GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOfDADTIKELl

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOfDADTIKELl

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERSTFEEST, — HET VOLKOMEN MIRAKEL.

Kerstfeest 1945 — eindelijk is de baan weer vrij voor 't woord van 't vleeschgeworden Woord.

Weggevaagd is het heidendom, dat in Nederland de wegen kwam versperren, waarlangs die goede boodschap haar herauten placht te zenden. We hebben ze op die van God gebaande wegen zien paradeeren: de woordvoerders van het nieuw-germaansche heidendom. Ze hebben ons willen opdringen wat hun ook zelf was vóór-gezet: de verkondiging van een met bloed en bodem saamgegroeiden cultus van de oud-germaansche goden, die tot het noordsche ras met meer recht spreken mochten dan 't ooit den , , Jood" van Bethlehem vergund geweest was. Ze schreven hun malle brochures, gedrukt op kostelijk papier, en de naam van afvallige gereformeerden, die geen kerkeraad dorst „schorsen", prijkte op de titelpagina, al kon een kind begrijpen, dat de auteur in werkelijkheid een ander was geweest. En ze waren den boeren een boer, den geleerden een geleerde, den dichter een dichter.

Maar nu is dit alles voorbij. Kanonnen en vlammenwerpers joegen deze heidenen van onze verkeerspleinen weg. De gevangenis slokte de meest markante figuren van hun achterhoede op. We kunnen ons Kerstfeest weer vieren.

Maar of we 't ook doen zullen?

Het staat te vreezen, dat in overgroote meerderheid ons^volk aan het Kerstfeest ontzonken is, eens en voor goed. Want de heidenen van bepaalde kleur zijn wel weggestormd, maar het heidendom van allerlei signatuur, dat was —• en bleef. De Barthianen zijn er nog, en roeren de trom. , , Uren met Novalis" — den romantischen panchristist •—• kunt ge genieten in een boek, dat broederlijk ligt naast een ander, dat u , , Uren met Calvijn" Iaat beleven. Gereformeerde banvonnissen-onderteekenaars schrijven verzamelwerken met anderen, die den Christus der Schriften niet meer kennen, en den uit de maagd Geborene als zoodanig niet meer gelooven. De kerst-„idee", de incamatie-„fheolie". de Christus-„Jbesc/zouwing" legt zich meer en meer erbij neer, te worden „verge/eicen" met andere ideeën, theorieën, beschouwingen, en te solliciteeren naar een gunstige recensie na een „vergelijkend" examen.

Het wordt dus wel hoog tijd, ons te herinneren, dat God in den Kerstnacht geen sollicitanten naar een brevet van geloofwaardigheid heeft uitgezonden als goede getuigen van zijn komst — in het vleesch. Het waren herders, die Hij als getuigen opriep, om te zien het woord, dat er geschied was. En die herders waren juist als getuigen onaannemelijk voor de publiekrechtelijke lichamen van het Israël uit de volheid des tijds.

Dit ligt ook in den aard der Zaak van Kerstnacht.

Want de vleeschwording des Woords is het volkomen wonder.

Kant heeft in één van zijn „Sieben kleine Aufsatze" gepoogd van de wonderen een indeeling te geven.

Maar elke indeeling- faalt in den Kerstnacht. Hij spreekt van een rigoreus mirakel (een onder in den strengen zin van 't woord), wanneer het zijn grond heeft in een ding buiten de wereld, en dus niet in de natuur.

Tegenover het rigoreuze staat dan bij hem het comparatieve mirakel (een wonder, dat slechts bij wijze van vergelijking dien naam verdient), een mirakel, dat wel zijn grond heeft in een natuur, maar dan in een zoodanige, waarvan wij de wetten niet kennen.

Komen we hiermee nu uit, als wij vleesch zien worden? God

Immers neen?

