GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe Moraal?

II.

De bolsjewistische leuze dat de moraal uit het leven moet voortkomen, is niet nieuw.i) Zij heeft van oudsher de menschheid door haar aangenamen klank en schijnbaren eenvoud' bekoord. Een mensch, die naar oprechtheid streefde, zoo werd betoogd, kon alleen datgene als waarheid erkennen, wat in het leven zelf zijn oorspronig had. Indien hij voortging met zidi te onderwerpen aan wetten, die hem „van buiten" waren „opgedrongen", zou hij ongetwijfeld groot gevaar loopen tot huichelarij te vervallen. Slechts een zedeleer, welke in het steeds wisselende leven wortelde, zou den mensch tot rechtschapenheid kunnen opvoeden, en hem bevrijden van alle dubbelhartigheid. Het hedendaagsche communisme verbreidt zulke beschouwingen met kracht. „Zijn moraal, " schrijven de Webbs 2), „breekt op een besliste wijze met het valsdie schaamtegevoel, de geniepigheid en geheimdoenerij, waardoor de ouderen nog steeds in de war gebracht worden, 'en welk© men beschouwt als enkel nuttelooze, „misselijke producten" van kerkelijk bijgeloof en duivelenvereering".

In een dergelijke leer, welke het leven als de eenigste waarheidsbron en den oppersten wetgever 'prijst, wordt echter het waarheids begrip grol geweld aangedaan. We hebben er den vorigen keer reeds op gewezen dat zij in de practijk niets anders is dan een oppervlakkige nuttigheidisethiek. De vraag: wat is waarheid', wordt geheel verdrongen door de vraag: wat is waardevol, of daarmede gelijk gesteld. Zulk een diepe val was te verwachten: Aan de verheffing van het leven tot den oorsprong van aUe waarheid, gaat namelijk een oordeel vooraf, dat in werkelijklieid groote vernedering van dit voorwerp der vereering beteekent. Het wordt uit den Scheppingssamenhang losgemaakt: Zijn GoddeUjke her- 'icomst wordt ontkend, en zijn eigenlijke bestemining geheel voorbij gezien. De onafhankelijkheid, die het leven zal verkrijgen, moet het met zijn hoogste waarden betalen.

Natuurlijk is, om met Prof. Aalders te spreken, de zedelijkheid een „intens persoonlijke grootheid", en „voor alles een zaak van het leven".^) Maar 'daarmede is — zooals de hoogleeraar zelf ook uitspreekt — nog maar weinig gezegd. Voor alle dingen komt het erop aan, welke plaats aafl dit leven wordt toegekend. „Het leven zonder meer, " schrijft Prof. Aalders verder, „verloopt in een zich uitleven. Evenals een rivier zonder oevers haar water niet kan vasthouden en voortstuwen, zoo behoeft het leven een norm, een ideaal, een taak en een plan om inderdaad leef-baar te zijn." Of concreter uitgedrukt: het leven zonder den band met den Schepper beteekent den ondergang, het is een verdorven leven. Van dat leven is de zedelijkheid geen zaak.

Maar ook een „hooger leven" kan uit zichzelf geen wet voortbrengen: het moet eveneens naar God luisteren, en van Hem alles verwachten. Het woord van Jezus — waarop ook Prof. Aalders in zijn critiek op de levensfilosofie wijst —: „Want zoo wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen, maar zoo wie zijn leven zal verliezen om mijnentwil, die zal het vinden", leert ons zoo duidelijk dat het leven niet het hoogste goed is, en dat het niet om zijns zelf'swil bestaat.^)

„Bij het leven zelf, " heeft Prof. Bavinck leens gesproken ^), „komt het niet slechts op het bestaan of op den lust en de sterkte, doch allereerst op den inhoud, op de qualiteit aan. En die inhoud en qualiteit wordt juist door de waarheid bepaald. De waarheid is meer dan het empirische leven waard; Christus gaf voor haar zijn leven prijs. En toch verwierf Hij in dien weg ook het leven weder."

