GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Naar aanleiding van Prof. den Haitogh's broctiure „In de lijn der afscheiding").

ERNSTIG VERWEER OF PROPAGANDAGESCHRIFT ?

Daar circuleert momenteel in het Groningerland een brochure van de hand van Prof. den Hartogh van Kampen (het synodale dan). Het schijnt, dat deze brochure niet in den handel is, maar slechts verspreid wordt uit propagandistische overwegingen. Overigens draagt zij het onverdachte merkteeken van den uitgever, den heer Niemeijer van Groningen. Het schijnt' al verder, dat deze brochure ongeveer gelijk is aan de redevoeringen waarmede Prof. den Hartogh vlak vóór de bevrijding het Groningerland doorkruiste en waarover toen reeds de merkwaardigste verslagen de ronde deden. Wij herinneren b.v. aan het verslag, dat de heer Roorda gaf van één van die toespraken, gehouden in de Geref. Kerk te Niezijl.

Het is een allermerkwaardigst geschrift, deze brochure. Vooreerst al om den stijl, waarin dit geschrift is geschreven. Men vraagt zich af in welken geestestoestand de schrijver was, toen hij de pen opnam. In een opgewonden, hoogdravenden stijl, hier en daar bijna geëxalteerd, wordt hier te keer gegaan tegen de vrij gemaakten, alsof het de schrikkelijkste ketters zijn ter wereld. Is dit het betoog van een man, die zeker van zijn zaak is en die nu met argumenten broederlijk zijn tegenstanders gaat weerleggen? Of is dit een propagandageschrift van het slechtste allooi? En slechts er op berekend om de goegemeente op het gemoed te werken en toch maar terug te brengen van de daad der vrijmaking? Ja, men vraagt zich wel af: is dit v/ol Prof. den Hartogh, zooals wij hem vroeger kenden? De professor, dien wij als leermeester hoogachtten en waardeerden. Die ons liefde en enthousiasme bijbracht voor zijn vak, het mooie vak van de geschiedenis van Christus' Kerk. Wij herkennen dien Professor den Hartogh niet uit dit geschrift. En al valt het ons moeilijk onzen hooggeachten leermeester te bestrijden, wij moeten dat doen, om der wille van Gods zaak, welke hiermee gemoeid is.

Dit geschrift bedoelt te zijn een pleidooi voor het werk van de laatste twee Synoden en hun besluiten. Dat is het goed recht van den schrijver. Het is eveneens zijn goed recht om een pleidooi hiervoor te leveren, dat het werk van die Synoden ligt in de lijn van wat de vaders der Afscheiding hebben geschreven en besloten. Maar daarmede nam de schrijver de zware plicht op zich om een historisch bewijs te leveren. Om als historicus ons te overtuigen met historisch bewijsmateriaal, dat, wat hij betoogen wil, inderdaad waar is. Daarmede nam hij op zich den plicht ons te schetsen den strijd die rondom 1903 is gevoerd en ook al eerder, in de oude Christelijke Gereformeerde Kerk. Daarmede nam hij bovenal de verplichting op zich, om een historisch-dogmatische weerlegging te geven van het boekje , .Rondom 1905" van de heeren Dam, Holwerda en Veenhof. Dat is de wetenschappelijke achtergrond van dit geschrift. In , , Rondom 1905" is de strijd rond en vóór 1905 met een overvloed van bewijsmateriaal geschetst en is daarop een bepaalde visie gegeven. Deze; dat die strijd ging tusschen de theologie van Dr Kuyper eenerzijds en die van mannen als Lindeboom, Bos en anderen anderzijds. Met Bavinck min of meer als tusschenfiguur. Kuyper, die leerde, dat de doop verzegeling is van inwendige aanwezige genade en derhalve bediend wordt op grond van veronderstelde wedergeboorte en Lindeboom cum suis, die leerden, dat de doop de verzegeling is van de belofte van het Evangelie en bediend wordt op grond van het bevel en de belofte Gods. Voorts is in „Rondom 1905" aangetoond, dat de huidige Synodebesluiten de leer van Kuyper tot bindende kerkleer hebben verheven en de leer van , , oud-A" vandaag uitsluiten. Dat is heel in het kort de gedachtengang van „Rondom 1905".

Wat hadden wij nu van Professor den Hartogh verwacht?