Want de „grond" van een wonder ligt nooit in een geschapen ding, nooit in een geschapen natuur, nooit in de geschapen v/ereld. En, zoo met , , grond" bedoeld mocht zijn de „bodem", waaruit of waarboven het wonder opschiet en verschijnt, zonder evenwel daaruit verklaard te kunnen worden, welnu — het kerstwonder is , , rigoreus", voorzoover het uit het vree-verbond tusschen Vader, Zoon en Heiligen Geest opkomt, en toch ook weer „comparatief", inzooverre als Hij die uit den H. Geest ontvangen is, toch uit een vrouw, zij het dan ook een maagd, geboren is, écht geboren. Hij had w^el een , .akker", waaruit Hij opkwam en boven welken Hij verscheen, maar die akker verklaarde Hem niet. Hij was een rigoreus-mirakel-zaad naar zijn di-komst (ontvangen van den H. Geest, en niet uit zaad van Adam), doch ook een comparatiei-mirakel-zaad naar zijn dp-komst (geboren, na den gewonen tijd die tusschen conceptie en baring verloopt, uit een vj.ouw). , , Rigoreus" was dit mirakel — want de Christus is heelemaal van boven. Maar „comparatief' was het ook, want Hij is ook heelemaal beneden, en écht onzer één, Hij is wezenlijk van Adam, en dus toch óók weer, door Maria, zaad van David, zaad van Sem, zaad van Adam. Is hij soms de eenige, die mensch werd zonder den geworien geboorte-weg te volgen? Neen. ook Adam is zonder dien weg mensch geworden. En Eva, En uit „verstorvenen" kwam Izak voort. En weet de bioloog soms iets verklarends te zeggen over de opstanding van MENSCHEN uit.... de dooden?

In dit alles ligt onze blijdschap heden.

Was de vleeschgeworden Zoon alleen maar , , rigoreus" wonder, we zouden aan Hem niets hebben. Hij zou onze schuld niet kunnen dragen in onze natuur, ons niet kunnen aanspreken in onze eigen taal, niet onzen dood kunnen sterven, niet onze kraam-, niet onze sterf-kamer vermogen te saneeren met zijn heiligenden en ontzondigenden doortocht door die plaatsen van onzen in- en uitgang.

En, — was Hij niet meer dan een „comparatief" wonder, de Heere God zou door Hem onzen ingang en onzen uitgang, onze kraamkamer en onze sterfkamer niet wezenlijk kunnen bewaren van nu aan tot in der eeuwigheid. Want Hij ware dan niet uit twee naturen geconstitueerd als de Persoon van Jezus Christus; zijn persoon ware dan niet on-eindig geweest, niet waarachtig goddelijk. Zijn offer had dan geen on-eindige waarde gehad. Zijn lijden evenmin. Zijn wetsbetrachting óók niet.

Wat zullen wij daarom met Kant's onderscheiding aanvangen? Ze helpt ons niet.

En toch zijn we er dankbaar voor.

Want ze bevestigt ons, wat wij te voren door het geloof reeds hebben geweten, dat namelijk het kerstwonder juist daarom Kersf-wonder is, dat het valt onder hetgeen comparatief is, d.w.z. wat zich laat meten met de sc/iepseimaat; en tevens Kerst-wonder is, daarin, dat het ligt boven alles wat maat heeft, of wat zich meten aat met de maat en naar de analogie van hetgeen geschapen is, dat het direct-rigoreus is, dat is, zeer horribel, gansch verschrikkelijk, numineus, goddelijk, boven-menschelijk.

Immanu-EL, met-ons-is-GOD: het rigoreuze irakel.

IMMANU-el, MET-ONS-is-God: het comparatieve mirakel.

Het Kerstkind HOMO-ousios, God GELIJK in wezen; als waarachtig God — het rigoreuze irakel.

Het kerstkind HOMOI-ousios, Gode gelij- END als mensch, die beeld is van zijn Maker, aarachtig mensch — het comparatieve miakel.

Onze taal schiet te kort — het mirakel is rigoreus.

