GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paschen.

Wij mogen weer Paaschfeest vieren. Maar wij zullen dit niet doen bij wijze van h e r ii a 1 i n g. Bij herhaling vieren wij lente of zomer< de verjaardagen van het koninlclijk huis, belangrijke historisclie data. Bij herhaling hadden de heidenen Imn vasten jaarcyclus, omdat zij geloofden in een „eeuwigen kringloop" der dingen. Wie zoo Kerstfeest of Paaschfeest viert, die doet alsof de christelijke feestdagen ook onder zulk een jaarlijkschen ommegang vallen, terwijl zij juist tezamen verkondigen, dat de kringloop der wereld overwonnen is in Hem, Jezus Cliristus. "Wij kunnen dan ook niet geroepen worden om Paaschfeest te vieren als vorig jaar, maar wij worden geroepen om het PaascÜ'eit dit jaar opnieuw in te denken, opdat \vij het heilsfeit nog beter verstaan dan vorig jaar, en wij het nog breeder belijden. Het heilsfeit, zooals het door de kerk beleden is, blijft hetzelfde, maar het inzicht mag niet hetzelfde blijven. Wij loopen anders gevaar Paasclifeest te vieren^ zooals de wereld haar lenlefeest houdt. Wij doen dan ooli alsof het Paaschfeest een regelmatig terugkeerend feest is. Onze wjjze van feestvieren is dan wereldgelijkvormig, want wij hebben niet den ommegang — Goddank niet — maar den opgang, de reclite opvaart uit de wereld vani den kringloop lot de wereld van Gods onbewegelijk koninkrijk. Hoe zullen wij dan dit jaar Paaschfeest vieren? i-aten wij de opstanding van onzen Heere Jezus Christus leeren zien als een zaak des verbonds. il.a.w. laten wij ook met het heilsfeit van Paschen 'eruggaan naar wat in den beginne was. Dit mogen wij doen, omdat de Schrift zelf Christus als twee- •ien Adam stelt tegenover den eersten Adam, en zij er steeds op uit is, om ons er van te doordringen, •lat het werk van den tweeden Adam herstel is 'an het werk van den eersten Adam. En in den '> eginne lieeft God in het vooruitzicht gesteld het eeuwige 'leven, als Adam de groote gehoorzaam- Midsdaad gedaan zal hebben, i) En wat dit eeuwige leven zou zijn, daar kon Adam, als „levende ziel", wel over na'denken en hij moet, er ook over naflenlien, maar hij zal niet kunnen zeggen: dit is iet Want ook Adam weet ijiet, wat God bereid 'leeft in het verbond. Wat het eeuwige leven is, ^^ Adam pas kunnen zeggen, als hij het ontvan- §en heeft. Hij kent het dan uit ervaring.

"in nu mogen wij uit deze beloofde verbonds- "eerlijkheid, nl. het eeuwige leven, dit ééne toch Wel afleiden, dat dit eeuwige leven behoorde "ideze wereld, tot deze historie. IM.a.w. Adam ™i het ontvangen hebben n a volbrachte gehoor- «aamheid, dus in de historie zelf, en niet aan het öQde der historie. En zoo zou in het paradijs dit euwige leven bekend geworden zijn, zou in de storie zelf de overgang gezien zijn van Adam •"s «levende ziel" tot Adam als „levenden geest". In het paradijs was dan geweten tot welke heerlijkheid God den mensch ging roepen, heel de verbondsgemeenschap van den eersten Adam. Maar deze heeft de groote gehoorzaamheidsdaad niet gedaan, hij struikelde op den weg naar deze verbondsheerlijkheid: het eeuwige leven. En nu blijft dit eeuwige leven een geheim, het wordt jiu niet geweten, want deze verbondsheerlijkheid komt pas na verbondsgehoorzaamheid. Wel mag de eerste Adam en zijn geloovig zaad op deze verbondsheerlijkheid hopen in Jezus Cliristus, maar zij is niet bekend geworden, zij is niet gezien. Het zaad der vrouw, dat op Christus leert hopen, weet dus deze verborgenheid niet: het eeuwige leven. En als nu bijv. Prof. Obbink in zijn Inleiding tot den Bijbel van het boek Prediker zegt, dat dit boek „wel heel duidelijk toont, wat aan Israels godsdienst ontbrak: het uitzicht na den dood", dan heeft hij liiermede de kern der zaak niet genoemd. ^) Wat aan hel 'Oude Testament ontbrak en den Oud-Testamentischen vromen verborgen was, dat was het eeuwige leven, optredende in ons historisch vlak, een glorie, die openbaar moest worden in deze wereld, want in deze wereld was zij den mensch toegezegd, en in deze wereld had God hem er op leeren hopen.

