GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

INTER NOS.

PAPË - de AfscheldlnD - JANSSEN.

VI.

De strij d geslaakt. — Boekjes.

Het Koninklijk Besluit, waardoor Scholte genoopt wordt de pastorie te ontruimen, heeft groote gevolgen. Het wordt nu Scholte's volgelingen duidelijk, hoe bitter weinig zij van een proces O'm de goederen te verwachten hebben, en ze geven den strijd dan ook op.

We lezen in een brief van Pape, van 8 April:

„Hedenmorgen werd ik niet weinig verrast, dat zich een ex-diaken van Genderen bij mij met het verzoek liet aandienen, om mij een woordje te spreken. Ik liet den man bij mij komen, ontving hem beleefd, en vernam dat hij met zijn collega de diaconie-gelden aan mij wilde overgeven, want dat het nu lang genoeg was; hij verzocht mij voorts iom Ie mogen weten, hoe hij zich van Scholte het best kon scheiden. Op het eerste punt bericlitte ik hem, dat daar het Klassikaal Bestuur de zaak der Diaconie aan een procureur had overgegeven, deze hem deswegen geciteerd had, hij dan ook het best zoude doen, om zig met zijn mede-diaken naar 's Bosch te vervoegen, om daar de quaestie te termineeren. Op het tweede punt verwees ik hem naar den consulent, doch voegde er bij, dat hij het al of niet doen of laten konde, naar verkiezing, want dat het Klassikaal Bestuur ja met leedwezen de verbijstering had gezien, doch vastelijk besloten had, geen haarbreed aan dweeperij en overmoed toe te geven. De man zeide mij: morgen gaan wij naar Den Bosch, en ik wil met al het gewar niets meer te doen hebben. Ds Scholte, voegde hij er bij, zal zich nog aan de galg helpen. — O, ho vriend, hernam ik, gij zijt in het een zoO' blind als in het ander, aan de galg komt hij wel niet, maar in het gekkenhuis is iets anders.

„Hij berichtte mij ook dat Joh. Branderhorst, de gTootste der dweepers, als ex-kerkmeester de goederen zoude afgeven, en de gerezen kosten betalen, en dat men vrij algemeen begon te wenschen, dat er N.B. geen sikkepitje gebeurd was."

„Zie, zoo staan de zaken n u, . post nubila phoebus!"

Straks capituleert ook Branderhorst — onder Pape's hoongelach (14 April):

„Onze advocaat in 's Bosch heeft J. Branderhorst doen dagvaarden om f5000 cautie te stellen Voor de proceskosten, of zig anders aan de gijzeling te onderwerpen. Het woord g ij z e 1 i n g werd door Jan Branderhorst in zijne hooge geleerdheid niet anders gelezen dan geeseling, en de vrome man, die goed en bloed verklaarde over te hebben voor de „auwe lier" is benaauwd voor een warme rug geworden, en heeft.'.. ootmoedig verklaard, alle goederen en fondsen der kerk over te geven. De anecdote is geld waard! Ik wist niet hoe men aan hf; t gerucht kwnm^ dat Jan Branderhorst wel eens gegeeseld zoude kunnen worden, omdat voegde men er bij, hij tegen den Koning geprotesteerd had."

„Scholte zelf", zoo schreef Pape 8 April, „houdt zich groot, en gaf aan de ex-diakenen ten antwoord, toen zij hem zeiden plan te hebben zich naar mij te begeven: gij moet weten, wat gij' voor het heil der gemeente over hebt."

De definitieve overhandiging heeft plaats in Mei — „den 4 Mei daaraan volgende gaven de gewezen regerende kerkvoogd en diaken te Genderen, alsmede de kerkvoogd te Doeveren, zonder den uit-

144 slag der hierover loopende procedure af te wachten, hunne fondsen over" (Anoniem „Kort Verslag"), na verloop van eenige maanden doet de diaken van Doeveren hetzelfde, en daarmede is het geding over do goederen tusschen Kerk en Ned. Herv. Kerkbestuur beëindigd... zonder antwoord op de vraag: Aan wie behooren de goederen nu eigenlijk toe?

Gelijk men weet, heeft het Prov. Kerkbestuur nog gepoogd om de kosten, die het na Scholte's afscheiding gemaakt heeft om hem (Dec. '34) af te kunnen zetten, door Scholte zelf te laten betalen.

Scholte weigert dit natuurlijk, en 11 Juni 1835 schrijft ook Janssen: „Ik ben niet zeker, dat eene actie in regten tegen Scholte, Branderhorst enz. goed gevolg zal hebben; bijzonder, omdat die mannen zullen volhouden, reeds bij den aanvang der procedure, opgehouden te hebben leden te zijn onzer Hervormde Kerk.

