GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SAMENWERKING?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENWERKING?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

Eenigen tijd geleden kwam bij Kok te Kampen uit: „Noodzakelijke voorwaarden van SchooUiervorming en Onderwijsvernieuwing". (Lager Onderwijs) door Drs L. van Klinken.

Allerlei omstandigheden beletten me dit werkje te bespreken. Toch vind ik het te belangrijk om er niet de aandacht op te vestigen.

In het Voorbericht zegt de schrijver, dat hij zich niet in de eerste plaats richt tot den engeren kring der geestverwanten, maar dat hij bedoelt allen, die het volksonderwijs zien als een nationale zaak, in het schooidebat te betrekken.

Daarbij spreekt hij de hoop uit, dat deze studie mag bijdragen tot verdieping van inzicht in de schoolsituatie ten onzent en tpt een beter verstaan en waardeering van eikaars overtuiging, opdat zoo de weg geëffend worde voor een samenwerking op reëel-principiëelen grondslag.

In zijn Inleiding merkt de auteur op, dat de roep om schoolhervorming en ondenvijsyernieuwing er niet een is van vandaag of van gisteren. Ken halve eeuw reeds is deze zaak, met meerdere pj mindere urgentie, aan de orde geweest.

En toch kwam het niet tot een bevredigende oplossing: De school bleef in haar stijl vrijwel dezelfde. De oorzaak daarvan meent hiJ o.a. te vinden in allerlei persoonlijke gevoeligheden en diep-gewortelde ressentimenten, anthropoioglsche en sociologische factoren.

Thans kunnen en moeten, naar zijn meening, vele van die „steenen des aanstoots" worden opgeruimd om — nu de zaak van schoolhervorming en onderwïl3vernieuwing voor ons land tot een leyensnood is geworden — den weg' van samenspreking en samenwerking in nationale saamhoorigheid vrij te maken.

Eerste voorwaarde daartoe zal moeten zijn: bezinning op de noodzakelijke voorwaarden onder welke schoolhervorming en onderwijsvernieuwing pas mogelijk is en — eventueel — straks werkelijkheid kan Worden.

Terecht merkt hij op dat men terdege rekening zal moeten houden met het historisch gegroeide om tot inzicht te komen in de problematiek van het heden, immers: In 't verleden Ugt het heden, in het nu wat Worden zal.

Vandaar dan ook dat hij komt tot de volgende lor gische indeeling van zijn werk:

Ia Welke levens-en wereldbeschouwing ligt ten grondslag aan de huidige school?

Ib Onder welke Invloeden la de drang naar school-! hervpmsJng en onderwijsvernieuwing in de laatste halve eeuw ontstaan?

II Bezinning op de noodzakeüjke voorwaarden, welke verkregen werden uit de geschiedenis yan ons schoolwezen 'en 2; ulke, die zich in den actueelen npod van het heden ai§ onafwijsbaar doen kennen.

En dan volgt een zeer oriënteerende les der historie. Hier spreekt de meester, die de geschiedenis van ons sehoDiwezen en den ontvsrikkelingsgang van de psyehoflogie kent.

Het is een genot dit gedeelte van het werk te lezen.

’t Is evenwel niijn bedoeling niet, hier nader op in te gaan. Wel wil ik ieder, die belang stelt in deze materie aanraden dit gedeelte nauwlettend te bestudeeren. Het is de moeite waard!

In het tweede deel van zijn studie voert de auteur een ^eidooi voor meerdere vrijmaking van het onderwijs van staatsbemoeiïngen. Hij wil herstel van de ouderreohten, erkenning en eerbiediging der onderscheiden principiëele verschillen op onderwijsgebied met rechtsgelijkheid t.a.v. de pubUeke kas. De school moet zich haar plaats en taak temidden en in dienst van andere levensgemeenschappen meer bewust worden en uit haar isolement treden.

Elk der drie richtingen: de R.-Katholieke, de Reformatorisch-Christelijke en de Humanistische moeten, overeenkomstig, eigen principe en met inachtneming van het nationaal belang komen tot een eigen organisatie en eigen toezicht. En daarom voor elke richting een verband van vrije groepssoholen met Ouderraden, Districtsraden en een Paedagogische Centrale met daarnaast een Onderwijs-departement als administratief lichaam.

Maar — oni de nieuwe schoolorganisatie te verwerkelijken, is samenspreking en samenwerking tusschen de drie richtingen op reëel-principiëelen grondslag noodzakelijk. En daarvoor is het nu , (de gevoelige periode",

„Immers", zoo redeneert Van Klinken, „de gemeenschappelijke verdrukking heeft het nationaal besef versterkt en hen, die voorheen als burgers van hetzelfde land van elkaar vervreemd waren geraakt, nader bij elkander gebracht. Er is een nationale saamhoorigheid gegroeid, zooals het Nederlandsche volk sinds lange tijden niet gekend heeft.

