GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerstfeest en de vrijmaking van bet ambt.

Als de schrijver van den brief aan de Hebreen in hoofdstuk 5:10 aan de orde heeft gesteld het tliema van Christus' priesterscliap „naar de ordening van Melchizedek", dan duurt het toch nog tot hoofdstuk 7:1, vóór hij aan de uitwerking van dit punt begint. Uit het verband blijkt, dat hij voor de bespreking van dit onderwerp terugdeinst, gezien de mentaliteit van zijn lezers. Ze zijn geworden traag in het hooren. Vanwege den tijd, verloopen sedert het moment hunner bekeering, behoorden ze reeds leeraars te zijn. Maar practisch is de toestand zóó geworden, dat ze zelf weer de eerste beginselen van de woorden Gods moeten leeren. Ofschoon ze geestelijk den leeftijd der volwassenen liebben bereikt, en dus de vaste prijs moesten kunnen verdragen, moeten ze nog als kleine kinderen gevoed worden met melk. En als ze het abc des geloofs nog maar net, of nog niet eens, kunnen lezen, is niet te verwachten, dat ze zich zullen inspannen, om te volgen het „woord der gerechtigheid", het zware, „logische betoo, g" i), dat de schrijver nu wil aanvangen over de ordening van Melchizedek. In elk geval: de typeering is wel heel scherp: volwassenen, die als ze aan tafel zich zetten, naar de zuigflesch grijpen!

En de schrijver vindt deze houding niet maar kinderachtig, maar ook zeer gevaarlijk. Als ze van het abc niet komen tot de volmaaktheid, laten ze straks ook het fundament weer varen, en komen ze tot den afval. De fundamenten blijven slechts intact, als het tot den afbouw komt.

Nu geloof ik, dat dit alles ook van beteekenis is bij de nadering van het Kerstfeest. Het kan toch niet ontkend worden, dat ook de viering van het Kerstfeest haar eigen gevaren met zich medebrengt. Dan namelijk, wanneer men geen rekening houdt met de beweging van den tijd, en zich dus niet realiseert, dat men het al voor de zooveelste maal doet. De repetitie van de eerste beginselen van het Kerstevangelie zonder meer, maakt onbekwaam tot het hooren van het „woord der gerechtigheid", en zeker tot het spreken daarvan. En op den duur zou dat ons ook het Kerst-abc doen verliezen.

Geen enkel feest mag in de kerk bloote herhaling zijn, want stilstand leidt onvermijdelijk tot achteruitgang. ledere nieuwe dag beteekent een werkmandaat; en ook het feest brengt geen pauze daarin. Daarom zullen we ook op dit feest tot de volmaaktheid moeten voortvaren „vanwege den lijd".

We zullen ook op dit feest weer aandacht hebben te geven aan Zijn geboorte uit de maagd Maria. We zullen weer spreken van haar, die naar het vleesch Zijn moeder was. En van Jozef, die naar de wet Zijn vader werd. En we zullen misschien ook stilstaan bij Zijn geslachtsregisters, als we die lectuur tenminste niet de sfeer van het Kerstfeest achten te bederven. Als we dat nog willen lezen, zal het in elk geval een taai gerecht zijn op onzen schotel. Maar dat nu daargelaten, — onze aandacht zal zich con centreeren op de berichten, die de Evangeliën ons verstrekken omtrent het „begin der dagen" van Jezus, die genaamd wordt de Christus. Vader, moeder, geslachtrekening, begin der dagen.

Als de schrijver van den brief aan de Hebreen eindelijk zoover gevorderd is, dat hij kan spreken het „woord der gerechtigheid" over Christus, den priester naar de ordening van Melchizedek, als hij eindelijk den weg heeft vrijgemaakt, waarlangs zijn lezers tot de volmaaktheid kunnen voortvaren —, dan komen in zijn betoog diezelfde termen van daareven: vader, moeder, geslachtrekening, begin der dagen. Het zijn dus de bekende Kerstuitdrukkingen, die in zijn betoog een groote rol spelen. Maar het opvallende is, dat ze nu alle voorzien zijn van het minteeken: zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtrekening, geen begin der dagen hebbende. Zoo treedt Melchizedek op in de Schrift, en daarin is hij den Zoon van God gelijk geworden.

O neen, de schrijver werpt hier niet het Kerstevangelie van Lucas en Mattheüs omver, al mogen die krasse termen eerst dien indruk wekken. Want hier spreekt hij het woord der gerechtigheid, waardoor de eerste beginselen alleen te beveiligen zijn. In dezen afbouw blijven de fundamenten juist zuiver bewaard.

Immers, hierin vraagt hij voor het ambt van Christus onze aandacht, en voor de majesteit daarvan. En daarmee zegt hij ons, dat de eerste beginselen alleen daar zuiver beleden worden, waar het komt tot de volmaaktheid van de belijdenis van het ambt. Hij verbiedt ons dus, de geboorte van Jezus te isoleeren van het ambt van Christus. En daarin bewaart Hij onze Kerstfeestviering voor het deraillement.