„Daarenboven is de provinciale rekening nogal aan bedenking onderhe\'ig, vooral wat betreft die reizen naar Breda en naar Doeveren; welker noodzatelijkheid men kan betwijfelen."

En Pape meldt dan 17 Juni: „Over de rekening van het Prov. Kerkbestiuir heb ik, toen Angus lini mij dezelve toezond, om ze te incasseerenü — de schouders opgehaald" etc.

Hierop verleent de Minister den leden van het Prov. K. Best. f150 tegemoetkoming, maar dit is niet genoeg, het Pr. K. Best. vorderde van Scholte CS. f289.95 voor zichzelf, en voor den bediende nog f 16.20. Geen wonder, dat de heereu liever Scholte vervolgen, en in October Informeeren ze dus nog eens of de toelage bestemd is om te procedeeren of om van een proces af te zien... waarbij de schrijvers van de „hooge en nog al aan critiek onderhevige" rekening" (Janssen) wijzen op» „het belang, dat de goede zaak er bij had, dat de sectarissen in hunne beurs gestraft worden." (13 Oct.). Maar aangezien het Departement „geen vertrouwen" hoeft in een proces, en de leden van het Prov. Kerkbestuur „zich niet tegen het genoegen van het Ministerie willen verzetten", zien ze zich tenslotte genoodzaakt de vervolging op te geven.

We haalden zooeven enkele regels aan uit een anoniem geschriftje.

Over de boekjes, die door Moorrees, Pape e.a. dn dezen tijd geschreven zijn over de Afscheiding, geven Pape's brieven een paar interessante inlichtingen.

Uit een brief van 1 Jan. 1835 (Art. Ill) bleek reeds, dat Pape, mede om „verschil in schrijfwijze en ideeën", weinig lust had om op Van Spall's voorstel in te gaan, en gezamenlijk een historia facü te geven, terwijl Janssen hiervoor ook don tijd nog niet rijp achtte.

De eerste, die na Scholte iets in 't licht geeft, is door Molenaar's invloed. Moorrees:

„Ik (Pape, 16 Jan. 1835) was gister bij Moorrees te Wijk. Druk was deze aan het schrijven. Hij zeide mij een brief van Molenaar (die tusschen de factie van Capadose, en van zijn eigen Systema, zig geklemd gevoelt en de moeijelijkheid zijner positie moede) ontvangen te hebben, waarin Molenaar schreef, dat Moorrees hem tog eens mogt schrijven wat er van een stellig gerucht ware, dat hij (Moorrees) zijn vroegere orthodoxie geheel had vaarwel gezegd, en nieuwe begrippen aankleefde.

„Moorrees had deze vraag beschouwd als van genoegzaam belang voor zijne eer, om dezelve publiek te beantwoorden, en binnenkort verwachten wij dus ecne brochure van Moorrees, in welke hij zig omtrent het oproer te G. en D. zal verklaren en onder anderen getuigenis afleggen, dat zijns inziens het Klassikaal Bestuur met veel langmocdighcid hemwaarts(? ) is te werk gegaan."

Janssen juicht dit schrijven toe: „Wanneer er geschreven moet worden voor het publiek, is het thans beter, dat Moorrees het doe. — Laat Scholte dan tegen hem vechten! — De parlij is het geheel niet eens, en zal daardoor nog meer uit elkander raken. —"

Doch (Pape, 3—4 Febr.): „Moorrees zal niet schrijven en heeft van zijn plan afgezien; wat hem daartoe bewege weet ik niet, maar dit weet ik, dat het mij leed doet."

Het zal dezen heeren hebben goed gedaan, dat Moorrecs toch nog schreef; hij geeft n.l. een leerrede uit en voegt hierbij een lang Voorwoord (gedateerd 23 Febr. 1835), waarin hij zich verdedigt tegen den laster „alsof ik niet slechts in mijn ijver verflauwd was, maar zelfs overhelde tot de partij der vijanden van het oude en beproefde geloof"; daarna legt hij de gronden bloot waarop hij eens in het gebed op den kansel (!), en in de toepassing van een preek, zijn ernstige afkeuring van de Afscheiding had te kennen gegeven, en zich ook verder tegen de Afscheiding keert. Zie Keizer, „De Afscheiding", pg. 117.

De volgende schrijvers zijn Pane en... Spall! Van

De Heusdensche scriba heeft o.a. Moorrees' geschriftje aan Janssen gezonden, en schrijft hem, 8 April:

„Ik verzoek de preek en de Scholtiana na lecture terug. Ik ben thans bezig om eene bijlage tot de kerkelijke geschiedenis onzer dagen op te stellen, 'ik zal UE. in der tijd ter... correctie en placet toezenden. Van Spall wil iets anoniems schrijven; ik zal er mijn naam desnoods onder zetten."