Het is niet onze bedoeling om in dit stuk dte levensfilosofie in het algemeen te ontleden. Dat zou veel te ver voeren. We willen ons beperken tot den vorm, waarin het bolsjewisme haar heeft iverbreid, om daarover eenige opmerkingen te maken.

De bolsjewistische revolutionaire maatschappijleer heeft een biologische levensbeschouwing als basis. Daarom neemt ia deze leer de nuttigheidsen doelmatigheidsvraag zulk een voorname plaats in. Dat geldt voor het individueele leven, dat geldt in nog sterkere mate voor het sociale leven. We herinneren aan de uitspraak van Bucharin, dat de inhoud der moraal niets anders is dan zeker stel van gedragsregelen, noodig om een bepaald doel te bereiken.

Met een enkel voorbeeld willen we de beteekenis en de consequenties van deze moraalbeschouwing trachten duidelijk te maken. De lezer wil ons de keuze daarvan wel verontschuldigen; zij hebben betrekking op gruwelijke zonde-openbaringen. 'Maar niets kan weUicht beter de zedeloosheid' der bolsjewistische „zedeleer" demonstreeren dan de wijze waarop daarin over de bedoelde schrikken lijke wandaden wordt geoordeeld.

Bij de samenstelling van het nieuwe Russiscte. wetboek van strafrecht, deelen de Webbs mede, wisten de bolsjewistische rechtsgeleerden niet goed welke houding zij tegenover sommige handelingen, die ia de wetten van ieder beschaafd land als: groote misdaden gebrandmerkt waren, moesten aannemen. In het bizonder gold hun zorg de zonde van de bloedschande. Het schijnt nu dat zij een aantal vooraanstaande physiologen en practiseerende medici privatelijk over het „probleem", dat hen bezi, ghield, hebben geconsulteerd. Deze adrviseurs — reeds het kiezen van deze menschen in hun kwaliteit van deskundigen op biologisch tert^etn, om een ethisch vraagstuk op te lossen, spreekt voor zichzelf — moeten toen geantwoord! hebben, dat zij weliswaar de bloedschande als een ergerlijke daad beschouwden, maar dat noch op Mstorische, noch op hedendaagsche wetenschappelijke gronden het bewijs geleverd kon worden, dat zij schadelijk was voor de nakomelingschap of voor depublieke gezondheid. „Bijgevolg", heet het letterlijk, „is de bloedschande (in Rusland) geen misdrijf, ofschoon het bureau, waar de huwelijken gesloten worden, wel instructies heeft gekregen om de inschrijving van huwelijken van nauw met elkaar verwante personen, met inbegrip van btoers en zusters, te weigeren."

Wij vernemen niet waarom de geraadpleegde medici de bewuste daad weerzinwekkend vonden. Zij zullen hier wel degelijk zuiver ethische overwegingen hebben laten gelden. En wellicht hebben ook de autoriteiten het niet aangedurfd om deze grove zonde offidëel te sanctionneeren, wijl bij hen nog een overblijfsel was van de ingeschapen zedewet. De meest van God vervreemde mensch schrikt wel een oogenblik terug wanneer hij op het punt is geheel tot het dierlijke te vervallen. De motieven, welke het leven in de Sovjet-Unie b e h e e r s c h e n, worden ons echter ia het weergegeven betoog maar al te duidelijk onthuld. O pid a t de gevolgen van deze gruwehjke daad niet schadelijk zijn voor de publieke gezondheid, is zij geen m i s d r ij f, is zij niet strafwaardig!

Beter dan een analyse van de algemeene principia der nieuwe bolsjewistische moraal, welke een „positieve zedeleer" zou zijn, is het gegeven voorbeeld geschikt om haar God- en mensdionteerend karakter aan te toonen. Zoowel de inhoud

der conclusie, als de wijze waarop zij getrokken is, verraadt een groote vijandschap tegen God.

