GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Verbreken van een verloving.

III.

Naar aanleiding van mijn vorig artikel over dit onderwerp kreeg ik het volgende sclirijven van den volgenden inhoud:

„Gelezen hebbende in „De Reformatie" van 4 December over „de verbreking van een verloving", is het ons tot onz.e groote verwonde-

rin^ opgevallen, dat een student, niet eens in de theologie, de verlovingskwestie zóó ernstig opneemt, dat kussen en omhelzen voor hem hetzelfde is als ©en huwelijk.

Wij kunnen ons dan niet begrijpen, waarvoor er dan een verloving noodig is.

Zou die student niet beter in den Aartsvaderlijken lijd hebben kunnen leven, toen de vrouwen nog gesluierd trouwden, en hij kans liep, net als Jacob, dat hij inplaats van Rachel, Lea tot vrouw kreeg?

Dit moest ons even uit de pen. Hoogachtend, enz."

De meisjes, van wie dit schrijven afliomstig is, zal ik verder op geen enkele manier nader aanduiden; om haarszelfswil.

Wiant, eerlijk gezegd, hierin openbaart zich een mentaliteit, die mij pijnlijk aandoet.

De student, wiens schrijven den grondslag vormt van deze artikelen, neemt het op voor de eeire en d€ waardigheid van de jonge vrouw.

Het is hem een gruwel, dat men met een meisje maar wat speelt, en er een soort vermakelijkheidsvoorwerp van maakt.

En nu kan men het in sommige opzichten niet met hem eens zijn; natuurlijk.

Maai- dat meisjes daar op zulk een wijze op reageeren, is niet mooi.

Meisjes, die blijkbaar hun liefkoozingen zóó weinig waard achten, het lijkt mij toe, dat zulke meisjes zich hun eigen waardigheid niet bewust zijn. En als ik het nu eens heel scherp mag zeggen: „als ik nog een meisje moest hebben, dan zou ik uit een groepje, waarvan ik wist, dat zij zóó hadden geschreven, er niet graag een nemen; ik zou niet een meisje zoeken, dat zoo scheutig is met haar liefdesbetoon".

Meisjes, van wie deze brief is, gij zult ook hier wel weer om lachen met elkaar misschien.

Maar ge deedt beter met u er eens ernstig op te bezinnen of uw houding wel waarlijk Christelijk is. Dat "gij graag zoudt willen verloven en trouwen, dat vind ik prachtig.

Maar breng dan liever uw begeeren voor den Heere, schuchter en ernstig en verbeidt stil des Heeren tijd, dan dat gij de deur van uw liefdeshuis zoo wagenwijd opengooit en zegt: „vrij entree! laat wie wil maar eens een kijkje nemen en proef', om op zoo'n wijze tenslotte iemand te kunnen snappen en de deur achter hem toe te gooien.

Neen, dan sla ik aan de zijde van dien student. Zoolang daar niet de ernstige bedoeling is om elkander te leeren kennen met het oog op een huwelijli, moet men van elkander afblijven.

Het is niet goed, dat jonge menschen zoo maar eens voor de aardigheid bij een feestje of zoo met elkander gaan vrijen.

Al dat scharrelen en flirten, dat in den grond der zaak voor een joed deel puur vleescfaelijk is, behoort niet Uiuis in een kring, waarin men, bij het licht des Woords, het rechte inzicht heeft in de majesteit van de vrouw, in de hoog-heilige beteekenis van het huwelijk.

Dat scharrelen en flirten berooft de liefde van haar goudglans en breekt de innigheid en de éénigheid van het liefdesleven, zooals het tusschen verloofden en getrouwden eenmaal zal behooren te zijn.

Het ideaal blijft voor mij, dat als jonge menschen zicli gaan verloven en trouwen, zij tegen elkander kimnen zeggen: „ik heb nooit een ander gehad". Ernst en teerheid moeten Mer heerschen.

Dat zijn dingen, waarover het ook ging in het schrijven, waarover het hier telkens gaat en daarin ben ik het volkomen eens met den schrijver.

Zooals wij de vorige maal zeiden, kimnen wij het niet eens zijn met de beschouwing, dat de verloving onverbreekbaar zou zijn in denzelfden züi als het "huwelijk.

Maar wel ben ik van overtuiging, dat men met dat verbreken uiterst voorzichtig zij.

Dat vloeit in de eerste plaats voort uit het karakter van de verloving.

Wie zich verlooft belooft plechtig: „Ik zal met je trouwen".