Van Spall is 'teerst gereed. Pape's boek is dan ook meer dan vijf maal zoO' gi-oot als het geschriftje uit welks 2en druk we zooeven iets citeerden, n.l. het anonieme: „KORT VERSLAG van het zoo geruclitmakend gedrag des afgezetten predilcants H. P. SCHOLTE in de Hervormde Gemeenten Doeveren, Genderen en Gansoyen, tweede vermeerderde druk, gevolgd van een kort berigt van het gedrag en de afzetting van GEZELLE MEER­ BURG en J. VAN RIIEE, gewezen predikanten te Almkerk en Veen, door een vriend der waarheid en des vredes."

Den 13en April maakt de sci-iba Janssen er even attent op:

„Indien UE. eene brochure in deze week bij lüoots ziet verschijnen, dan is dezelve van Van Spall. — Ik heb er geen deel in willen nemen. Hij verkiest anoniem te schrijven, en dat verkies ik niet."

De datum klopt. Het Ie deel van het genoemd „Kort Verslag" deelt nog juist in een naschrift mede, dat Scholte op 30 Maart de pastorie heeït verlaten — terwijl het 2e, in 1836 daaraan toegevoegde, deel begint met de bevestiging van Van Setten op 12 April. Dit vinnige Blauwboekje, welks schrijver „insinueert als een straatbengel van achter een schutting" (Keizer, „De Afscheiding", pg. 113) is zonder twijfel van Van Spall.

Daarna verschijnen „De Handelingen van het Klassikaal Bestuur van Heusden — door C. W, Pape", waaraan alle officiöele stukken, die op de afscheiding van Scholte c.s. betrekking hebben, zijn toegevoegd. Een inderdaad belangrijke uitgave. De schrijver deelt Janssen mede (14 Mei):

„Hierbij zend ik UEd. de Handelingen van ons Bestuur, zooals ik ze wilde uitgeven. Hoe langer hoe meer wordt ik met anderen overtuigd, dal (zij het ook niet voor de geschiedenis dezer dagen) !het voor het algemeen van hoog belang is, dat er in een koelen, bedaarden toon iets wordt uitgegeven, dat zonder tegenschrift tegen de Phillipiques van Scholte te zijn, derzelver tegengif heeten mag.

— Ik heb Gode zij dank bedaard mogen blijven voortsclirijven en de verdrietige arbeid is mij spoedig van de hand gegaan. Ik onderwerp het geschrevene gaarne aan UE. oordcel, moge deszelfs uitgave niet stichten. In de aanstaande week hoop ik het in persoon te kunnen afhalen. —"

Aan lof ontbreekt het Pape niet. Janssen schrijft hem, 20 Juh:

„Met genoegen ont\'ing ik het eerste stuk van uw verslag, door mij in M. reeds met zooveel genoegen gelezen. — Uit des Ministers antwoord zult gij gezien hebben, hoe hij daarover dacht, en vooral over U en uwe werkzaamheden, welke hij op hoogen prijs stelt."

Een jaar daarna wordt het anonieme „Kort Verslag" herdrukt, blijkens de laatste pagina van het nu toegevoegde deeltje: nadat Bommezijn te Almkerk was beroepen, en voordat hij er was bevestigd. — Deze bevestiging viel op 15 Juni. „Inter nos" zet Van Spall zijn masker af, en schrijft 4 Juni zelf aan Janssen:

„Het Stukje, waarvan hier twee exemplaren nevens gaan, is door mij gesteld, om de eer van ons bestuur te handhaven tegen onrechtvaardige aantijging, en het dubbelzinnig en onchristelijk gedrag van de afgezette predikanten in het licht te stellen. — Ik neem de vrijheid UE. te verzoeken, een exemplaar aan te bieden aan Zijn Excellentie den 'Minister van Eeredienst, terwijl het mij aangenaam zijn zal, wanneer het andere door UEd. wordt aangenomen en uwe goedkeuring wegdraagt."

Reeds Gezelle Meerburg zocht den anonimus bij het Classikaal Bestuur, en wees verschillende onwaarheden aan in het geschrift van dezen „vriend der waarheid en des vredes", waarop Van Spall (natuurlijk) het zwijgen, en zijn incognito bewaarde. — Meerburg dacht ook reeds aan „den President" van het Classikaal Bestuur, en deze brieven rechtvaardigen dus dat vermoeden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's