GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Flipje.

Joh. Fabricius: Flipje. — H. P. Leopold's Uitg.-Mij., N. V. 1936.

De meeste boeken van Fabricius spelen in het buitenland, ïelfs ver van onze gi-enzen. Om het meerendeel ervan hangt een sterk romantische sfeer.

In zijn jongste werk is hij evenwel heel dicht bij huis gebleven, door de lotgevallen van een Hollandschen kwajongen te beschrijven. De plaat laat ons het boefje zien, van achteren, hangend over een hek — het eerste hoofdstuk reeds doet hem kermen als een echten rakker, wiens over^ vloeiende levenslust zich niet laat inperken tusschen de vereischte beleefdheids- en fatsoensgrenzen.

Dadelijk valt er een groot verschil op tusschen Flipje en zijn collega's, die een zoo belangrijke plaats hebben ingenomen in de Nederlandsche literatuur der laatste jaren. De meesten zijner literaire confraters bleken ernstige jongetjes te zijn, met een diep gevoelsleven. Hun geestelijke vaders hebben dan ook al hun talent aangewend, om hun innerlijke gesteldheid te beschrijven en brachten hen in voortdurend conflict met groote inenschen. Dat daardoor de lezer telkens gelegenheid kreeg een diepen blik te werpen in het zoo moeilijk te benaderen zieleleven van het kind, is een der grootste verdiensten van dit genre.

Flipje is een gewone jongen. Zijn zieltje blijkt een ware broedplaats te zijn van kwajongens; slreken. Zijn ruslelooze geest zoekt voortdurend bezigheid voor zijn ledematen. Met denzelfden hartstocht waarmee hij zijn bal trapt in den tuin van een booze buurvrouw, verkoopt hij per autoped „Strijdkreten" aan eiken toevalligen voorbijganger. En in zijn ijver vergeet hij dan heelemaal dat hij eigenlijk erg ongehoorzaam is.

Hoe geestig en onderhoudend de schrijver ook de avonturen van zijn kleinen held weet te vertellen, hij kan daarmee alleen geen boek vullen. Derhalve komt de lezer spoedig in aanraking met de familie, die zich in het bezit van dit kind mag verheugen. Een zeer nerveuze moeder en een tot in den nacht werkende vader hebben de handen vol met dezen hun eenigen zoon. Een Irouwe beschermster en helpster vindt hij in zijn grootmoeder, die kans ziet het huishouden in één dag hopeloos in de war te sturen. Zoo ver had Flipje het nog niet gebracht. Haar ontdekking van geniale musicaliteit bij haar kleinzoon, opent voor dezen nieuwe perspectieven. Hij komt daardoor in het maatschappelijke leven terecht — een nieuw terrein voor zijn streken.

De luchtige toon, waarop alles beschreven wcrdt, is volkomen in overeenstemming met het impulsieve karakter van het jongetje. De schrijver denkt als het ware voor hem, waardoor soms aan zijn spontane daden gedachtenreeksen vooraf gaan, die nauwelijks meer kinderlijk zijn. Hinderlijke gevolgen heeft dit evenwel niet, door de vlotheid van het verhaal.

Na een laatste décorverandering binnenshuis, waarbij , de Duitsche dienstbode vervangen wordt door ^en prachtig geteekend echt Hollandsch meisje, raken de mogelijkheden voor nieuwe daden uitgeput.

De schrijver doet nu de compositie van zijn boek geweld aan. Hij verandert eenvoudig het lieele tooneel, door de familie uit de stad naar het land te verplaatsen. Hierdoor schept hij wel gelegenheid Flipje in een ander milieu te laten reageeren op zijn omgeving, doch hij voert nu een heele groep nieuwe figuren ten tooneele, waardoor Flipje op den achtergrond raakt. De eigenlijke hoofdfiguur uit dit deel is neefje Wim, een schooier van het onzuiverste water. Tegen diens heerschzuchtig karakter, grove, dikwijls heel gemeene streken en ordinaire woordenkeus is Flipje niet opgewassen. Naast dezen rasechten boef, maakt Flipje een bedeesden, netten, lieven indruk. Elet is het zelfde jongetje niet meer Zijn ondeugendheid wordt, sterk vergrofd, door Wim overgenomen — het lieve dat vroeger niet erg uit kon komen, treedt nu scherp naar voren. Weer worden de groote menschen ook beschreven, op de zelfde manier als in 't begin van het boek Oma geteekend werd, n.l. eenigszins, caricaturaal. Bepaalde eigenschappen worden overdreven, waardoor de personen een komische tint krijgen.

Naast Flipje's vader, een beschaafd, fijngevoelig man, die een rustigen invloed op zijn zoontje heeft en hem de natuur leert liefhebben, staat de oom die slechts vischt en domme dingen zegt en doet. In deze vreemde omgeving komt een vriendin logeeren, die het mondaine element vertegenwoordigt. Scherp steekt haar quasi kuituur af tegen de natuur die haar hier omringt. Zij voelt zich vooral aangetrokken tot Flipje's kunstzinnigeu vader. Een dreigende driehoeksverhouding wordt door Flipje voorkomen, die, om de achteruitzelting van zijn moeder en zich zelf te wreken, een belangrijk document doet verd-wijnen.

Op dit toppunt van zijn ondeugendheid, is hij tevens de reddende engel voor het huiselijk geluk. Als Oma dan nog juist op het goede oogenblik verschijnt, om hem te eeren voor zijn goede daad en de verwarring ten top te voeren, is het duidelijk dat dit de klap op de vuurpijl is. De kwajongen met een aureooltje om het hoofd, treedt uit zijn kinderjaren. In snel tempo wordt de rest verteld: Flipje gaat naai- school en dan is het uit met zijn streken.

Door zijn luchligen verhaaltrant, de komische gedeelten en de leuke beschrijving van Flipje's dagen en daden, zou dit boek ©en juweel van ontspanningslectuur kmuien zijn, als er niet te veel in voorkwam dat de waarde zeer vermindert. Als reactie op de soms wat al te zwaarwichtige kinderromans, is het boek slechts ten deele geslaagd, want de rol die de groote menschen er in spelen is dikwijls zoo groot, dat we den kleinen „held" vergeten. Ook komen er te veel episodes in voor, die niet alleen overbodig zijn, maar door hun zwaar realistische tint de frischheid van het boek aantasten. En vooral, de schrijver legt niet alleen volwassenen, maar ook kinderen, soms zulk een ruwe, van zware vloeken door^ spekte taal in den mond, dat hij zelf dit boek daardoor onthoudt aan een groot deel van onis volk. Het is erg jammer, dat een fleurige, vlotte, geestige verteller als Fabricus zich toont in ditj lang niet zijn beste boek, zijn werk buiten de christelijke kringen wil houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's