Een gegeven woord nu mag men niet breken. Als men in den loop der verloving tot de gedachte komt, dat men elkander niet genoeg liefheeft, dan mag men de verloving niet verbreken, maar in Gods kracht, om Gods wil moet men zich oefenen in het liefhebben, in het zich-gevenin-liefde.

Als men bij elkander gebreken ontdekt, die men niet vermoed had —; dan mag men daarom de verloving niet verbreken, maar moet men zich, in de kracht des geloofs oefenen in het verdïagen, in het liefdevol bestrijden van die gebreken.

Indien men ook al ooit tot het breken van een verloving zou komen, dan mag dat nooit anders, dan met wederzijdsclie toestemming.

Wanneer aan beide zijden de diepe overtuiging leeft, dat het huwelijksleven nooit anders zal kunnen worden dan één voortdurende worsteling, dan kan het m.i. geoorloofd zijn, zij het ook met diepe schaamte en verootmoediging, om elkander het ja-woord terug te geven.

Maar zoolang de één den ander aan zijn woord houdt, heeft die ander het recht niet om te zeggen: „ik neem mijn woord terug".

En dal niet alléén omdat men zijn woord niet mag breken.

Dat mag ook niet om de wille van de landere partij. Een meisje, een jongeman, die zich gelukkig gevoelt in ons bezit en die wij het rechl) daartoe gegeven hebben, doordat wij onszelf aan hem of haar wegschonken, mogen wij dat geluk niet ontnemen, op gevaar af van hun leven voorgoed te breken.

Al zouden wij in zoo'n geval ook voor onszelf denken, dat wij gelukkiger zouden zijn als wij de verhouding verbraken, dan blijft het onze roeping om, in Gods kracht, onze verloofde gelukkig te maken.

Ook ben ik overtuigd, dat wie dit tracht, zelf daarin geliückiger zal zijn, dan in den verboden weg van trouwbreuk.

Zelfs wanneer één der verloofden ziek wordt, zoodat naar menschelijk weten, er van genezing en van een normaal huwelijk geen sprake zal kunnen zijn, zelfs dan heeft de andere verloofde het recht niet, om eenzijdig te zeggen: „ik wil niet langer".

Zelfs dan heeft hij stil en onderworpen het kruis op zich te nemen, dat God hem oplegt. • Eén geval is er slechts, waarin, naar mijn gevoelen, de zaken anders staan; dat is in het geval, waarin men zich heeft verloofd aan een ongeloovige. Trouwen met een ongeloovige mag niet.

Natuurlijk mag men, als men eenmiaal zulk een huwelijk heeft gesloten, den echt niet breken. .Maar in den verlovingstijd staan de 'zaken zóó, dat men zich heeft gesteld onder de belofte van een zondige daad.

Een belofte tot zonde mag men niet houden. Toch zij men ook in zulke omstandigheden zéér voorzichtig. Ook hier speelt een groote rol het levensgelulc van de ander.

Het komt mij voor, dat de weg, dien men hier heeft te bewandelen, deze is, dat men met allen ernst, biddend zijn verloofde voor Christus zoekt te winnen. Door woord en wandel.

Zoolang het ongeloof blijft, trouwe men niet. Dat is zwaar, maar men heeft zich dat zelf op den hals gehaald en mag het daarom niet willekeurig van zich afschuiven, door de verloving te verbreken.

Ook zoeke men niet d© ongeloovige te pressen het woord terug te geven.

Ook neme men in geen enkel opzicht een houding aan, waaruit zou kunnen 'blijken, dat men graag zijn vrijheid terug zou willen hebben.

Heel zijn optreden getuige van de innige begeerte, om het voorwerp zijner liefde voor Christus te winnen en van de smart over het feit, dat men zich, zoolang dat niet is geschied, de huwelijksvreugden zal hebben te ontzeggen.

Weigert de ongeloovige zich in dezen weg te schikken en verbreekt hij (of zij) den band, dan kan men dat aanvaarden, zij het ook met droeflieid en verootmoediging, omdat men door een onberaden stap tot zulk een treurspel heeft aanleiding gegeven.

Zóó is mijn gevoelen in dezen.

Mochten er onder de lezers zijn, die daar een, welgefundeerd, ander inzicht tegenover willen stellen, dan zal ik dat gaarne hooren en — mocht hel mij blijken, dat zij het beter zien dan ik, dan zal ik gaarne mijn inzicht in deze moeilijke zaak' voor het betere prijsgeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's