GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SAMENWERKING ? IV (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENWERKING ? IV (Slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het „Correspondentieblad", orgaan van de Vereeniging van Chr. Onderwijzers, richtte de heer Kalsbeek van Katwijk a. d. Rijn een viertal vragen aan mijn adres, naar aanleiding van een ingezonden stuk van mij in dat orgaan. De Redactie van bovengenoemd blad plaatste onder de vragen van den heer K., dat ze thans de discussie zou willen beëindigen, m.a.w., mij wordt geen gelegenheid gegeven zijn vragen te beantwoorden. Althans niet in het „Correspondentieblkd".

Welnu, dan zal ik het hier maar doen.

De eerste vraag, die de heer K. stelde, luidt:

„Zijn Barthianen Anti-Christen?

Hij deed deze vraag, omdat ik beweerd had, dat het laten optreden van Dr van Niftrik op de Algemeene vergadering in strijd is met 2 Joh. : 10 en 11.

Daar waarschuwt de apostel tegen verleiders, die loochenen dat Je2nis de Christus is. Hij waarschuwt de geloovigen in de verzen 10 en 11, deze menschen niet in hun huizen te ontvangen en hen niet te groeten, opdat ze geen gemeenschap zullen hebben met hun, booze werken.

Inderdaad, collega K. heeft volkomen gelijk, dat ik niet zóó zou mogen schrijven, indien ik niet van meening zou zijn, da> t Barthianen anti-christen zyn.

Welnu, die meening ben ik inderdaad toegedaan: zij brengen een valsche leer; met hun niets ontziende Schriftcritiek bestrijden ze meteen het Vleeschgeworden Woord, Jezus Christus. Eeh aanval op Gods Woord, op de onfeilbaarheid van dat Woord, houdt in een aanval op Gods Zoon.

Dat zij tegehjkertijd den Christus erkennen als Gods Zoon, zegt mij niets.

Wie het Paradijsverhaal overboord gooit en de maagdelijke geboorte van den Christus durft ontkennen, taM daarmee dermate Gods Woord aan, dat hij verder geen vertrouweii verdient.

Hij moet als een valsche leeraar gebrandmerkt worden.

„Ja maar, " schrijft K. verder, „zegt Barth dat wel? Zeker, hij verwerpt den Kinderdoop. Maar heeft dat iets te maken met Schriftcritiek? Barth aanvaardt de Schriftgegevens over den Doop zoo goed als U, dat is het criterium.

En dat hij een andere exegese heeft dan u is zyn goed recht als Protestantsch theoloog. Alleen de Roomsche Kerk-pretendeert een onfeilbare exegese te kunnen bieden, die niet becritiseerd mag worden. Intusschen houden de Nederlandsche Barthianen vast aan den Kinderdoop".

Mijn antwoord is: Misschien hebt u Wel gelijk, dat het al of niet aanvaarden van den Kinderdoop een kwestie is van critiek op de Belijdenisschriften en niet rechtstreeks op de Schrift, maar — als men zegt de gegevens der Schrift omtrent den Doop te aanvaarden en "r zulk een exegese aan verbindt als Barth zich perm' «rt, dan wordt wel duideUjk, wat Dr. Van Niftri 'ledoelt met wat hij schrijft op de pag..202 en SC 'an zijn „Kleine Dogmatiek": „De Bijbel is een me 'helijk 'boek.' Geen orgaan van directe mededeeling Gods. In het oogenblik des welbehagens, als Hii spreekt, dan is de Bijbel Gods Woord."

Als men op zoo'n straatje staat, dan weet ik niet waar men al exegetiseerende terecht komt. Wekt zulk een exegese dan nog het geringste vertrouwen?

Verder ontkent K., dat Barth het paradijsverhaal overboord gooit en dat hij de maagdelijke geboorte' verwerpt. Hg meent, dat ik Barth met Brunner verwar.

Het kan zijn, collega! Ik pretendeer allermüist eer Barthkenner te zijn, maar ik beroep mij op, iemand, dif het wel is, n.l. op Prof. Berkouwer, die ons hierove' inlichtte op de Najaarsvergadering ^x\. het „Distrlc: Groningen van Chr. Onderwijzers" op 2 Nov. j.l.

Hij zal u wel beter dan ik over deze kwestie kunnen inlichten..

Mij interesseert het maar matig of Barth dr jsrunner of Van Niftrik of wie dan ook iets beweert. Ik weet heel goed, dat deze heeren het ook onderling meermalen oneens zijn. De een gaat wat verder dan de ander; voor en na spreken ze elkaar zelfs tegen, maar daardoor worden ze des te gevaarlijker, immers nu worden ze min of meer ongrijpbaar.

Onbegrijpelijk en ongrijpbaar — twee prachtmiddelen om zich onaantastbaar te maken en daardoor hun invloed te vergrooten. Immers, zóó wordt het moge-* lijk om vele aanvallen te pareereri met de opmerking: „Dat on dat is niet Barthiaansch, het is alleen maar een stelling van mijnheer X. of Y.

De derde vraag van K. gaat over samenwerking met andersdenkenden. Hij schrijft: „Zooals heden de Gereformeerden fel gekant zijn tegen de Barthiaansche theologen, waren ze het vroeger tegen de ethische. Daar had je (en heb je) dan ook vervaarlijke ketters onder. Krof. Doedes verwierp den Kinderdoop in „De Nederlandsche Geloofsbelijdenis", blz. 448; Prof. Obbink het Paradijsverhaal in „Het Bijbelsch Paradijsverhaal en de Babylonische bronnen."

