GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

De cultuurhistoricus, prof. Huizinga, heeft eenigen tijd voor zijn betreurd verscheiden een interessant werk uitgegeven met den titel: „Homo Ludens", de spelende mensch.

In alle menschelijke actie speurt hij den spelfactor, in wetenschap en kunst, in vredeswerk en-oorlogvoeren, in parlement en politiek. Ook in de theologische disputen, zooals die in de Middeleeuwen en in de dagen der Reformatie menigmaal werden gehouden.

Wellicht zou hij, had hy den kerkelijken strigd onzer dagen nog kunnen aanschouwen, het spelelement daarin ook Ihebben opgemerkt.

En nu ik in de „Groningsche kerkbode" der nog gebonden kerken een artikel las van dr van der Zanden over „de vrijgemaakte leer", en in het „Gereformeerd Jongelingsblad" een leidraad over de „Eenheid der kerk", zou ik hem niet gaarne öngeüjk geven.

Om goed te kunnen spelen moet men kind zijn, zegt htj. En de Grieksche vpijsgeer Heraclites meende naar de overlevering zegt, dat alle meeningsstrijd toch kinderspel was.

Bij zulk spel behoeft de ernst niet afwezig te zijn. Een dichter zei: weest kinderlijk, niet kinderachtig.

Maar prof. Huizinga spreekt ook van „puerilisme", dat is kwajongensaehtigheid. En dat treft men in sommige propaganda ook aan.

Dr van der Zanden bewesrt in genoemd artikel, dat niemand er acSiter kan komen, wat de leer der vrijgemaakten is. Hij althans weet het niet.

Hij wil nog niet zeggen, dat de vtygemaakte kerken van de belijdenis afviijken, maar sommigen der „leiders" doen dit wel, en de kerk laat dit toe.

Echter, zij heeft ook nog geen bindende uitspraak gedaan, zooals de kerk van dr van der Zanden. Er is inzake verbond en doop nog zekere leervr^jheid.

Nu lijkt dit op iets meer dan kinderspel.

Want het staat als een paal boven water vast, dat zeer vele kerken in het synodocratisch verband zich in het geheel niet houden aan de bindende uitspraken iharer Synoden. Dr van der Zanden keftt et ook slechts één meer, n.l. die van '46.

Een dominé op Urk, die wel iets geliakt op dien legendarischen predikant van hetzelfde eiland Uit vroegere tijden, die, - naar het bekende versje zegt, zgn preek had vergeten, verklaarde in een dispuut met ds Bremmer het voor 99 procent met hem eens te zijn. De andere dominé deed zulks nog niet voor één procent.

Nemen wij nu aan, dat zulks ook in het preeken dier beide predikanten zal uitkomen, wat moeten de Urkers dan wel denken van bindende verklaringen en kerkelijke gehoorzaamheid, van Verbond en doop? Het is wat te zeggen, zooveel verwarring en dat op zoo'n klein erf.

Maar dit nu daargelaten, dr van der Zanden vertelt ook de enormiteit (art. 24 Geloofsbel.), dat volgens de vrijgemaakten het geloof de wedergeboorte werkt.

Weet hij nu wel weer, wat de leer der vrijgemaakten is?

Hij doet dan den vrijgemaakten predikant, die een briefvidsseling met hem heeft gewaagd, dit voorstel: „laten , de vrijgemaakten nu zeggen: wij leeren, dat niet één kind deelt in de belofte der wedergeboorte welke „zonder ons en in ons" geschiedt, en daarom kunnen wij er bij voorbaat ook niets van zeggen, of er wel één kind der gemeente ooit wedergeboren zal worden. Dit is voor ons even onzeker, als de wedergeboorte der heidenen, aan wie wij het Evangelie verkondigen".

Niettemin doopen wij de kinderen voordat zij gelooven, terwijl vwj de heidenen niet doopen voordat zij gelooven. "

Dat moeten de vrijgemaakten zeggen, en, als dat geschiedt, zegt dr van der Zanden, dan kom ik en roeo: dat is tegen Gods Woord en tegen de belijdenis.

Toen ik dezen voorslag las, liet' ik het blad even vallen en mijn gedachten gingen terug naar een kinderspel van jaren geleden. H-et was bij een vriend, wiens oudste, Kareltje, den aanvalligen leeftijd had bereikt van vier jaar, en die in den tuin met zijn buurvriendje. Jan, zijn spelfantasie uitleefde.

Zie eens, Jan, zei Kareltje, nu zou ik daar stilletjes om dien hoek gaan staan en jij zou daar dan heenloopen en niets merken, en dan zou ik roepen: boe, en dan zou jij erg schrikken.