Dit, dat hij dat betoog van „Rondom 1905" had ontzenuwd. Dat hij had aangetoond, dat de strijd van Lindeboom cum suis over andere dingen ging. Dit, en dat is zeer belangrijk en daarmede zou hij ons op zijn standpunt een grooten dienst hebben bewezen, dat de besluiten en beschouwingen van de laatste twee Synoden, niet de leer van Kuyper hebben vastgelegd en wei ruimte laten voor „oud-A". De hooggeleerde schrijver kent „Rondom 1905" heel goed. Dat bemerkt de opmerkzame lezer wel, hij heeft het trouwens het vorige jaar ter Synode bestreden. Maar wie mocht denken, dat hij nu in dit geschrift het tegenbetoog zal vinden, die vergist zich.

In plaats daarvan vindt hij een aaneenrijging van citaten en citaatjes. Hier een greep en daar een greep. Geen doorloopende gedachtengang van de mannen die geciteerd worden. Geen duidelijke aanwijzing van de innerlijke samenhang van hun theologie. Geen schets van den achtergrond van hun uitspraken in historisch verband. O, neen. Maar citaten, hier een en daar een. Volstrekt onwetenschappelijk. Dat maakt het lezen van dit geschrift zoo vermoeiend en onvruchtbaar.

Ds Holwerda heeft in , , Rondom 1905" prachtig aangetoond, dat het op zich zelf nog niets zegt, als men b.v. van Ds T. Bos een aanhaling vindt in Kuyperiaanschen geest. Omdat hij zich meermalen verstrikte in diens gedachtengang en daardoor van zijn eigen doorloopende voorstelling van zaken inzake sacrament en doop afweek. Dat was bewijs. Als Prof. den Hartogh nu overtuigd is, dat Ds Holwerda, Bos verkeerd ziet, laat hij daar .ian zijn tegenbewijs tegenover stellen. Laat hij dan aantoonen dat Bos' Kuyperiaansche uitdrukkingen hier en daar zich wel verdragen met' zijn doorloopende gedachtenlijn. Wat vinden we in plaats daarvan? Deze, uit wentenschappelijk oogpunt haast belachqjijke opmerking; ; , , De voorstelling van , , bezwaarde" zijde wel gegeven, alsof Ds Bos, toen hij deze dingen schreef, zichzelf niet was, maar in den ban van de betooverende uiteenzettingen van, den grooten Kuyper was geraakt, door hem tijdelijk was gebiologeerd, moet als krenkend voor den nuchteren, zelfstandigen dienaar des Woords worden verworpen" (Pag. 9). Zie, zoo'n weerlegging van het welgefundeerde betoog van Holwerda is wel geschikt indruk te maken op eenvoudige menschen die Holwerda nooit hebben gelezen. Maar voor wie verder ziet, is het slechts een openbaring van wetenschappelijke zwakheid;

Nog een voorbeeld hoe het geven van een enkel citaat een geheel verkeerden indruk kan geven omtrent den gedachtengang van den geciteerden auteur. Op pag. 28 zal de schrijver een onverdacht getuige citeeren, n.l. DB J. G. Woelderink. Deze schreef inzake 1905: , , De beschuldiging, als zou in de Gereformeerde Kerken den menschen geleerd worden hun hope voor de eeuwigheid te bouwen op een veronderstelde wedergeboorte, berust in elk geval niet op een uitspraak der Synode, ja is daarmede in strijd." Nu schreef Ds Woelderink dit ver vóór 1942, vóór de bindendverklaring, vóór Toelichting en Praeadvies. Maar de professor verzuimt te citeeren wat er bij Woelderink onmiddellijk op'volgt: , , Toch is er in deze uitspraak der Synode iets onduidelijks; we stooten hier op enkele vouwen, die niet glad te strijken zijn. Wat verstaat de Synode nu onder het geheiligd zijn in Christus? Waruieer gezegd wordt, dat volgens de belijdenis onzer Kerken het zaad des verbonds krachtens de belofte Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd, lijkt 't toch alleszins waarschijnlijk, dat wedergeboorte en heiliging in Christus synonieme uitdrukkingen zijn. Maar indien dat zoo is (en 1942 heeft ontwijfelbaar uitgewezen, dat het nu zoo gezien moet worden R.H.B.) moet men evenals in de 18de eeuw, de eerste (doop)vraag weer gaan verwringen m.a.w. men moet de vraag zoo lezen, alsof den ouders gevraagd werd, of zij onderstellen, dat hun kinderen wedergeboren, zijn", (pag. 192 van , , Ons Doopsformulier"). Waarom heeft de hoogleeraar dit niet geciteerd? En zoo zou men bij vele citaten die hij aanvoert kunnen doen. Wat heb ik aan een uit zijn verband gerukte uitspraak van deze of gene, als ik niets weet van zijn tijd en zijn gedachtengang en van de beteekenis der door hem gebruikte termen? Zoo schrijft men toch, waarlijk geen kerkgeschiedenis. Al is men dan hoogleeraar in dat vak.