Maar onze taal wordt niet tot zwijgen geoemd, ze wordt nief uitgeschakeld, we mogen et de engelen — die trouwens ook maar schepelen zijn — toch werkelijk mee-zingen, — het irakel is comparatief.

Het WOORD is vleesch geworden — het mirakel is rigoreus.

Het Woord is vleesch GEWORDEN — het mirakel is comparatief.

Ja, onze verlegenheid in 't benoemen van wat God gedaan heeft in den Kerstnacht blijft ons bij. Ook als wij verder trachten te onderscheiden.

We luisteren nog even naar den wijsgeer van daareven: naar Kant.

Het thema van het „ligoreuze wonder" laat hem nog niet los: hij wil het verder onderscheiden.

Hij doet het aldüs^

Een rigoreus mirakel is — zoo zegt hij — óf materieel, óf formeel.

Materieel is het, wanneer ook de kracht, die het wonder in 't aanzijn liep, i buiten de wereld is.

Formeel daarentegen moet het heeten, wanneer die kracht wel in de wereld, doch de nadere bepaling van die kracht zich buiten de wereld bevindt.

Een voorbeeld ter toelichting ontleent Kant aan Israels doortocht door de Roode Zee.

Wie het droogleggen van het water van de Roode Zee toeschrijft aan een onmiddellijke werking Gods, voor dien is dit wonder materieel.

Maar als men aanneemt, dat God daarbij middellijk gewerkt heeft, bij voorbeeld, door een bepaalden wind te doen waaien, die het water opstuwde, maar dan toch weer zóó. dat het Gods directe bemoeienis was, die dezen wind liet waaien, die hem uitzond, dan is voor wie zóó ziet het wonder formeel. Zoo heeft b.v. prof. dr A. Noordtzij het mirakel van Israels doortocht door de Roode Zee, o neen, niet , , verklaard" maar wel „beschreven", wel gepoogd te „verstaan". Israël ging door een , , doorwaadbare plaats"; maar zijn God zond den wind, en ' — zond hem ook terug op Zijn tijd.

Is nu het Kerstwonder materieel? Of formeel?

Wees stil, en laat maar liever af van spreken. Het is — zóó ge met Kant aldus wilt onderscheiden — het één zoowel als 't ander.

Materieel is het mirakel van den Kerstnacht. •—• want de kracht die Christus zond, die was van boven, heel en al.

De Vader zendt, de Zoon laat zich zenden, zendt ook zichzelf. Het zenden en het gaan, 't gezonden worden als een zenden-van-zichzeii, 't zijn beide wonderen van gelijke kracht en goddelijkheid; beide handelingen zijn volkomen vrij, en onafhankelijk, en goddelijk en souverein. En als de Geest Maria overschaduwt, dan is daar eengoddelijkbegin, een goddelijk scheppen, het is even mirakuleus, als toen hetgeen in Genesis I ons wordt verhaald, geschiedde in den ochtendstond der wereld. Het begin der wereld is niet méér mirakuleus. dan deze , , Mitte der Geschichte", dit midden der geschiedenis, waarin de Zoon des menschen wordt ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria.

Maar ook is in den Kerstnacht dat element in 't wonder Gods aanwezig, dat Kant verleidt, den naam , , formeel" er voor te kiezen. Heeft God Augustus niet als zijn instrument gebruikt? En niet de angst van Jozef? En niet de lotgevallen van het huis van David? En is niet heel het geloofsbegrip van , , de volheid des tijds" een erkenning van de waarheid, dat het alles „organisch" zoo gegroeid is in de wereld, in tijd en ruimte, zóó, dat de cirkelgang van het natuurlijk leven kon doorbroken worden door het in-rechte-lijn neerdalen van 't geweld .van God, die de eenige in-vasie pleegde, waarvoor nu alles rijp was, en die aan alles door geweld zijn, ware natuur, de oor-spronkelijke her gaf?

In-VASIE — het wonder is materieel.

IN-vasie, — het wonder is formeel.

