GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jo IJpma: Boven de polder de hemel. — Uitg. Bosch en Keuning N.V., Baarn.

In Hollands polderland.

In beperkten kring had Jo Ypma reeds naam gemaakt, door het pubheeeren van schetsen uit het Ziüd-Hollandsche boerenleven. Eenvoudig, maar goed dialectisch proza schreef zij.

Haar eerste roman speelt eveneens in Zuid- Holland, en wel meer bepaald in de omgeving van Gouda, het land dat velen bekend geworden is uit de romans van Herman de Man. Een streekroman, niet alleen omdat de menschen een dialect spreken, maar omdat zij met hart en ziel vergroeid zijn met hun land, omdat hun aard, levensgewoonten en in zekeren zin hun godsdienst samenhangen met het karakter van dit land — het wijde, eenzame polderlandschap.

Een goeden kijk op het karakter van deze boerenmenschen geeft het eerste hoofdstuk. De oude boerm is van de keldertrap gevallen en wordt dood gevonden. Voor den boer is dit een groote slag, maar dat hij niets meer van haar kon hooren, was hem het ergste. Immers, nu hij geen geloofsgetuigenis van haar bezit van kort voor haar sterven, mag hij maar zoo niet aannemen dat ze naar den hemel is gegaan. En de man heeft niets, om zijn schoondochter te weerspreken, die ijzig-kalm uitmaakte, dat moeder „dood voor den dood" was. De schijnbaar hartelooze woorden van deze „ingeleide" dochter, wonden liem heel diep, maar hij durft het van opreclit geloof getuigend leven van zijn vrouw niet te stellen tegenover het vonnis, dat zoo vanzelf sprekend, en daarom niet harteloos bedoeld was. Als er geen getuigenis op het sterfbed gehoord is, heeft men immers geen „vastigheid". Haar trouwe kerkgang was geen bewijs van leven, „daar ken een dooie zondaar net zo goed komme as een levend kind".

Zwijgend, evenals zijn vrouw vroeger, leeft de oude boer in eenzaamheid. Het jonge meisje dat grootvader zal gaan helpen, en grootmoeders plaats in de boerderij zal innemen, kan hem geestelijk niet helpen. Zij is zelf een kind van het land, is zelf niet verzekerd van zich zelf en zal althans niet uit durven spreken, wat ze gevoelt. Eeö'gëslotenheid die eigen is aan alle menschen van die streek, maakt dat ze voor zich zelf moet uitvechten, opoe's dood, en tante's vonnis.

Toch is het geen roman van o vergeest elijkheid en valsche mystiek. Het heele daagsche leven van den Zuid-Hollandschen boer, bang van nieuwigheden op wereldlijk en geestelijk gebied wil het boek beschrijven. De jonge dominee moet de verandering in geestelijk opziclit aanbrengen. Hij blijft echter als een joviale, welwillende, begrijpende en verstandige zieleherder, wat op den achtergrond. Sympathiek is zijn houding tegenover de jongelui, die openbare schuldbelijdenis moeten afleggen, zeer geforceerd is hij op de bruiloft. Kracht gaat er niet van hem uit. De figuur van den predikant in de literatuur komt veelal overeen met zijn collega op den kansel — hij voldoet zelden heelemaal.

De man, die de verandering veroorzaakt, komt van buiten af. Technisch is het heel goed gezien van de schrijfster, dat ze een jongen Fries, vol energie, met het durvende idealisme van zijn land, in het streng conseiratieve boerenmilieu van Z.- IloUand brengt. Hier komen twee werelden met elkaar in aanraking. De vrije Fries, die wetenschap en techniek aan zijn bedrijf weet te verbinden, en aan de fabriek overlaat, wat handenarbeid minder goed weet te verrichten, staat eerst vreemd te kijken in zijn nieuwe omgeving. Bekrompen komt hem de opvatting van het boerenbedrijf en de kaasmakerij voor, die de volvette fabriceert volgens oud gebruik, zonder controle op de melk. Onbegrijpelijk lijkt hem eerst de geslotenheid van de menschen, die hen verhindert zich zelf te zijn.