Met kluchtigen ernst vertelde hij mij, dat zij „vèrschrikkinkje" speelden. Het gebeurde dan ook precies alzoo.

Welnu, zoo is nu ook het spel, , dat door dezen doctor in de theologie wordt voorgesteld.

Heeft hij als Annet uit Starings „Verjongingskuur" iets op de tong gekregen uit Krekelmerg, dat oud Annet weer in de wieg deed leggen, omdat zij er wat te veel van nam? Kinderspel — zelfs van groote mannenj iemand kan er recht van genieten.

En ik vergat nu. haast, dat deze doctor in dé theologie, ter wille van den goeden toon, de virygeniaakten even te voren verweet, dat zij de Verklaring van '46 verdraaiden — door hun inlegkvuide — om de eigen menschen van die verklaring afkeerig te maken.

En nu kom ik tot wat ergers dan kinderspel.

N.l. op die leidraad in het jongelingsblad.

De Schrijver zegt, dat de ptaatselflke kerk wel zelfstandig is, maar dat er eeft kerkverband moei); zijn en kerkelijke gehoorzaamheid.

Als een syhode besluiten neemt dan moeten de kerkeraden gehoorzamen.

Anders komt er gedeeldheid.

Nu neemt hü aan, dat zulke gedeeldheid soms veroorzaakt kan worden door het kwaad der hiërarchie.

Zulke hiërarchie is er J)ij Rome en bij de Ned. Herv. kerk, *

Maar er is natuurlijk geen sprake van bij de synodocraten.

De zonde kan ook anders optreden tot verstoring van de kerkelijke eenheid. En dan wordt gewezen op het voorbeeld der Donatisten, die door Augustinus zoo fel bestreden werden, zegt de schrijver, „want zij ijverden op valsche wijze voor Christus' kerk".

En dan komt de klap op den vuurpijl.

„Zoo in 1944 prof. Schilder met de zijnen, die ten onrechte meenden, dat in de Gereformeerde kerken de hiërarchie was teruggekeerd. Deze z.g.n. Vrijmaking, waarbij ook schriftuurlijke besluiten over den doop werden verworpen, draagt duidelyk een Donatistisch karakter. Duizenden ambtsdragers werden door de „vrijgemaakten" verworpen".

Als men dat leest, staat men toch even te kijken. Zoo worden nu die arme jongens van dien bond voorgelicht.

Met zulke leugens worden zij gevoed, terwijl het bondsbestuur nog wel beweert, dat er in zijn organisatie zeer wel plaats is voor de kinderen der vrijgemaakte kerk.

Wat moet er, zoo vraag ik mij af, in iemands geest omgaan, om zoo iets te kunnen beweren?

Nu zijn wij niet uitgeworpen, maar vidj hebben de a n d e r e 11/ duizenden ambtsdragers, verworpen.

Is er in heel onzen kerkstrijd één enkel voorbeeld te noemen, dat onzerzijds een enkele ambtsdrager, predikant of ouderling, werd gewraakt? Heeft iemand onzer er ooit aan gedacht dr van der Zanden aan te klagen? Of prof. Grosheide, of prof. Ridderbos?

Hier is erger dan kinderspel.

Het lijkt meer op het spel der Fairies in Shakespeares' „Midsummemight's-dream". Als Oberon' zijn vrouw vwl verderven, en Puck het geVaarlyke gif meegeeft, en zegt: " " - •, •--i

And with the juice of this I' will streak her eyes.

And make her full of hateful fantasies.

De oogen zullen met het gevaarlijke vocht bestreken worden en het slachtoffer zal Vervuld worden met boosaardige fantasieën, ^

Lieden, die de jeugd durven voorlichten op de genoemde wijze, zijn zeker vervuld met booze fantasieën en zijn nu bezig de oogen der verbondsjeugd te bederven.

Dit is heel, heel erg.

Trouwens zulke dingen schaden altijd wie er gebruik van maakt.

Zij werken als een boemerang. Het Springt in hun eigen gelaat terug.

Laat ik om zulks te doen zien, eens voor een keer hun wijze van doen, hun weg volgen.

Allereerst dan het kinderspel van dr van der Zanden.

Ik schrijf nu weer dat, wonderlijke zinnetje met dien loozen voorslag af. Wij moesten zeggen: wij doopen kinderen, ^yoordat zij gelooven, terwijl w^' de heidenen niet doopen voordat zij gelooven.