Prof. Kohnstamm de maagdelijke geboorte in „De Heilige", blz. 170.

Voor de aardigheid illustreerde ik maar weer met dezelfde ketterijen. Het was een zeer gemengd gezelschap, dat één ding gemeenschappelijk had: 't ethisch beginsel.

Welnu, hoe was de verhouding tusschen Gereformeerden en Ethischen in politieke partij en vereeniging? Ontzegde men elkander den Christennaam en wenschte men elkander op grond van 2 Joh. : 10 en 11 niet te ontvangen?

Integendeel!

In de Vereeniging voor Christelijk Nationaal schoolonderwijs werkten zoo lang mogehjk samen: Groen van Prinsterer en Kuyper met den ethischen Chantepie de la Saussaye en Nicolaas Beets. Toen de laatsten bedankten, was het niet omdat Groen en Kuyper niet meer met hen wilden samenwerken.

De ethische Ds. Talma werd door Kuyper met open armen in de A. R. partij ontvangen. Zijn naam wordt daar nog met eere genoemd.

Wat onze eigen Vereeniging betreft: jarenlang had het Hoofdbestuur een ethischen voorzitter: de heer P, Oosterlee.

Bij het 75-jarig bestaan onzer Vereeniging in 1929 trad als feestredenaar op Zijne Excellentie Dr de Visser, voormalig ethisch predikant, die met langdurig applaus werd begroet ".

Mijn antwoord luidt: In de vorige artikelen onder hetzelfde opschrift heb ik mijn zienswijze over al of niet-samenwerken met andersdenkenden uiteengezet.

U laat de geschiedenis spreken. Het is uw goed recht! De geschiedenis kunnen we niet zonder groote schade verwaarloozen. Maar ze is toch niet normatief? Is de houding, die de Gereformeerden in en buiten de Vereeniging van 'Chr. Onderwijzers vroeger en later hebben aangenomen t.a.v. de Ethischen beslissend, , zoodat wij ons daaraan zonder meer moeten conformeeren? 't-Zou wel gemakkelijk zijn!

Moet er soms voortgaande reformatie zyn?

Zouden we b.v. bij Kuyper moeten blijven staan?

Zijn z'n uitspraken het eind van alle tegenspraak?

Die stelling zal toch niemand voor zgn rekening willen nemen.

De Synodes van de zich noemende Geref. Kerken hebben de herhaalde wijzigingen in de leeruitspraken gedurende de laatste jaren gemotiveerd met de overweging, inmiddels „meerder licht" te hebben ontvangen. Dit laatste gezegde laat ik gaarne voor rekening van genoemde Synodale vergaderingen, zeker is het, dat we de zich voordoende kwesties steeds zullen moeten blijven bezien bij het licht dat Gods Woord daar-over geeft en dat bij voortgaande bezinning steeds rijker licht verspreiden zal.

De vraag of wij vandaag kunnen samenwerken met Barthianen wordt niet beantwoord door het feit. dat onze vaderen vroeger samenwerkten met Ethischen en ook niet door het recente feit, dat op het reformatorische appèl, belegd door de W. de Zwijger-. stichting in de Domkerk te Utrecht als sprekers optraden: Ds S. J. Popma, Geref. Predikant te Amsterdam; Prof. Dr G. C. van Niftrik te Zeist; Prof. Dr G. C. Berkouwer te Amsterdam en Dg M. de Goede, Geref. Pred. (onderh. art. 31 K.O.) te Utrecht.

Zooals ik reeds schreef in een vorig artikel, ben ik van meening, dat onze organisatie incidenteel wel eens kunnen samenwerken op bepaalde punten, maar ze moeten zich "niet contractueel vastleggen en nog minder moeten ze met andere vereenigingen, die op een totaal anderen grondslag staan in een verbond gaan, al is dat dan ook bedoeld in federatief verband en al zal het alleen gaan over niet-principiëele aangelegenheden, zooals dat b.v. het geval is in de toetreding tot het A.N.O.V. van de Vereeniging van Ohr. Onder-'OTgzers.

Ik blijf van oordeel, dat dit fout is.

Ten slotte stelt collega Kalsbeek me de vraag of )p mgn standpunt ook niet het beleid van de A. R. .'.artij moet worden veroordeeld, omdat men vroeger net niet-Christenen in een „Nationaal Kabinet" over Ie hoogste landsbelangen met elkaar beraadslaagde - ; n besliste.

„Ook na den oorlog is zulks, naar ik meen, van de A.R. zijde bepleit", schrijft mijn opponent, „hebt u. hierom ook al uw politieke party verlaten? "

DanKbaar voor de belangstelling in dezen kan ik den heer K. antwoorden, dat ik tot nu toe nog niet met de A. R. partij heb gebroken. Ik herhaal: op een bepaald, van te voren opgesteld program, is samenwerking misschien mogehjk en' dan moet het'geprobeerd.

Maar — of op den duur zij, die hun A.R. party-i genooten met den kerkeUjken ban troffen of er in allen ernst mee dreigden en dezen dus buiten het Koninkrijk der hemelen probeerden te sluiten, kunnen samenwerken met hen, waarvan ze metterdaad verklaarden geen geestelijke gemeenschap meer te gevoelen, dat zal de tijd moeten leeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

SAMENWERKING ? IV (Slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's