GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSONALISTISCH SOCIALISME.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSONALISTISCH SOCIALISME.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een omschrijving van hetgeen onder socialisme moet worden verstaan wordt steeds moeilijker. Socialisme is een kleed, waarin allerlei uiteenloopende richtingen en beschouwingen zich hebben gehuld. Het veel gedragen jasje van het socialisme is daarom wat verschoten, kleurloos geworden. Ter opluistering wordt het daarom van allerlei soorten garneering voorzien. Zoo spreekt men van marxistisch socialisme, gildensocialisme, kathedersocialisme, staatssocialisme, liberaal socialisme, agrarisch socialisme, christelijk socialisme en zelfs van nationaal-socialisme.

Een garneering, welke thans zeer in de mode is, is die van het personalisme. Ook echter bij het personalistisch socialisme is dit socialisme een nogal kleurloos begrip. Het beteekent het streven naar een antikapitalistische volkshuishouding. Dit socialisme wordt nu echter nader bepaald en gericht door de toevoeging „personalistisch".

Het schijnt wel uitermate moeilijk van dit personalisme een duidelijke definiëering te geven. De meeste omschrijvingen blijven in het vage hangen. Het personalisme, zoo wordt gezegd, wil zoowel het individualisme als het collectivisme vermijden. Het gaat uit van de menschelijke jwrsoonlijkheid, maar dan van den mensch in gemeenschap. Geert Ruygers drukt het aldus uit, dat het personalisme streeft naar een nieuwe geestelijke gemeenschap, die berust op het concreet besef van persoonlijke verantwoordelijkheid. Strijdend voor de waarden van de menschelijke persoonlijkheid komt het op voor persoonlijkheidsrechten zooals vrijheid van godsdienst, recht op privaat eigendom, vrijheid van meeningsuiting, vereeniging en vergadering, enz. Uitgangspunt van het personalisme is dan ook de bescherming van de hoogste menschelijke waarden, barmhartigheid, gerechtigheid, naastenliefde en vrijheid. Het klinkt alles welluidend en schoon.

Een beschouwing van Prof. Okma.

In „Nederlifidsche Gedachten" van 30 April 1947 geeft prof. Okma een beschouwing over dit personalistisch socialisme. Hoewel hij hierop ook critiek uitoefent, vinden verschillende punten van dit personalistisch socialisme bij dezen schrijver toch wel waardeering. Zoo merkt hij op, dat zij in tegenstelling met het humanisme van de vorige eeuw de absolute souvereiniteit van de rede, de volkssouvereiniteit en de staatssouvereiniteit verwerpen. Is dit wel heelemaal juist? Inderdaad zegt het personalisme een wet te erkennen, waaraan ook de staat onderworpen is. Welke is echter die wet? Men streeft naar barmhartigheid, gerechtigheid en meer dergelijke scjioone deug­ 382 den. Welken inhoud hebben deze deugden echter bij de personalisten? Volgens hen komen sommig^ menschen tot de erkenning van deze normen doOr het evangelie, maeir anderen op grond van hun humanistische levensovertuiging.

Hierin nu zit de kardinale fout bij het personalisme. Men gaat er van uit, dat menschelijke overtuiging en goddelijke openbaring tot één zelfde norm kunnen leiden. In feite erkent men dus twee souvereinen: God en den menschelijken geest. Ook prof. Okma moet in zijn artikel erkennen, dat het personalisme als fundament voor het hooger gezag ten slotte niets anders te bieden heeft dan het bewustzijn of de intuïtie.

Maar waarin bestaat dan de vooruitgang van het personalisme ten aanzien van het humanisme? Of men nu als souverein neemt de rede of het bewustzijn, blijft practisch gelijk. Misschien is het eerste zelfs nog beter. Of zit hierin de vooruitgang, dat men Gods openbaring stelt naast de menschelijke intuïtie? Maar hierin bedrijft het personalisme afgoderij door naast God het menschelijk bewustzijn tot souverein te verheffen. Het is dan ook niet juist en kan niet juist zijn, wat de personalisten beweren, n.l. dat men op grond van de Schrift en op grond van de menschelijke overtuiging kan komen tot dezelfde normen: Gerechtigheid, waarheid en naastenliefde. Normen als gerechtigheid, liefde en waarheid hebben personalistisch opgevat geen inhoud, noch beteekenis. Gerechtigheid, liefde en waarheid hebben alleen dan beteekenis en inhoud wanneer zij in Christus gegrond zijn, omdat zij in Hem vleesch geworden zijn. Alle geestelijke waarden ontleenen alleen hun beteekenis aan hun absolute binding aan den Christus der Schriften.

Personalisme en Calvinisme.

Prof. O. meent, dat het personalisme zooals wij dat vinden bij Denis de Rougemond (een van de vaders van het personalisme) staatkundig nauw aan het A.R. beginsel verwant is. Hij voegt hier echter aan toe: „De theologische denkbeelden van de Rougemond zijn zeker niet die van het calvinisme".