Maar heel goed wordt de jonge Ale beschreven. Hij is niet de eigenwijze bet-weter, die in recordtijd hervormingen wil aanbrengen. Rustig doet hij wat hij moet doen, zich schikkend naar den gang van het werk. Dat hij toch veel kan doen, vindt zijn verklaring in den toestand van den ouden boer. Deze geestelijk uit het evenwicht geraakte, die tobt over zijn vrouw, put nieuwe kracht uit den omgang en de gesprekken met den flinken jongen kerel. Hij voelt zich een gebroken man, die alleen in het bedrijf blijft, omdat hij anders geen raad met zich zelf zou weten. Dat zoo iemand luisteren wil uaar opvattingen, die zijn slreekgenooten verachten omdat ze vreemd zijn, is begrijpelijk. Dat hij zich later niet verzet als de nieuwigheden ingevoerd worden, is verklaarbaar. Zijn achting voor den Fries, zijn tot liefde uitgroeiende genegenheid voor den willigen werker, die hem zijn donkere dagen verlicht, doen hem niet aan verzet denken. Hij gunt ook daarin den jongen man zijn kans. En hij doet dit als mensch, niet als boer.

Het conflict breekt uit, niet met den ouden boer, maar met het jonge boerenmeisje, of liever met de jonge boerin. Want zoolang Ju met Ale omging als vriendin en als verloofde, had ze alleen eerbied voor zijn durf, zijn lichamelijke en geestelijke kracht. Als hij tante Gerrigie de waarheid zegt, „het levend kind", dat den doem uitgesproken had over haar doode schoonmoeder, waarover Ju niet heen kan komen, omdat zij zich niet los durft maken uit de banden der zwijgende traditie, dan komt er geestelijk klaarheid in haar. Dan durft ze zelfs het kind van haar nicht in de kerk te dragen, spijt de verachting, die de menschen dit zondenkind meenden te moeten toonen. Dan durft ze, hoewel aarzelend, zelf te spreken over eigen zieleleven.

Maar als Ale na hun trouwen, baas op de boerderij geworden, de staarten der koeien gaat wasschen, barst Ju in hevige verontwaardiging uit over deze aantasting van hun boerengewoonten. Zelfs een bezoek aan Friesland had haar geen anderen kijk kunnen geven. Hoe mooi ze ook vond, wat die Friezen deden, hoe ongedwongen ze hun omgang ook gevonden had, als boerin blijft ze geecht aan de tradities van haar streek en moet Ale zich maar veranderen, omdat hij van streek veranderd is.

Heel goed wordt dit conflict uitgewerkt, waarin de kalme Ale wint, omdat hij zijn karakter niet verandert met de streek. Hij zet geleidelijk door en wint. En als de oude boer gestorven is, en de boerderij aan de jongelui in eigendom vermaakt is, gaat deze een nieuwen tijd tegemoet. Het oude is overwonnen en wordt vervangen door het betere nieuwe — in geestelijk opzicht en in het boerenbedrijf.

De schrijfster weet haar opzet goed uit te werken, maar een sterk boek is het niet. De psychologie gaat niet erg diep. Het slot is wel goed, maar om daartoe te komen gebeurt er heel wat, dat niet zoo maar te aanvaarden is. Tante Gerrigie, het type van de overgeestelijkheid, verandert wat al te gemakkelijk van houding.

Verschillende personen worden meer aangeduid', dan levend uitgebeeld. Ook Ju, een der hoofdpersonen, gaat soms langs wegen, die met haar gesloten karakter moeilijk te rijmen zijn. Het Friesche element blijft vaag. De tegenstelling tusschen het boerengeslacht uit het Noorden en dat uit het Zuiden wordt niet uitgewerkt. Een kort bezoek van het jonge paar aan het Noorden moet den lezer doen gevoelen, voor welke moeilijkheden Ale in Holland kwam te staan.

Ook de taal is te vlak. De korte zinnen missen te veel kracht, om 'een sterk geheel te vormen, de natuurbeschrij\'ingen zijn goed, maar te ingehouden. De dialoog is nog het beste, dikwijls levendig en vlot.

Ondanks deze tekortkomingen leest het boek prettig. Van een schrijfster die zoo 'begint, mag men veel goeds verwachten, als haar talent rijper wordt. Zij teekent liefdevol haar menschen, zonder sentimentaliteit, zij weet een richting te beschrijven waarmee zij niet sympathiseert, zonder eenige hooghartigheid. Daarom is het een sympathiek boek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's