Nu moet ik toch aannemen, dat dr van der Zanden in dit voorstel het woord gelooven telkens in denzelfden zin neemt. Het beteekent in het eene geval dus precies hetzelfde als in het andere.

Het zou zeker onbeleefd wezen tegenover zulk een geleerd man aan te nemen, dat hij de eerste wet voor zulk een taalspel zou gaan schenden.

Welnu, een kind kan niet actief bewust gelooven en hier wordt dus onder geloof verstaan: wedergeboorte, zij het dan verondersteld.

Ook dr van der Zanden kan niet weten of er wel een van deze verondersteld wedergeborenen werkelijk wedergeboren is, of Ihet ooit zal worden.

Het kind wordt dus bij de vrijgemaakten gedoopt voordat het gelooft en bij dr van der Zanden nadat het gelooft. Hij veronderstelt dan dat het kind het geloof in den zin van wedergeboorte bezit of het eens bezitten zal, dus uitverkoren is.

En zoo is het in zijn kerk ook met den volwassene, dien wij nu wel kunnen gelijkstellen met den genoemden heiden.

Maar ik kan veel verder gaan.

De ambtsdrager, die het kind of den heiden doopt, moet ook verondersteld wedergeboren zijn. Ware immers ooit het tegendeel gebleken, dan zou hij of de kerk hebben verlaten of afgezet zijn.

De dominé, dezen eisoh moeten wij wel stellen, moet heilig, d.w.z. wedergeboren zijn.

Ook het kind zou men niet mogen doopenjkals men

wist, dat 't niet wedergeboren was en dus niet geloofde.

Wij zien hier dus dit geschieden, dat de predikant, die doopt, wedergeboren, heilig in dien zin moet zijn, en dat ook bij het kind die wedergeboorte of dat geloof moet worden verondersteld. Zoo ook wat de ouders aangaat en eigenlijk heel de kerk.

Zij moeten dus allien heilig, d.w.z. wedergeboren zijn, want het tegendeel is niet gebleken. Anders kan de dominé niet doopen en het kind kan niet gedoopt worden.

Zoekt men nu naar een analoog geval in de kerkhistorie, dan zegt een ieder, die van deze historie iets afweet: maar, dat is echt Donatistisch.

En de schrijver in het Jongelingsblad heeft van dezen boemerang een buil op het hoofd, die hem belet zich eenige dagen in het publiek te vertoonen.

Ik wensch hem dit kwaad niet toe. Hij heeft het aan zich zelf te wijten.

Maar er is meer, dat óf zijn onkunde óf zijn puerilisme bewijst.

Hij zegt, dat Augustinus de Donatisten bestreed. Dat was zeer zeker het geval en niet ten onrechte.

Maar deelt de schrijver nu ook het hiërarchisch kerkbegrip van Augustinus, tegelijk de Paus en de Volkskerk? En de „kerk m de kerk"?

Is het hem niet bekend, dat deze kerkvader steeds erg bezorgd was, als hij de groeiende vermenging van staats-en kerkmaöht zag? Als ik er hier plaats voor had, zou ik verschillende treffende voorbeelden daarvan kunnen noemen.

Weet de schrijver wel, dat Augustinus dus steeds bang was voor gewold in geloofszaken, maar zich in het dreigend Donatisüsch geval liet overhalen het geweld der overheid te aanvaarden, en dat, toen dit bleek groot succes te, hebben, Augustinus, helaas, ten aanzien van het zwaard der overheid ten dienste der kerk van meening veranderde en tot zijn verkeerden uitleg kwam van het: dwingt ze om in te gaan?

Dat was het begin van den vreeselijken, Moedigen strijd, dien de hiërarchische kerk in steeds erger mate met beroep op Augustinus waagde.

En als nu deze voorlichter der jongelieden hiervan niet rept, mag ik dan daaruit afleiden, dat het water hem om de tanden loopt, als hij aan de mogelijkheid denkt, dat onze overheid de vrijgemaakten, net als voorheen de afgescheidenen, met allerlei dwangmaatregelen te lijf zoude gaan?

De goede zaak der vrijmaking wordt door zulke lieden zeer zeker niet geschaad. Integendeel

Ik moet ten minste zeggen, dat, als ik onder het Juk der synoden nog gebleven was, ik thans met haast mij zou vrijmaken. En zoo geschiedt het ook meer en meer,

Maar ik zie toch met schrik de afglijding aan den overkant en op het feit, dat nog zoovele duijsenden bezwaarden dit alles zien en dulden en zich laten in slaap wiegen door allerlei minderwaardig spel.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's