GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wondergenezingen.

III.

Bezien we nu den tweeden factor; de genezing.

Een wondergenezing is een genezing, langs den weg van hel wonder verkregen.

Die genezing moet dan echter ook een geneatnig zijn.

Dit lijkt heel simpel, maar toch is het goed er even bij stil te staan. Want er is ook „schijngenezing"; en dit is in het geheel geen genezing. Een genezing veronderstelt, dat er tevoren ziekte was. Nu zullen we verstandig doen ons vooralsnog te beperken tot de z. g. n. „organische ziekten". Daarmee wil ik niet gezegd hebben, dat er geen genezingswonderen op psychisch gebied voor zouden kunnen komen; dat kan en dat zal ook evengoed gebeurd zijn. Maar ik bedoel er dit mee: hel met eenige zekerheid constateeren van een wondergenezing zal voorloopig alleen nog maar mogelijk zijn bij lijders aan organische ziekten. Dat komt omdat we van de wetmatigheden vau de psyche nog zoo bitter weinig weten; we kunnen dus ook nog niet vaststellen, of eenig feit met die wetmatigheid strijdt. Over de wetmatigheid van de stof zijn we veel beter ingelicht. We weten •b. V. zeker, dat een groot tumor (gezwel) van 100 gram gewiclit niet binnen de seconde, zonder hulp van brandende of bijtende stoffen tot verdwijnen te brengen is.

Nu is het niet altijd even gemakkelijk uit te maken of een groep klachten bij een bepaalden patiënt alleen maar berust op een nerveuze afwijking of dat er een organische afwijldng aan ten grondslag ligt. Maagklachten zijn in dit opzicht zeer berucht. Een groep van verschijnselen als pijn in de maagstreek, geen eetlust, last van het zuur, onpasselijkheid, braken, enz., blijkt de eene keer niet anders te zijn dan een maagneurose, terwijl ze bij een anderen patiënt blijken te berusten op een zweer of een carcinoom (kankergezwel).

Dit te onderscheiden heeft dit belang: als bij een lijder aan een maagneurose zich een plotselinge ommekeer in het ziektebeeld voordoet, zal dat bij niemand eenige verwondering wekken, beihalve misschien bij den patiënt. Maar als dit gebeurt bij een groot maagcardnoom, zal dat wél sterk de aandacht trekken.

Willen we dus komen tot het constateeren van een wondergenezing, dan zullen we dus als eerste eisch moeten stellen, dat er bij den patiënt aanwezig is een, voor geen tweeërlei uitleg vatbare, organische aandoening.

Verder: de genezing moet dus werkelijk een genezing zijn, die niet op natuurlijke wijze te verklaren is.

Nemen we ter illustratie een lijder aan galsteönen. Zoo'n persoon lijdt aan zeer pijnlijke kolieken, dat zijn krampen van het gladde spierweefsel der galwegen, die ten doel hebben, de steentjes lang­ zaam te doen opschuiven om ze zoO' in den darm te kunnen afvoeren. Een galblaas kan nu een zeer wisselend aantal steenen bevatten; dat is van builen af haast nooit te constateeren. Ik heb in één galblaas, na operatie wel eens over de 800 steenen geteld, maar het kan evengoed zijn, dat er maar één steen aanwezig is. Hebben we nu eens zoo'n patiënt met slechts één, z. g. n. solitairen steen, dan zal die man misschien reeds vele kolieken gehad hebben, waarbij het niet gelukt is, den steen in den darm te werken. Maar eindelijk, wie weet na hoeveel kolieken, zal het misschien wel gelukken. En is dit eenmaal gelukt, dan bevinden zich dus geen steenen meer in de galblaas, er zullen dus geen kolieken meer optreden en de patiënt zal inderdaad geheel genezen zijn. Veronderstel nu even, dat juist vóór die laatste koliek een magnetiseur te hulp geroepen was, of dat de broeders van Moettlingen zoo'n persoon de handen opgelegd hadden, wat zou er dan alle aanleiding zijn tot het maken van onjuiste gevolgtreldcingen! Wie echter de zaak goed gevolgd heeft, zal toe moeten stemmen, dat hier van een conflict met natuurwetten geen sprake is; integendeel, de heele gang van zaken, is zonder eenige reserve, doodgemakkelijk te verklaren. Een werkelijke genezing dus, maar geen wondergenezing, slechts een schijnwonder-genezing.