Neen, werkelijk — die in den hemel woont, Hij lacht om onze onderscheidingen. Maar die in den hemel woont, komt heden bij ons wonen, onder ons wonen, en komt ons God verklaren; dat is: Hij leert ons, dié gelooven, mèt Hem lachen om onzen dwazen lust tot onderscheiden. Voor het laatst hooren we Kant doceeren: is het wonder te danken aan een rechtstreeks ingrijpen van God, dan is het occasioneel.

Een wonder van een bijzondere gelegenheid, een ftairos-wonder dus, een wonder van een zeer bepaalde gelegenheid-des-tijds, een wonder dat scherp zich afteekent tegen de gewone dingen-van-den-dag. Maar wordt het in het aanzijn geroepen door een reeks van oorzaken en gevolgen, welke alle bij elkaar aanwezig zijn terwille van deze gansch bijzondere gebeurtenis, dan is het wonder gepraestabiliseerd, d.w.z. te voren bepaald, te voren vastgesteld, zóó als alles wat , , norm'aal" verloopt tenslotte is bepaald, in en met zijn oorzaak en gevolg door een eeuwig besluit van God, aangaande den samenhang der dingen. Een chronos-wonder, dat valt in den gewonen tijd van iedereen, van allen dag en alle-daagsche dingen.

Welnu, de Zoon des menschen is verschenen door een wonder, dat volkomen occasioneel is. Het is er één keer slechts. Het was er nooit te voren. En het wordt ook nooit herhaald. Het is niet te danken aan eenige natuurlijke wisselwerking en het vindt in al het geschapene, in al het voorhandene geen enkele analogie. Het is een Icairos-mirakel: 't komt op een bizonderen tijd, een gelegenheidsüid. Geen oog heeft het gezien (in de natuur), geen oor gehoord (in de geschiedenis), geen hart bedacht (in de wijsbegeerte). God heeft het bereid, het'is de groote oc-casie, het groote in-cident. 't Valt op ons. 't Valt zoo maar onder ons. Het , , valt" inderdaad op en onder ons.

Maar 't is toch ook weer heel en al gepraestabiliseerd. De zonnen, manen, sterren zijn bewogen al de eeuwen door — naar Bethlehem. De volkeren zijn opgestuwd — naar Bethlehem. De dynastieën zijn over elkander heen geschoven ••— naar Bethlehem. Advent was alles, — alle klokken luidden adventistisch. Het is een cijronos-mirakel: het is te registreeren, te beschrijven voor lederen geschiedschrijver; en wee hem die het niet beschrijft; — hij is als schrijver heelemaal mislukt. Het waren immers geen boven-grondsche wegen, die God bouwde buiten de geschiedenis om, waarlangs de Zoon zijn Kerst-invasie pleegde; maar de wegen der gewone menschen, die heeft Hij zich laten bereiden door de weg-werkers van Jesaja 40: bereidt den weg des Heeren, maakt recht in de wildernis een pad voor onzen God. Alle bene: den-berg zal geslecht, en alle beneden-dal zal gestopt worden voor den Koning der eere. Het wa^ de gepraestabiliseerde harmonie van al 't geschapene, die voor den Christus gansch harmonisch plaats bereidde. De geschiedenis der wereld was Zendenz-geschiedenis. Maar 't bleef tendenz-geschiedenfs.

• Nu kunnen wij weer vroolijk zingen-, want onze God is zeer te prijzen. Hij heeft kunstmatig ons gevoed, we zouden anders nooit het Manna hebben gegeten, dat van den hemel viel; wie Virilde het eten? wie zag het? of wie kende het? of wie kon zijn handen ernaar strekken? Kunstmatig voedde Hij ons met het Hemelsch Brood — dat wonder is dus rigoreus, en materieel en occasioneel.

Maar Hij heeft ons toch echt gevoed; dit manna paste bij onze oorspronkelijke natuur, het klopte op elke formule van onze konstitutie, onze menschelijke, onze kosmische, onze kreatuurlijke konstitutie. Hij voedde ons met Zijn Hemelsch Brood, — het wonder was comparatief, en formeel, en gepraestabiliseerd.

