dat de door Dr Kuyper gelegde grondslag te eng was; m.a.w. wat Kuyper wilde „veilig stellen", wil ik minstens nog veel „veiliger" helpen stellen. En dat is wat anders, dan in Amerika door sommigen bedoeld is.

Peisdebat.

Dr J. V. Lonkhuyzen schrijft in „De Wachter" (Amerikaansch):

In onze kerkelijke pers is het geen zacht weertje. . Daar is nog vaak een tamelijk vinnige polemiek aan de orde van den dag, hetzij ronduit, of steken in bedekten vorm. Het merkwaardigste bij dit alles is de houding welke een blad als „De Heraut" inneemt. Toen dit blad iets met „De Reformatie" had goed te maken, was het er als de kippen by om te zeggen, dat het zeer het voorstel VEUI de Classis Den Haag waardeerde om de polemiek te staken, en dies daar niet meer aan zou doen. En sinds is dat blad, vaak met opneming van artikeltjes tegen Dr Schilder, bezig gedurig te polemiseeren! De Kerkbode-pers is verdeeld. Sommigen trekken partij voor „De Heraut", anderen, en niet zoo weinigen, voor „De Reformatie", Vreemd! Toen „De Heraut" tegen schrijver dezes uitvoer op een wijze zooals „De Reformatie" nog nooit tegen iemand gedaan heeft, toen geen artikeltjes in de pers met: „Moet dat nu zóó? " Toen geen klachten dat zulk een wijze van polemiseeren „gevaarlijk" was. Toen zweeg men. Maar nu — en vreemd genoeg „De Heraut" vooraan —• moet Dr Schilder over zijn polemiek, of wijze van polemiseeren, gekapitteld worden. Om particuliere redenen wil ik er niet meer van zeggen al zullen we er wel meer van hooren.

Mr Duys, Buchmanbeweging, kerk.

De heer H. Algra schrijft in „Leeuw. Kb.":

In sommige bladen wordt een verslag gegeven van wat Mr Duys heeft gezegd in Denemarken op een groote conferentie van de Oxfordbeweging. Ik heb die toespraak voor de radio gehoord en er ook volledige verslagen van gelezen. Het heeft velen met mij' pijn gedaan, dat de toespraak van Mr Duys begon met een aanval op de kerken.

Hij heeft in zijn toespraak ontroerende dingen gezegd Qiver den troost, dien hij had mogen vinden bij God in de zwaarste dagen van zijn leven. En wij zullen 0ns er wel voor wachten, op zulk een woord critiek uit te brengen.

Maar hij heeft ook over andere dingen gesproken.

Ook over de verhouding tusschen de Buchmanbeweging en de kerk.

En dat gedeelte was heel kras.

De kerken, dat is de dood; de Buchmanbeweging is het leven.

In die scherpe, absolute tegenstelling heeft Mr Buys de kerk en de groepsbeweging gesteld.

Wij hebben daarop reeds eerder gewezen.

Maar wij hebben reden, om er op terug te komen.

In sommige bladen, ook in een kerkelijk Gereformeerd blad, vonden wij! de toespraak opgenomen, tervrijl de bewuste passage was weggelaten. Wij; achten dat ongeoorloofd.

Want door deze onvolledigheid wordt het verslag onjuist.

Plichtsontduiking.

De heer H. Algra schrijft in „Leeuw. Kb.":

Dezer dagen las ik in een kerkeraadsverslag, dat de kerkeraad van plan was een pas ontstane piedikantsvacature niet weer te vervullen, maar inplaats daarvan over te gaan tot het benoemen van een hulpprediker.

Dat is een besluit, dat niet zonder gevaar is te achten.

Want practisch komt het er in zulke gevallen op neer, dat de dominee wordt vervangen door een hulppxediker, dat wil zeggen door een dominee voor half geld. Het werk, dat hij moet doen, is vrijwel hetzelfde als dat van zijh voorganger. Alleen mag hij de sacramenten niet bedienen. En bij' het begin en het einde van den dienst is het ook aan een enkel woordje te hooren, dat het een candidaat is. Maar overigens doet hij hetzelfde werk. In sommige plaatsen onthoudt men hem dan ook den latijnschen titel dominee niet.

Daar lijdt de beteekenis van het ambt onder. De gemeente wordt geleerd, dat de offers, die gebracht moesten worden, om weer een predikant te beroepen, wel voor de helft kunnen worden bespaard. Een hulpprediker, dat scheelt gauw twee duizend gulden in een jaar. En men is er ook niet aan getrouwd. Men kan hem nemen per maand of per jaar.

Met andere woorden, men leert de gemeente haar verplichtingen te ontduiken.

Eén man meer!

Ten vervolge merkt de heer Algra nog op:

Mijns inziens is de benoeming van een hulp'prediker alleen dan geoorloofd, als die benoeming wei'kelitk beteekent: een man méér.

Nooit mag zdjh benoeming de beroeping van eer. predikant overbodig maken. Hij moet eigenlijk een surnumerair zijn, dat wil zeggen: iemand boven het gewone getal.

En dan liefst met een speciale opdracht. Met name aan Evangelisatiearbeid kan hier worden gedacht.

Maar ook, als hiji in de eigenlüke gemeente werkzaam is, dan geve men hem zooveel mogelijt een speciale taak. En niet een eigen wijk.

Want dan wordt terstond weer het gevaar openbaar, dat hij! door de gemeente wordt beschouwd als een predikant voor slijtersprijs.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1936

De Reformatie | 8 Pagina's