GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

WAT HEEFT DE SCHILDERKUNST ONS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT HEEFT DE SCHILDERKUNST ONS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TE ZEGGEN ?

III.

Het impressionisme droeg in zichzelf een vormvernietigend element.

Als zuiver pictiurale kunst moest het in uiterste consequentie verschillende van haar beoefenaren op den duur teleurstellen.

Die uiterste consequenties waren getrokken door de luministen, die (in het begin van onze eeuw) langs theoretischen weg er toe kwamen de kleuren te ontleden in hun samenstellende elementen en zoodoende door het onafgebroken naast elkander zetten ^an deze elementen streefden naar zoo groot mogelijk lichteffect. De grijsheid (vaak somberheid) van onze Haagsche «chool maakte, vooral bij de Franschen, plaats voor een sterk licht. Men schilderde graag de hitte van den dag, met verblindend zonlicht en schaduwen, die ook vol licht ^n. Zonnestralen, die door van den wind bewogen loover vallen, een licht, dat de plastiek der vormen absorbeert en aanvreet.

De pointillisten kwamen er toe te schilderen met stippen, in felle kleuren naast elkander gezet, «die onderling, door optische werking, versmelten tot de gewenschte kleureffecten (geel naast blauw wordt b.v. groen). Toorop ten onzent vertoont in zijn oeuvre nog zoo'n pointillistische periode. Langs dezen weg was geen verdere ontwikkeling mogelijk. Men verloor het contact met het volle leven, de kunst dreigde te verschralen door getheoretiseer. De opgaaf van „licht" te schilderen was op zichzelf niet vruchtbaar genoeg. Nooit te voren was men er echter in geslaagd de atmosfeer, het buiten zijn, zoo te verwerkelijken. De lichtheid en nerveusheid van toets grenst aan het ongelooflijke. Bij de pointiUisten moest echter noodwendig de techniek ontaarden in een kunstje.

De grootte der stippen was vrijwel als constant gegeven, wilde men het gewenschte optische effect verkrijgen. Behalve in de onderwerpen, was er niet veel variatie in te brengen. Bovendien was deze methode omslachtig en te beheerscht! De schilder was er als het ware stip voor stip door gebonden en hij kon zich niet driftig, geëmotioneerd, of, zoo ge wilt.^ bezeten laten gaan.

Cézanne (Frankrijk 1839—^1906) gingtusschen zijn confraters doelbewust een anderen weg Hij streefde er naar om, met behoud van de picturale kwaliteiten van het impressionisme pn luminisme, te komen tot een grootere monumentaliteit.

Het vormvernietigende element van het impressionisme was Cézanne zich bewust geworden. Voor Cézanne was de buitenwereld niet een spel van subtiele toonaarden, die alle vastheid van vorm verwaasde.

Integendeel, met groote hardnekkigheid en consequentie zocht hij, in zgn werken naar vastheid van bouw. Met voorbijgaan van de kleinere details bracht hij de verschijningen terug tot him grondvormen als bollen, cylinders, kegels, de kubus, de pyramide. Hij doet dit stelselmatig in een groot en uitgebreid oeuvre, trachtend naar steeds grootere soberheid, steeds grooteren eenvoud.

Hij schildert een kop in enkele groote vlakken, een landschap in een schijnbare chaos van vlekken. Maar op een afstand lost deze chaos zich op in een welbewuste ordening van breed uitgemeten plans, een majestueuze rust en vastheid vaij bouw.

Zijn stillevens zijn met uiterste zorg opgebouwd, hij laat niets aan het toeval over.

Met groote verbetenheid en boersche vasthoudendheid creëert Cézanne" de rust, zijn ofeuvre ontwikkelt zich met innige noodzaak, als door dezelfde wetten, die een kristal doen groeien.

Voor hem is er geen sprake van het zooals het uitkomt neersmijten van een of ander onderwerp, dat hem picturaal ontroert, als een flits, als in een oogenblik tot werkelijkheid gestold.

Neen, hij voert de kunst terug tot monumentaliteit, tot hoogere waarden als van het oogenblik. Een landschap van Cézanne strekt zich uit als voor de eeuwigheid, het is tijdloos, de zon staat er stil als te Gibeon.

Hij ontneemt de verschijningen de onrust van het oogenblik, verduurzaamt de vergankelijke dingen door te speuren naar wat zij aan vastheid in zich bergen, hij laat niet toe dat het licht hen aanvreet.

Anderen gingen voort op den door hem aangegeven weg. Zij gingen den weg van nog grootere abstractie. Zij trachtten hun kunst alle tijdelijkheid te ontnemen, iedere nog zoo geringe aanduiding van de vergankelijke waarden.

