GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen antwoordde Jezus en zeide tot haar: o vrouw, groot is uw geloof. Matth. 15:28 a.

Vertrouwen in Christus' mandaten.

De geschiedenis van de Kananeesche vrouw, die Mattheüs ons hier beschrijft, heeft nog al eens dienst moeten doen als „illustratie" van geloofsbeproeving of als bewijs van wondergeloof. Maar wie zegt: hier hebben wij een exempel van geloofsbeproeving, die zegt te veel. Immers van geloofsbeproeving kan men spreken in den kring des verbonds. Daar kan beproefd worden of dalgene, wat er moest zijn, er is; maar buiten den kring des verbonds kan men toch slecht „geloofsbeproeving" hebben. En wij zijn hier toch in de deelen van Tyrus en Sidon. Wie het ziet als een exempel van wondergeloof, die loopt vast met Jeizus' woord aan het eind: o vrouw, groot is uw geloof. Prijst de Heiland wondergeloof, is dat de schoonste vrucht, die onder Zijn werk groeit? Maar hoevelen zijn genezen, en hebben toch geroepen „neem weg, neem weg"?

Daarom moeten wij opnieuw de vraag stellen, waarom prijst de Heiland deze Kananeesche vrouw? Blijkbaar om haar antwoord op Jezus' woord. En wat heeft de Heiland gezegd? Hij zeide, dat het niet betamelijk was het brood der kinderen aan de hondekens te geven. Hij was gezonden tot de verloren schapen van het huis Israels. Hjj had dus bepaalde mandaten ontvangen van Zijn Zender (vs 24), en Hij zou zich aan die mandaten houden, en daarvan niet afwijken (vs 26). En deze Kananeesche vrouw aanvaardt Zijn woord. Goed, Heere, ik geloof aan Uw zending, aan Uw opdrachten, aan Uw mandaten: eerst de kinderkens. Ik wil gaarne gelooven, dat Gij niet anders moogt. Maar als er eens overvloed is, als er voor de kinderkens eens meer^jfjan genoeg is, blijft er dan niet wat over voor een ander? Dat is toch ook een huisregel, wanneer er overvloed is? Als Gij gezonden zijt tot het huis Israël, valt daar dan ook wel eens niet wat van de tafel, en daar een ander wel eens niet van? profiteert

En als deze Kananeesche zoo spreekt, spreekt zij heel anders dan in vs. 22. Daar heeft zij gevraagd en geroepen als 'n „rechthebbende", als een „kind van Abraham", immers zij riep „Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner"! Zij deed dat in haar onwetendheid. Maar de Heiland heeft haar verder gebracht, zij kan niet vragen als een „rechthebbende", want zij is geen „kind van Abraham". En zij moet nu één van beide kanten uit, zij moet nu vragen om een „geschenk" uit den verbondskring van Abraham. Als zij niet vragen kan als een „rechthebbende", mag zij dan misschien vragen als een „bedelares"? Of zij moet nu zeggen: wat doet gij dan hier, Jezus van Nazareth, ga dan toch weer weg naar Uw eigen land! En zij doet het eerste.

Dus spreekt zij haar vertrouwen uit in Jezus' mandaten en zij zegt: „Heere help mij dan op de wijze, waarop Gij mij helpen moogt. Ik jCrken ootmoedig, dat ik die niet weet, maar ik geloof, dat Gij goedertieren zijt en groot van liefde, dan zult Gij zelf hier ook een uitweg zien, om mij te helpen. Ik vertrouw U volkomen". Én dit zich schikken naar Jezus' woord', dit buigen voor Zijn opdrachten, dit erkennen van Zijn-gezonden-zijn, dit is het, wat de Heiland in haar prijst. Zij heeft eerbied voor het gebod, dat Zijn leven beheerscht. En dit is het groote verschil tusschen deze Kananeesche en de Joden. Want dezen willen Jezus mandaten, opdrachten geven. Hij moet hun gehoorzaam zijn. Zij willen niet zien, dat Hij alleen mandaten heeft van Israels God, Die Hem gezonden heeft. De Kananeesche kan dan ook geduldig wachten. Hij kiest de welgebaande wegen. Maar de Joden kunnen niet wachten, zij verti'ouwen Hem niet meer.

En zoo is dit het groote geloof, dat Jezus prijst: vertrouwen in Zijn mandaten. Het onvoorwaardelijk aanvaarden, dat Zijn werkmethode beheersclit wordt door Zijn werkopdracht. En wie zulk een vertrouwen „voedt", die kan ook wachten, die kan het hebben, dat het feest met Jezus zoo lang duurt, dat het over eeuwen verloopt en nog eens eeuwen, die kan er nu tegen, dat Jezus straks bij de Hemelvaart al Zijn glorie medeneemt naar den hemel, dat Hij Zich aan ons oog onttrekt. Want die vertrouwt Hem geheel en al, dat Hij slechts uitwerkt Vaders mandaten. Die weet, dat Hij straks vragen zal: heb Ik u niet gegeven alles, wat in het verbond was toegezeid, is uw beker niet overvloeiende, en dat wij slechts antwoorden kunnen: Ja Heere, Gij zijt getrouw geweest, Gij zijt groot geweest in gelioorzaamheid, en daardoor is het gekomen, dal nu 's Heeren huis van vreugde druisclit.

En wie vertrouwen heeft in Christus' mandalen, is die het ook niet, die zich door Christus mandaten laat geven, want in het huis Israels werkt ieder naar de hem gegeven mandalen, opdat het werk Gods bevorderd worde. Gaan gehoorzaamheid en vertrouwen niet hand aan hand?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 1936

De Reformatie | 8 Pagina's