Een andere man, het was een patiënt van wijlen Prof. Pel uit Amsterdam, leed aan een maagcarcinoom (maagkanker) in het laatste stadium; hij was brood- en broodmager, at zoowat niets meer; alles zag er naar uit, dat die man het niet lang meer maken zou. Prof. Pel heeft dezen man toen dagelijks, in hypnose een suggestie toegetliend; een suggestie van dezen inhoud: U zult weer eetlust krijgen, de misselijkheid zal verdwijnen, U zult U prettig gaan voelen en U zult weer in gewicht gaan aankomen. Onder invloed van deze suggestie veranderde de psyche van dezen man inderdaad, zoodat hij meer eetlust kreeg en meer ging eten; na eenige weken later was de man van eerst er haast niet meer uit te herkennen; zoo was hij er veel beter uit gaan zien. iMaar: was cht genezing? Neen. Hier worden, door gebruik te maken van den geweldigen invloed, die de geest op het lichaam kan hebben, slechts eenige symptomen der ziekte weggewerkt, zooals misselijkheid en vermagering, enz. Maar de ziekte zelf, het carcinoom, vrat verder en groeide verder en na nog eenige weken werd het leven van dien man afgesneden. Hier was slechts sprake van een schijn-genezing.

lil onzen Bijbel vinden we in het Nieuwe Testament een heele serie van wondergenezingen, verricht door den Heere Jezus en de Apostelen. (Bezien we deze nu in het licht van het zoo juist besprokene.

Dan doet zich allereerst dit voor, dat we over de diagnose geen twijfel behoeven te koesteren. Als in de Schrift staat dat iemand bhnd was, dan moeten we, op grond van de onfeilbaarheid van Gods Woord aannemen, dat die persoon werkelijk blind was; en als van den jongeling van Naïn geschreven staat, of van Lazarus dat zij dood waren, dan mogen we 'dat niet houden voor misschien zooiets als schijndood; neen dan moeten we aannemen, dat ze gewoon dood waren. Van Lazarus staat er dan ook bij, dat de ontbindingslucht reeds uit het graf kwam.

Hetzelfde doet zich voor bij de genezing. Dat waren werkelijke en algeheele genezingen. Jezus doet geen half werk en het is bij Hem maar geen schijn. Als Hij den lamme te Kapernaüm geneest, dan loopt die man na de genezing niet wat te hinken, maar hij springt op en gaat er vandoor, met zijn bed boven op zijn rug. Tot den man met de verdorde hand, sprak Jezus: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. Let vooral op dat laatste! Bij den blinde van Bethsaïda legde Hij de handen wederom op zijn oogen, en deed hem opzien. En hij werd hersteld, en zag hen allen, verre en klaar. Alweer: die man jhad nog niet een bril noodig en moest niet alles vlak bij zijn oogen houden, om alles goed te zien, neen, er staat: hij zag verre en klaar! En zoo zou ik door kunnen gaan.

Het verwondert me dan ook eenigszins, hoe Wurth dit in twijfel kon treklien, zooals hij deed in de brochure: Gcloofs- en gebedsgenezingen. Hij trekt het definitieve van Jezus' genezingen in twijfel, want, zegt hij: die menschen zijn toch later ook alle weer gestorven! Maar wanneer Dr Wurth dit vol wil houden, stelt hij aan het begrip „Wondergenezing" hoogere eischen, dan de Bijbel zelf daaraan stelt. Het is tocli voor geen tweeërlei uitleg vatbaai-, dat de Bijbel zelf de genezingen van Jezus, tijdens Zijn omwandeling op- aarde teekent als wonderen; in het begin van deze artikelenreeks heb ik diverse uitspraken uit de Evangeliën aangehaald die dit op overtuigende wijze bevestigen. En het is toch even z> eker, de geschiedenis heeft dit geleerd, dat al die door Jezus „genezenen" nog geen verheerlijkt lichaam hadden ontvangen, maar dat zij weer een lichaam hadden teruggekregen, dat nog onderhavig was aan nieuwe ziekte en dood. Maar dat wil nog niet zeggen, dat daarom Jezus' genezing niet volkomen was! Om het nog eens heel plastiscli te zeggen: van Petrus' schoonmoeder staat geschreven, dat zij koorts had; dat kan dus een gevolg geweest zijn van een longontstekmg of van malai-ia, of van griep, enz. Laten we nu maar eens aannemen, dat zij longontstekmg had. Door den Heere Jezus, die haar hand aanraakte, wordt zij genezen. Dat staat vast. En zij had dus plotseling weer volmaakt gezonde longen. Had men, direct na die aanraking van den Heere Jezus, een stukje long; weefsel uitgesneden en dit opgestuurd voor onderzoek naar een patholoog-anatomisch instituut, dan was (indien het althans Christus' bedoeling geweest is, dit wonder op één lijn te plaatsen b. v. •met dat van de „verdorde hand") de diagnose teruggekomen: „Normaal menschelijk longweef-

sel". Maar ik kan mij evengoed voorstellen, dat zij een jaar later bij slecht weer op een hoek van een slraat heeft staan praten en daarbij weer een longontsteking opgeloopen heeft, waaraan zij toen misschien wel overleden is. Dat laatste feit 'zou geen zier afdoen aan het feit, dat de Heere Joziis haar den eersten keer geheel en al genezen •liad van de ziekte, waaraan zij toen, op dat mo-. ment leed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's