„De bolsjewistische ethiek is gebaseerd op de hygiene." Wat deze uitspraak beteekent, is uit het voorgaande klaar gebleken. Het gaat hier niet, zooals sommigen meenen, om het vinden van goede voorschriften, die den gezondheidstoestand moeten verbeteren. Het gaat bij de bolsjewisten om het criterium van goed en kwaad, om de vraag wanneer een bepaalde handelin_g een m i s- d r ij f, een ^ o n d e is. Om die vraag te beantwoorden gaan zij dus het „hygiëniscih effect" daarvan na. Niet alleen dat nu een daad, welke den physieken welstand bevordert, zedelijk goed genoemd wordt — ook dat is natuurlijk principieel geheel te verwerpen; men denke hier b.v. aan de rol, welke in sommige landen bij de wetgeving aan de eugenetiek wordt toegekend —: de leidende figuren in Sovjet-Rusland gaan nog veel verder. De binding van de moraal aan de hygiëne, aan de publieke gezondheid, aan den pubUeken welstand etc, is zoo volkomen, dat een daad, waarvan niet kan worden aangetoond, dat zij in bio^ logischen (of sociologisöhen")) zin s c h a d e 1 ij k werkt, geen strafbaar feit, geen mis^d r ij f is.

Het gegeven voorbeeld staat niet alleen. Uitingen vajn homosexualiteit b.v., werden vóór 1934 in de Sovjet-Unie niet tot de misdrijven gerekend: in het wetboek van strafrecht was geen enkel artikel daaraan gewijd. Dat is nu anders: ze worden tegenwoordig zwaar gestraft. Men meende namelijk dat buitenlanders op de aangeduide wijze de physieke kracht van het Rus: sische volk wilden verzwakken. Bovendien was de vreeselijke uitwerldng op het jonge geslacht duidelijk merkbaar. Pas wamieer de „schade" waarneembaar is, wordt de daad gestraft.') De juiste moraal in Rusland moet immers „langs experimenteelen weg" gevonden worden! De menschheid lijdt echter door deze vertreding van Gods geboden bitter.

Excessen van allerlei aard op zedelijk gebied worden „afgeraden", o.a. omdat „de wetenschap aantoont, dat zij nadeelig voor de gezondheid zijn". L e n i n gaf eens in een gesprek met Clara Zet kin te kennen, dat de „huidige hypertrophie in sexueele zaken geen vreugde en kracht aan het leven schonk, maar ze juist wegnam". „In de eeuw der revolutie, " voegde hij eraan toe, „is dat slecht, heel slecht". „Gezonde lichamen, gezonde geesten", riep Lenin in hetzelfde gesprek geestdriftig uit. Wanneer maar goed voor het lichaam gezorgd wordt, komt de rest vanzelf in orde.

Niemand zal natuurlijk de hygiëne willen minachten. Zeer dikwijls worden terecht ook in Christelijke landen daden mede om hun nadeelige werking voor de gezondheid afgekeurd, b.v. het drankmisbruik. Maar daarmede is de hygiëne nog geen basis der ethiek geworden. Heel schoon zegt het de .Heidelbergsche Catechismus: „Dewijl ons lichaam en onze ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zoo wil God, dat wij die beide zuiver i& n heilig bewaren."

Is er beter antwoord denkbaar aan het adreSr van hen, die het biologische leven als het eigenlijke leven beschouwen en alle normen daaraan willen ontleenen?

Het utilitaristische karakter der commimistische „ethiek" drukt op het gansche Russische leven van heden zijn stempel.

Een uitnemend kenner der Sovjet-Republiek, de Amerikaan W. H. Chamberlain, heeft daarover in zijn voortreffelijk werk „Russia's Iron Age" eenige eenvoudige, leerzame opmerkingen gemaakt.^)

„De communistische moraal, " schrijft deze auteur, „is door en door pragmatisch, en heeft een dieo© minachting voor absolute normen. Al wat den vooruitgang van het communisme bevordert, is steeds goed. Al wat hem vertraagt, is slecht. Deze houding valt bijzonder op wanneer de waarheid verteld moet worden. Indien een aangename leugen beter geschikt is om den vreemdehng lekker te maken of om het meer lichtgeloovige gedeelte der Russische bevolking te bedotten, dan een onplezierige waarheid, verliest het uitspreken van die leugen niet alleen zijn onbetamelijk karakter, maar het zeggen daarvan behoort positief tot den conimunistischen plicht."