Nog een ander voorbeeld. In „Rondom 1905" is met een keur van bewijzen aangetoond, dat Helenius de Cock, lange jaren de dogmaticus van Kampen, er niet aan dacht te leeren, dat -de doop verzegeling is van inwendige genade, maar van de belofte des Evangelies. Uit zijn school kwamen Lindeboom voort en Bos en Littooy en vele anderen. Zijn onderwijs zette op hun denken een diepen stempel. Hoe wordt door Prof. den Hartogh, die er zoo graag op bogen mag, dat hij uit een afgescheiden ge^ slacht stamt, deze getuige terzijde geschoven! Men luistere; , , Ook Helenius de Cock, die tientallen jaren aan de Theologische School doceerde, ging wel een anderen kant uit, volgde meer de verwaterde vaderlandsche Theologie van de 18de eeuw. Maar het is een vergrijp aan de historische waarheid, om hem, die tot een jongere generatie der Afgescheidenen behoorde, die onder. de eerste docenten de eenige was zonder academische opleiding, als den vertegenwoordiger der Afgescheidenen naar voren te schuiven...." (Pag» 12). Ja, ja, en

daarmede heeft de schrijver zich ook al weer van dezen getuige afgemaakt en hem terzijde geschoven. Laat dan Helenius de Cock geen wetenschappelijke opleiding gehad hebben, als een wetenschappelijke opleiding meebrengt, dat men zoo oiiwetenschappelijk met historisch bewijs omspringt, dan houd ik het toch liever maar met den onwetenschappelijk opgeleiden de Cock....

Het is merkwaardig te zien hoe door een rookgordijn van citaten de ware kwestie van vandaag wordt verdoezeld. Want wéér gaat het vandaag, precies als in 1905, over aard en beteekenis van het sacrament, over de vraag of de sacramenten aanwezige inwendige genade verzegelen of niet. Slechts een enkel oogenblik komt het echt synodale standpunt bij Prof. de. Hartogh om den. hoek gluren. Zoo op pag. 6 waar de schrijver zegt, dat niet alleen de ouderen, maar ook , , de kinderen der gemeenteleden (en ze zijn kinderen, zoodia ze ter wereld komen, cursiveering van ons) moeten door de kerk, die niet in Gods Raad heeft gezeten en niet in de harten kan zien, gerekend worden het nieuwe leven in Christus te hebben". Is dit de rasechte, onvervalsche onderstellingsleer of niet? En dit zou zijn in de lijn van de vaders der Scheiding? In de lijn van de Stellingen van Lindeboom? Van de besluiten der Afgescheiden Synode? De kinderen al dadelijk, als ze ter wereld komen, wedergeboren? Het is goed dat deze dingen hier eens zwart op wit staan. Ter behartiging van alle , , bezwaard"-synodale predikanten en kerkeraden. Nog onlangs wezen Ds Spier en de synodale kerkeraad van Helpman dit met verontwaardiging van de hand en lieten zwart op wit drukken, dat het in de leeruitspraken ging om een bejegeningsnorm voor ons opgroeiend zaad. Dan is Prof. den Hartogh eerlijker!

En dan de enormiteit op pag. 8. Daar wordt beweerd, dat Lindeboom cum suis na 1905 zouden aangenomen hebben, dat , , dc doop in zijn volsten zin een beteekening en verzegeling is ook van reeds ontvangen innerlijke genade, welke leer trouwens mede in de historie een eerbiedwaardig en niet door hen aangetast fundament had".

Onlangs las ik van Ds W. F. M. Lindeboom te Aduard, dat de Synode niet leert de veronderstelde wedergeboorte. Maar volgens Prof. den Hartogh liggen de dingen toch wel anders. Volgens hem zou zelfs 1905 door Lindeboom cum suis zijn opgevat, zoodat zij nu die leer wel aanvaarden. De doop in zijn volsten zin een beteekening en verzegeling van reeds ontvangen innerlijke genade! En dat in de lijn der Afscheiding? Hoe kan men zoo verblind zijn.