Bij den opbouw •an ons volksleven moeten we uit ons zelfgenoegzaam, onvruchtbaar isolement treden om, waar maar eenigszins mogelijk, tot samenspreking en samenwerking te geraken. Toenadering eischt Gods orde en der tijden nood".

Met instemming haalt hij aan wat Prof. Dooyeweerd schreef in „Nieuw Nederland": „De nationale eenheid wordt niet verkregen in een onmogelijke neutraliteit t.a.v. de diepste vragen van levens-en wereldbeschouwing, maar jn 't besef van een soHdariteit en wederzijdsche verantwoordelijkheid voor elkander binnen eenzelfde nationale gemeenschap. Daartoe moet gebroken worden met den exclusivistischen geest, die in het verleden zoo vaak het wezenlijk contact tussohen de verschillende geestehjke stroomingen in ons volksleven onmogelijk maakte; met de geestelijke tyrannic en hooghartigheid, die andersdenkenden van het eigenlijk gesprek uitsluit en slechts oor heeft voor de instemming binnen den kring van gelijkgezinden. De waarachtig begrepen Antithese beteekent missie-taak, geen isolement met geblindeerde vensters";

Van Klinken meent, dat de Vrije Groepsschoolorganisaties het initiatief tot samenv/erking op onderwijsgebied zullen moeten nemen, om te voorkomen, dat de overheid, die toch ook haar taak en een geweten heeft, in de verleiding mocht komen de grenzen van haar bevoegdlieid te oversohrijden.

Hij wil een Nationale Oontact-Gommissie (N. C. O.), waarin maar niet incidenteel, doch permanent, een platvorm verkregen kan worden, waar men elkaar kan ontrrjoeten en t. a. waarvan de overheid, als geroepen om de belangen van heel het onderwijs te behartigen, voorzoover noodjg en geoorloofd „coördineerend en sj; imuleerend" kan optreden.

„Alleen de eendrachtsg'edaehte: samenwerking op principjëelen grondslag en dat in nationale saamhoorigheid, kan ons onderwijs en daarin héél ons volk werkelijk tot zegen zijn".

Ziet de auteur dan geen gevaren? Zeker. Hij zegt, dat de gevaren van een niveUeerend streven terdege moeten worden onderkend, vooral waar dit er op gericht is de wezenUjke religieuze verschillen \veg te synthetiseeren.

Werkelijkheidszin kan niet gemist worden. „Maar", schrijft hij, „de historie heeft over de synthese-pogingen in het verleden haar vonnis geveld. En ze luidt: een illusie.

De tijd van het: „Eén volk, één kerk, één schopl" behoort tot het onherroepelijk verleden".

En verder: „Hoe kan men toch meenen, dat b.v. de Roomscb-Katholieken ooit accoord zouden gaan met de religieuze Eenheidsschool, als bedoeld met een Openbare school met den Bijbel.

Daarbij: er ziJn er onder de ouders van leerlingen der Openbare school velen, die Bijbelsch onderwijs voor hun kinderen persé piet willen.

Men kan en mag hier toch niet dwingend optreden? " Tot zoover Van Klinken.

Ik vraag me af: Getuigt zulk schrijven va» werkemkheidszia?

In deze dagen kunnen we 2den, wat men aandurft t.a.v. het Koninkrijk der Nederlanden!

Wat is toch de reden om te veronderstellen, dat men in de toekomst de verkregen rechten op school» gebied zal ontzien!

Zouden de Roorasch-Katholieken weigeren accoord te gaan met de religieuze Eenheidsschool? Waarom? Ais Rome haar eigen Katholieke school maar behoudt — en daar zal ze heusch wel voor zorgen ^^ zou het haar dan niet volmaakt onverschillig laten, als men naast de hare één school creëerde, waar alle Protestantsche kinderen onderdak vonden?

De P. V. d. A. zal op den duur geen genoegen nemen met tweeërlei Protestantsche scholen. De schotjes moeten en zullen weg, m. n. op schoolgebied. Ik vrees, dat de komende tijd, — wie weet hoe spoedig — te zien zal geven, dat de aloude leus: „Eén volk, één school", heusch nog leeft.

Dat is het gevaar dat dreigt van buiten.

Maar erger lijkt me nog het gevaar van binnen, en waarvan de samenwerking, die Van Klinken aanprijst, m.i. een ernstig symptoom is.

Maar daarover de volgende keer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

SAMENWERKING?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's