En wie het weer zoo ziet^ dat het eeuwige leven een zaak van het verbond zelf is, en het verbond met de historie is saamgeweven, die begrijpt nu, dat op Paschen niet iets nieuws geschiedt, maar dat op Paschen openbaar wordt, wat reeds in 't paradijs in hel vooruitzicht gesteld was, n.l. het eeuwige leven, dat den mensch een geheel nieuwe en nu onveranderlijke bestaanswijze geeft. En als Paulus schrijft, dat Christus het leven en de onverderf elijkheid aan het licht gebraclit heeft, dan is dat de oude glorie, in het verbond beloofd, die nu gezien is, die nu ook gekend wordt, zoodat wij weten, wat het is, zoodat wij nu ook den overgang kennen van „levende ziel" tot „levenden geest". Wat nieuw is, dat is de weg, waarlangs dit eeuwige leven nu gekomen isj Hiet is nu gegeven na de gehoorzaamheidswerken van den tweeden Adam, die daartoe gehoorzaam moest worden tot den dood des kruises. De weg is nieuw — van lijden tol heerlijkheid — maar de heerlijkheid zelf is niet nieuw, zij was de oude, in het paradijs reeds beloofd, want genade is immers herstel!

De vreugde van Paschen is dan ook, dal nu geweten wordl de overgang, het punt des tij ds. Het eeuwige leven komt als de verbondsheerlijkheid, en het komt in een punt des lijds, waarop God ons overzet van levende ziel lot levenden geest, en dit punt des tijds is gezien in deze historische werkelijkheid, waarin wij koopen en verkoopen, waarin wij huwen en ten huwelijk uilgeven. Christus behoorl dan ook, hoewel Hij na Paschen ten hemel vaart, nog wezenlijk lot onze historie, en ons leven. Hij is geen vreemde geworden. Hij' is alleen verheerlijkt Hij heeft nog dezelfde lichamelijkheid, al is de bestaanswijze daarvan geheel nieuw geworden. Hij mag dan ook van deze wereld en deze historie niet losgemaakt worden. Wie zulks doelj verbreekt daarmede de eenheid van hel verbond, en daarmede de 'ééne verbondsgeschiedenis. De opgestane Christus bewijst nu, dat de jaren geen eeuwige kringloop zijn, maar dat onze jaren heendringen naar het punt des tijds; dat wij wel kennen regelmatige afwisseling van lente en zomer, herfst en winter, maar dat nu straks — wijl ons Hoofd Zijn punt des tijds gehad heeft — ook ons punt des lijds en dal van hel gansche creatuur komen moet. Onze feestdagen zijn niet opgekomen uit den kringloop der dingen, maar uit het geloof, dat wij in rechte opvaart op weg zijn naar de verbondsheerlijkheid — hel eeuwige leven. En hiermede verschillen wij principieel van de wereld, die haar feesten viert bij herhaling. Wij hebben maar één feest, dat de verbondsheerlijkheid teruggekomen is in den tweeden Adam, dat deze verbondsglorie nu gekend, nu geweten wordt. Geen dag is herhaling van den vorigen dag, geen lente herhaling van die aan haar voorafgegaan is, maar alle dagen zijn nu een korter bij brengen van het punt des lijds, dal ons brengen zal „het beeld des hemelschen".

Wie de heilsteilen gelooft, vindt hel nu zoo gewoon, zoo vanzelfsprekend, zoo eenvoudig: de glorie der kerk, en de glorie van den kosmos. Want God heeft een verbond, en in hel verbond Zichzelf verplicht ons deze heerlijkheid te geven. En Jezus Christus heeft haar reeds ontvangen, als de eerstgeborene uit de doodeii. lïn wij moeten nu volgen, want in het verbond is aan Hoofd èii leden het eeuwige leven toegezegd.

Wij zullen dan op Paschen trouw het heilsfeit van Christus' opstanding belijden, in-gemeenschapvan-geloof verbonden met allen, die vóór ons dit heilsfeit ook beleden hebben in de kerk. En wij zullen ons iiizichl trachten Ie verdiepen, om ons te sterken tot den strijd tegen allen, die dit heilsfeit loochenen, of aan dit heilsfeit een nieuwen inhoud geven. En met dit trouw belijden zullen wij de dwazen zijn voor de wereld, maar de wijzen naar God. IMaar dit weten wij immers wel? ;


DZie s Af ü over r, het '"='• eeuwige leven: ie Prof. Dr K. Schilder, „Wat '* Ie Hemel? ", blz. 125/126.

2) Inleiding tot den Bijbel, door Dr H. Th. Obbink en Dr A. M. Brouwer, blz. 118/119.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's