Dan de kern van de brochure van Prof. den Hartogh. Hij wil waarschuwen tegen valsche gerustheid. Tegen een ingebeelde zaligheid. Wij zullen nu maar laten rusten de schrikkelijke beschuldigingen welke tegen de , , bezwaarden" worden ingebracht. Hoewel het hier en daar wel heel erg is. Maar wij willen in alle oprechtheid deze vraag stellen: gelooft Prof. den Hartogh werkelijk, dat met de leer van de onderstelde wedergeboorte, met de leer dat de doop reeds aanwezige genade verzegelt, de valsche gerustheid wordt uitgebannen? Als ik moet beginnen de kinderen te houden voor kinderen die zalig worden, zooals onlangs in de synodale Groninger Kerkbode werd beweerd, kan ik dan de valsche - gerustheid bij de gemeente tegengaan? Is dat geen kweeken van valsche gerustheid? Wij waardeeren het, dat Prof. den Hartogh tegen valsche gerustheid wil strijden, maar wij gelooven nog altijd, ook na zijn brochure, dat dat heel wat schriftuurlijker en effectiever gebeurt, wanneer wij naast den verbondszegen den verbondsvloek prediken. Wanneer wij alle veronderstellingen afwijzen en het zaad des verbonds oproepen te wandelen in de wegen des HEEREN, hen wijzende op den toorn des HEEREN, wanneer zij op zoo groote zaligheid geen acht geven.

Van dat waken tegen valsche gerustheid wil Prof. den Hartogh niet weten. Zijn synode evenmin. Maar wij gelooven, dat dit het eenige door dê Schrift geboden bestrijden van de valsche gerustheid is en blijft.

Wij willen afscheid nemen van deze brochure. Na de brochures van Dr Steen heeft de synodale propaganda met dit geschrift wel zijn dieptepunt bereikt. Het deed ons leed, dat wij

zóó moesten schrijven tegen onzen oud-leermeester. Maar de waarheid Gods gaat boven alles. Naar art, 7 van onze Geloofsbelijdenis, Prof. den Hartogh heeft getoond, dat hij ons mooie historische studies kan geven. Zijn , , Het Christelijk Gereformeerd Seminarie te Amsterdam" is daar een voorbeeld van. Naar zulke studies van hem zien wij verlangend uit. Maar dit, neen, dit'geschrift moet op een groote vergissing berusten.

In de lijn der Afscheiding! Ja, zeker. Met' Helenius de Cock en Lindeboom, met Schilder en Greijdanus. Niet met Kuyper en Ridderbos en den Hartogh, alle afgescheiden bloed in de aderen van den laatste, (zie het voorwoord op

de brochure) ten spijt!

R, H. B.

Aanteekening van de Redactie:

1. Ds Bremmer neemt naar het oordeel der liefde aan, dat de inhoud der brochure ongeveer gelijk is aan dien der propagandaredenen, maar er zijn er, die .van beide kennis namen en verzekeren, dat de oncontroleerbare redevoeringen nog veel meer venijn bevatten dan het gedrukte stuk. Wat mij er van ter oore kwam, is inderdaad verbijsterend.

2. Tei-wille van onze lezers nemen we het stuk van den heer Roorda op in Persschouw (zie dit of een ander nummer),

3. De brochure is door mij niet ontvangen. Wel ergens ingezien. Toen ontdekte ik, dat de auteur ook mij , , citeerde". Een zinnetje van mij, waarin het begrip de , .mystiek" werd gehanteerd in ongunstigen zin. En dan vlak daarop —• bij wijze van tegenhanger — kwam een citaatje van een ander, die , , mystiek" gebruikt in den ziri van , , teedere godsvrucht", of iets dergelijks. Suggestie; die Schilder is tegen de teedere godsvrucht (of zoo).

Hoe ongeleerd! Want anders moest ik zeggen: hoe onzedelijk!

Deze man moet weten, uit wat anderen schreven, uit wat ik zelf publiceerde in den laatsten tijd, uit wat hij mij herhaaldelijk, zonder één woord tegenspreken, heeft hooren zeggen, dat de , , mystiek" in citaten als het door hem ontleende beteekent: de leer(!) van het der mensch gegeven vermogen tot on-middellijke (gods)kennis; een kennis dus, welke zou ontstaan en opvlammen zonder middelen, ook zonder die, welke Gods Woord, en dus onze catechisatieboekjes, voor de ware godskennis noodzakelijk achten.

Wie zoo iets weet, en toch zulke propagandistische gif-injecties aandurft, dien vinden wij in zijn propaganda niet liggen in de lijn der , , mystiek" a la den Hartogh. Ik heb toen het drukwerkje maar weggelegd. Want, wat wil men met zulke kerkscheurders-excommuni-

canten?

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1945

De Reformatie | 8 Pagina's