Want och, velen, , die het abc van Kerstfeest leerden spellen, hebben geen oog voor het ambt van Christus; sommigen loochenen dat ambt zelfs beslist. En daarin berooven ze het Kerstfeit van zijn zin. Want niet dit is het groote, dat daar een kind Jezus geboren wordt; en ook nog niet eens dit, dat God op een bizondere wijze een aanvang stelde aan dit leven, althans niet, wanneer men daarbij blijft staan. Maar dit is het geweldige, dat hier geboren wordt Hij, die het ambt straks bedienen zal. Bethlehem heeft slechts beteekenis als aanvang van Christus' ambtswerk. „Heden is u geboren de Zaligmaker, welke is Christus", die van God den Vader is verordineerd, en met den Heiligen Geest gezalfd, tot de bediening van het ambt, en die als ambtsdrager is naar de ordening van Melchizedek. Slechts dan dus zal ons spreken over zijn vader en moeder en stamboom en begin der dagen zuiver zijn, als we belijden, dat Hij in het ambt was zonder vader, en zonder moeder; dat Hij, als Christus, geen stamboom kent, en evenmin begin der dagen heeft.

Nu was voor de Hebreen deze gedachtenreeks eerder duidelijk, dan voor ons. Want zij hadden den overgang meegemaakt van schaduw tot vervulling. En zij wisten heel goed, dat in het O. T. het ambt stond onder de wet des bloeds. Bij de priesters kwam het er heel precies op aan, wie de vader en moeder waren van den pretendent. Hoogepriester kon alleen worden hij, wiens vader was uit het geslacht van Aaron; en zijn moeder moest zijn een volbloed-Israëlietische. En daarom zorgden de kinderen van Aaron, dat ze hun stamboom bijhielden, om altijd hun aanspraken op het ambt te kunnen verdedigen. En feitelijk staan bij het koningschap de dingen niet anders. Jozef ontleent zijn rechten op den troon hieraan, dat hij is uit het „huis en geslacht van David". Ook hier heeft dus de wet des bloeds heerschappij. 2)

En bij de profetie speelt wel het bloed geen rol. Maar toch is ook hier het „vaderschap" een factor van beteekenis geworden. Reeds in de dagen van Amos vormen de profeten een aparten stand 2), en later heeft elke rabbijnenleerling iemand, dien hij vader noemt. *) En zoo spreekt elke ambtsdrager van zijn voorganger als „mijn vader".

Maar als Jezus Christus geboren wordt, en het ambt ontvangt, dan is Hij daarin zonder vader en moeder en stamboom. Hij is in geen van Zijn ambten lid van een lange rij, want Hij is de geheel eenige. En men kan van Hem niet zeggen, gelijk van de anderen, dat Hij fungeerde van het jaar X tot het jaar Y. Want Hij heeft in het ambt geen begin der dagen noch einde des levens. Hij had nergens een voorganger, en evenmin een opvolger. Want Zijn ambt is niet onderworpen aan het bloed, en daarom ook niet aan den dood. Als profeet heeft Hij niemand, dien Hij „vader" noemt, want Hij is tenslotte als profeet de eenige; immers, het was Zijn Geest, die in alle profeten was en getuigde. En als priester kan Hij Zijn stamboom niet toonen, want Hij is niet uit Levi. En ja, Hij is wel uit David, maar uit de koningslinie is Hij niet. Het register van Mattheüs loopt uit op Jozef; maar de zoon van Jozef is Hij niet naar het vleesch. Jozef trouwt met Maria, en hij doet als koning dan afstand ten behoeve van Jezus. Hij had als koning zijn vader, en zal straks mogelijk een zoon hebben, maar hij maakt plaats voor Hem, die „zonder vader" was. Want deze is de „Heer" van David en al zijn opvolgers.

En dus is dit de rijkdom van Kerstfeest, dat het ambt wordt vrijgemaakt; dat het zijn „vervulling" vindt. God maakt het ambt los van het bloed, waaraan-Hij het voor een tijd gebonden had, vanwege de overtredingen (Gal. 3). En Hij maakt het los van den dood, waaraan het tot nu toe onderworpen was geweest. Jezus is in al Zijn ambten nu de geheel eenige; niet één uit velen, ook niet primus inter pares, maar d e Christus. Hij heeft in het ambt geen voorganger noch opvolger; Hij is de eenige in Zijn orde, uit kracht van Zijn onvergankelijke leven.

En daarvoor willen wij op dit ons feest dan ook danken, dat God de stuwdam van het Oudtestamentische ambt doorbrak. Want dat ambt, met al zijn bepalingen omtrent vader en moeder en gegeslachtrekening, was wel een stuw tot Christus, maar omdat het gebonden was aan vader en moeder, omdat het daarin aankwam op het bloed, en daarin waren begin der dagen en einde des levens, daarom bleef het ook een dam. Maar nu kan de stuwdam vervallen, want „heden is u geboren de Zaligmaker, welke is Christus". Het ambt kwam nu vrij. Want deze is het, van wien straks geschreven zal worden: „zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtrekening, geen begin der dagen, noch einde des levens hebbende".

En dus is het Kerstfeit wel de vleeschwording

des Woords; maar we zullen er dadelijk bijzeggen, dat Hij ambtsdrager was niet naar de wet van een vleeschelijli gebod, maar naar de kracht van het onvergankelijke leven. Hij nam aan ons vleesch, en ook ons bloed; maar toch heeft niet Zijn bloed Hem groot gemaakt, want Hij heeft Zijn bloed groot gemaakt. Bij Hem heerscht niet het bloed over het ambt, maar het ambt over het bloed.

Dat is pas Kerstfeest. En zoo alleen kan het straks Paschen worden; en Pinksteren.


2) cf. Bornhauser, Geb. u. Kindh.-Gesch. 99.

3) Ridderbos, KI. Prof. I (K. V.) 241.

4) Strack-Billerbeck, I, S. 918; III, S. 340 f. Zie ook Bornhauser, Wirken des Christus, 2e Aufl., S. 190.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's