Valt de schrijver nu zelf niet in de strikken van het personalisme? Meent hij werkelijk, dat een niet-calvinist op staatkimdig gebied een theorie 'kan ontwerpen, welke nauw aan het calvinisme verwant is? Indien dit zoo ware, had het personalisme gelgk. Dan zouden dus zij, die uitgaan van de H. Schrift, en zij, die Gods Woord verwerpen, tot de zelfde normen kunnen komen voor het staatkundig streven. Dit wordt juist door het personalisme beweerd en op grond hiervan wordt samenwerking in één partijverband mogelijk geacht.

Prof. O. laat zich bij zijn beschouwing m.i. te veel leiden door de omstandigheid, dat het personalisme vaak termen gebruikt, welke aan het calvinisme verwant zijn, doch deze termen met een anderen inhoud vult. Een personalist zegt bijv. op te komen voor gerechtigheid, een calvinist eveneens, maar daarom zijn beide levensbeschouwingen nog niet aan elkaar verwant. Wanneer een calvinist opkomt voor gerechtigheid en voor de rechten van den mensch, komt hij hiervoor niet op zuiver op grond van de waarde der menschelijke persoonlijkheid, doch uitgaande van de rechten Gods, wiens lof en eer het einddoel van alles is. Het personalisme ijvert dus met zijn opkomen voor gerechtigheid, liefde en waarheid niet voor hetzelfde als het calvinisme.

Wanneer prof. O. dan ook de practijk van het personalisme beschouwt, wordt zijn critiek veel scherper en juister. Het Indische drama behoeft ons, gezien de personalistische levensbeschouwing, dan ook werkelijk niet te verbazen. De gedragslijn der regeering is een consequente toepassing van deze beschouwing. Juist het Indisch beleid doet zien, dat gerechtigheid, welke niet haar uitsluitende basis vindt in Gods Woord, gruwelijk onrecht wordt. Het toont, dat humanistische barmhartigheid tenslotte voert tot barbarij. Het maakt ons duidelijk, dat ook de vrijheid van den mensch bij het personalistisch socialisme een utopistisch ideaal is, in de practijk devalueerend tot staatsonderdrukking.

Zijn de tegenstellingen tussen A.R. en P. v. d. A. op sociaal-economisch gebied fundamenteel of niet ?

In verband met de beschouwing, van prof. O. wilde ik nog eenige opmerkingen maken. De samenvatting van prof. O.'s betoog kan ongeveer'als volgt luiden: De tegenstellingen tusschen A.R. en Partij van den Arbeid zijn op sociaal-economisch gebied niet fundamenteel, en dus practisch wel oplosbaar. Staatkundig vertoonen personalisten en calvinisten veel verwantschap, maar hoewel het personalisme op zich zelf niet strijdig is met het chr. geloof, is deze beschouwing staatkundig onvoldoende, daar het geen rotsvasten grondslag biedt voor het gezag.

Ik moet eerlijk bekennen, dat ik van deze beschouwing, komend uit de pen van een A.R., niets begrijp. Ik ben van overtuiging, dat de sociaal-economische beschouwing van de Partij van den Arbeid gedragen wordt door een onschriftuurlijke levensbeschouwing en dus door en door onschristelijk is, ons land voert naar het staatssocialisme, leidt tot onderdrukking van de menschelijke persoonlijkheid en daarom slechts gradueel verschilt met het nationaal-socialisme. So­ ciaal-economische beschouwingen zijn nooit los te maken van iemands geheele levensbeschouwing.

Gaarne zou ik dan ook zien, dat prof. O. nader aangaf, hoe hij een synthese dacht te bewerken tusschen de sociaal-economische beschouwing van de Partij van den Arbeid en de A.R. En wat die staatkundige verwantschap betreft tusschen personalisme en calvinisme, — hij slaat (gelukkig) zijn eigen bewering al den bodem in door op te merken, dat alleen het chr. geloof ons vasten grondslag geeft voor gezag en vrijheid. Daar het personalisme dezen grondslag ten eenenmale mist, kan van eenige verwantschap dan ook geen sprake zijn. Steeds blijft er ook op staatkundig terrein een principieel verschil tusschen hetgeen de mensch bedacht heeft en wat God heeft geopenbaard in Jezus Christus. Voor ware menschenliefde, gerechtigheid en waarheid kunnen niet humanisme en christendom de levensbronnen zijn.

Ik eindig met een aanhaling uit het artikel van van der B. in „Nederlandsche Gedachten", 6 Juli '46: „Maar de Heere wil een wereld, die Hem prijst en waarin alle maaksel Zijn lof zingt. Een wereld, die nu alleen komen kan in Jezus Christus en die haar eerste heerlijkheid reeds openbaart in den „nieuwen mensch", in den mensch der wedergeboorte, die leeft uit een waar geloof naar de wet Gods, Hem ter eer".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSONALISTISCH SOCIALISME.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's