„De communistische houding tegenover de persoonlijke moraal is eveneens geheel utilitaristisch. (Het leiden van een loszinnig leven en het zich te buiten gaan aan drank., kan een reden zijn om iemand uit de partij te stooten, maar die uitstooüng zou dan gemotiveerd worden met een practische redeneering, zooaJs b.v. „het in opspraak brengen van de partij bij de massa". De idee , dat een handeling of een gedi-agslijn op zichzelf .beschouwd goed of kwaad kan zijn, is volkomen vreemd voor den rasechten communist. Zijn eenigste maatstaf is de bevordering der communistische zaak.

Daarom kan dezelfde plaatselijke communistische autoriteit met hetzelfde rustige geweten zoowel een krachtige actie ontwikkelen voor een betere Idnderverzorging, als om kinderen te dooden, in den vorm van het verjagen van koelakken uit hxm huizen en hun deporteering naar plaatsen, waar het werk zeer moeilijk, het voedsel schaarsch en het sterftecijfer hoog is."

« De ethiek, „welke uit het leven voortkomt", wil van een geloof in de zondige natuur van den mensch niets weten: haar oorsprong noemt zij een zuivere bron van scheppende krachten. Daarmede heeft zij de werkelijkheid geheel uit het oog verloren. Het gevolg is een voortdurende dwalen en een zich verliezen in een stel jjroefnemingen, welke voor de menschheid noodlot­

tig zijn. Het agnosticisme en zijn verwante: de atheïstische wereldbeschou\\'ing wiUen met deze ethiek

de wet Gods verdringen. Daarom zijn zij, naar het woord van Prof. Bavinck, „de oorzaak van de bizondere nooden van onzen tijd”.


1) Het leek ons 'bij nader inzien gewenscht, om eerst nog iets meer over de z.g. levensmoraal te schrijven, inplaats van nu — zooals aanvankelijk het plan was — den „dienst aan de gemeenschap" te 'behandelen.

2) Sidney and Beatrice Webb: „Soviet-Communism" dl. II, pag. 1046.

3) Prof. Dr W. J. Aalders, „De Grond der Zedelijkheid", pag. 115 e.v.

4) V.g. ook Dr Brillenburg Wurth: „Het leven wordt pas zondig, als het niet op zijn bestemming, op God gericht is.... als het een afgod wordt, iets, dat naast of inplaats van God als God geëerd wordt

En wat Christus daarom van ons vraagt, dat is, dat wij die zondige, autonome egoïstische levensdrang in den dood geven...." („Horizon", 2de Jaarg., pag. 80.)

(Zie ook het artikel van Dr Wurth: „Is de Christelijke Moraal verkapt Eudaemonisme? " in „Horizon", 2de Jaarg., pag. 142.)

5) Dr H. Bavinck: „Wijsbegeerte der Openbaring", pag. 68 en 69. Welk een schat van wijsheid bevatten toch deze lezingen.

6) Een principieel verschil t)estaat hier tusschen „biologisch" en „sociologisch" niet.

7) Men denke ook aan de discussies over den „abortus". Ook hier wordt de „zedewet" afhankelijk gesteld van de kwaliteit der resultaten. V. g. Prof. Geesink: „Indien de hedonist of sociaal-eudaemonist kan berekenen, dat de gevolgen van zijn daad niet nadeelig zijn, is er geen reden om haar na te laten " („Geref. Ethiek", pag. 558.)

8) William Henry Chamberlain: „Russia's Iron Age", pag. 36.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1936

De Reformatie | 12 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1936

De Reformatie | 12 Pagina's