Nu kunnen wij ook weer helder zingen; want onze God is zeer nabij. Hij was het, werd het, blijft het. De Christus kwam, maar komt ook. Hij komt terug. En ook die tweede komst, die wederkomst, zal wonder wezen, weer rigoreus, en ook weer comparatief. En wat daar verder volgt. Adventspreeken duren zeven dagen in een week. En kerstboodschappen duren honderd jaren in een eeuw. En 't komen Gods duurt zooveel eeuwen als er eeuwen zullen zijn tusschen begin en eind. tusschen alpha en omega, tusschen Genesis en Openbaring.

Laat ons het wonder WONDER laten, broeders. En juist daarom gansch natuurlijk, schoon het meteen van boven de natuur tot ons gekomen is, en daag'lijks zoo, van boven, tot ons komend blijft. Wie hier ter rechter- of ter linkerzijde afwijkt, en ook maar één keer de speelsche begrippen-paren van Kant of van wien dan ook uit-een-rukt, die is het Kerstfeest kwijt. Rigoreus — zoo roept de Barthiaan. Comparatief — zoo betoogt de immanentist. Het een zoowel als 't ander, zoo belijdt een Calvinist. Want het Woord is vleesch geworden, en HET WOORD heeft onder ons gewoond, en wij....

Wel, wij hebben zijn HEERLIJKHEID (de rigoreuze) aanschouwd, maar dan ook werkelijk zijn heerlijkheid AANSCHOUWD (echt comparatief) .

Wat voor een heerlijkheid?

Een heerlijkheid als van den EENIG geborene VANWEGE den Vader, o zoo rigoreus.

Maar dan toch een heerlijkheid als van den eenig-GEBORENE vanwege den VADER, o zoo comparatief.

eenigge- En gij, waarom noemt gij Hem Gods boren Zoon?

Omdat zijn mirakel rigoreus is.

En waarom noemt gij Hem onzen Heere?

Omdat zijn mirakel comparatief is.

En waarom wordt gij een christen genoemd?

Omdat ik zijn zalving deelachtig ben — door een transcendent geweld, door eea Geestes-invasie, door een wedergeboorte van boven af, door een roeping, die krachtdadig was, — 't is alles rigoreus.

Maar ook, omdat ik krachtens dit rigoreus geweld herleid ben tot mijn waarachtig menschzijn, tot mijn oorspronkelijke natuur, omdat ik, als geestelijke mensch wel door niemand onderscheiden word, die Hem niet onderscheidt, maar toch nu alle dingen onderscheiden kan. zelfs het lichaam van mijn Heere — ik, gansch comparatief, door Hem die mij heeft liefgehad, mij in mijn doen en laten, met hebben en houden, met huid en haar prae-stabiliseerende met zonnen en manen, met bloemen en vogels, met wormen en maden, van vóór de grondlegging der wereld.

' Noemt men Zijn Naam niet Wonderlijk? aad? Sterken God? Vader der eeuwigheid?

Vroeg ik Hem naar Z'n Naam? Ik heb hem l gehoord en toch ook niet gehoord. „Die is och wonderlijk" — zoo sprak Hij tot mij, toen ij voorbijtrok, maar den zoom van zijn geaad liet zien.

En toen ik de deur voor Hem opendeed — oen was Hij doorgegaan, 't Was rigoreus — zijn komen en zijn gaan. Maar o die mirre, die Hij achterliet op de kruk van de deur van mijn kamer — wat was Hij comparatief! Mijn neus verdroeg zijn geuren, mijn adem is niet aifgesneden. en de dochters van Jeruzalem hebben mijn stem toch nog heusch herkend, al was ik ook gansch confuus, vanwege dè liefde, de liefde, die ik niet aan kon.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 december 1945

De Reformatie | 10 Pagina's

HOOfDADTIKELl

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 december 1945

De Reformatie | 10 Pagina's