Sommigen gingen den weg van een vrij grof kubisme, het herleiden van de vormen tot hun meetkundige grondvormen, wat echter al spoedig voerde in de regionen der abstracte kunst.

Voor wij die uitingen bezien, moeten wij den grooten tegenhanger van Cézanne behandelen, Vincent van Gogh (1853—1890). Van Gogh verliet om geheel andere redenen het impressionalisme. Het kon hem als mensch niet bevredigen. Voor hem had het zuiver picturale spel geen bekoring. Noch voelde hij zich gedrongen den vorm te redden.

In den beginne, stuntelig en droog, alle flair en weergaloos vlotte techniek van het impressionisme ontberend, zoekt hij den weg tot het hart, legt hij zijn oor te luisteren aan het leed vaa den arme. Hij is niet de trotsche, hautaine kunstenaar, die met toegeknepen oogen de schilderachtige armoede beziet. Hij ziet het met ontzetting, met mededoogen. Het ontroert hem niet alleen als artist, het raakt hem tot in het hart als mensch. Op slecht papier met slecht gereedschap worstelt hij met diep menschelijke problemen. Hij heeft daarbij niet de bedoeling iets „moois" te leveren, iets aangenaams!

Zijn „aardappeleters" is geen grootsch en briljant tafereel, geen gehuiver van licht in een donkere ruimte, geen getoover van glanzen op het witte haar van den ouderdom, geen weelde van grijzen op oude muren. Er is niet de minste poging gedaan om de armoede te verzachten tot een artistieke kitteling.

Een landschap is voor Vincent van Gogh niet een verzameling kleuren, die het oog verrukken, niet een geval waar een schilderij van te maken is. Neen, het is het milieu, waar de mensch in het zweet zijns aanschijns in eerlijken arbeid werkt en ploetert voor zijn

levensonderhoud. Een stoel is het voorwerp, waEir de mensch op zit, waar hij op uitrust, het is een deel van zijn leven. Met liefde en volle overgave schildert hij zijn slaapkamer, min of méér onbeholpen in de perspectivische weergave, maar met dien trek naar het menschelijke, die de levenlooze voorwerpen geheimzinnig doet leven. Schildert hij een paar oude schoenen, dan is het niet de kleur die hem ontroert, noch zoekt hij als een Cézanne hen te ontrukken aan hun schamelijke tijdelijkheid, neen, zij ontroeren hem door hun menschelijkheid. Zij vertellen van de vereelte voeten, die er jarenlang moeizaam in rondgetrapt hebben. Arme voeten.

Achter alles ziet Van Gogh den mensch, het bezielende leven.

Ook als zijn palet lichter gaat worden en hij beroerd wordt door de problemen van het luminisme, zal hij nooit voor zuiver picturale waarden de banden verbreken, die alle dingen met den mensch verbinden.

Altijd weer vertolkt hij dat groote levensgevoel, dat voor hem alles, ook het levenlooze, met een intens leven bezielt. Hij is als de Boeddhist, voor wien zelfs de steenen bezield zgn.

Het felle leven laait-op uit zgn korenvelden, waar de trillende middaghitte boven hang^, het gonst van myriaden insecten. < ,

Als vlammen slaan de boomen den grond uit. Deze

mensch schildert met zijn hart, een groot en edel hart. Een onvergankelijke roem is zijn deel, omdat hij de. kunst nieuwe wegen wees. Wegen, die door het hart gaan en niet alleen door het oog.\

Zijn heele leven is een worsteling geweest om datgene te kunnen uitdrukken, wat hem bewoog. Hij gelijkt daarin Rembrandt. Voor zijn eigen gevoel heeft hij het nooit bereikt, schoot hij altijd te kort.

Men moet zijn oeuvre in zijn geheel bezien, het is "een boek, dat in zijn geheel gelezen moet worden. Zijn werk leeft voort in tallooze reproducties, een half en zielloos leven, gewoonlijk door de keuze der (verkoopbare!) onderwerpen, een slecht beeld gevend van den grooten kunstenaar, die Van Gogh was.

Om hem ten volle te kunnen genieten moet ge de origineelen zien in hun ongetemde kracht en sublieme techniek.

Van Gogh, Cézanne, twee tegenstellingen, - twee eindpunten van een lange ontwikkeling, de een voerend naar het abstracte, de ander naar het mensche­ lijke.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

WAT HEEFT DE SCHILDERKUNST ONS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1947

De Reformatie | 8 Pagina's