GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Het Indische drama voert ons koninkrijk in al grootere moeilijkheden. Het wordt een drama van vergissingen en onnoozelheden. tegenover geraffineerde Oostersche slimmigheid.

De onnoozelheid onzerzijds was er allereerst bij de drie heeren van Linggadjati. Zij was er nu weer bij 't driemanschap, waarmede de veiligheidsraad óns opscheepte.

Ik las ergens, dat een Amerikaan op het hooren der benoeming van Graham verzuchtte: de hemel beware Indië. Een goedwillende, simpeldenkende, humanist. Als onze Schermerhom.

En waren onze ministers tegen de gevaren, die dreigden èn van den kant der revolutionairen van Djokja, èn van de zijde der verzoeningscommissie op hun hoede? Blijkbaar niet. Heel eenvoudig gezegd: wij lieten er ons weer eens tusschennemen. Het is voor den gewonen Nederlander om uit zijn vel te springen.

Ik reisde onlangs met een eenvoudigen marinier, die pas uit Indië kwam. Hij was daar drieëntwintig jaar aaneen geweest. Hij zeide: gij wordt vooreerst verkeerd ingelicht. Daarna: de lieden, die naar Indië gaan, kennen den Indonesiër, waarmede zij onderhandelen, niet.

Ik ken ze, zeide hij. Ik ken den Javaan. Hij was zielsblij, toen wij terugkeerden na de Japansche bezetting. Hij raakt tot wanhoop, nu wij ons gezag niet handhaven.

Maar die „halve apen", zooals hij de mannen der z.g.n. republiek betitelde, dat zijn deugnieten, zei hij. Die heele republiek bestaat in wezen niet. Laat men •onze jongens vier dagen geven — het was vóór de politioneele actie — en heel dat gevalletje stort ineen.

Wij hebben eerst die heeren der (republiek hierheen gehaald, ze op onze > kosten allerlei geleerdheid meegegeven; maar zij blijven Oosterlingen en zijn nu heele en halve communisten; en wij zijn die lieden in alles ter wille.

Was het oordeel van den heer Van Kleffens in de eerste zittingen van den veiligheidsraad veel anders?

En nu gingen daar weer mannen heen; die zich vergissen in de lieden, waarmede zij onderhandelden. Zij kennen Indië niet. Zij kennen den Indiër niet. En het driemanschap van den veiligheidsraad kent ze ook niet.

Waar moet dat op uitloopen? Op het thans bekende resultaat

Wij gaan wel donkere dagen voor ons IndiS en voor ons eigen volk tegen.

Wee u land, dus de Prediker 10 : 1, welks koning een kind is

Een kind? Ik vond in „The Hibberts Journal" van Jan. '48 een artikel van den ook ten onzent wel bekenden Dean Inge, aen vroegeren deken van St. Pauls. An old Man look at the World.

Hij is oud: geboren in 1860 en nu dus zevenentachtig.

Welken kijk heeft deze oude man nu op de wereld? Hij ziet uitteraard naar Engeland, en dan wordt hij somber gestemd.

Dean Inge trok indertijd veel gehoor, om zijn predicaties met haar scherpe critiek. Men noemde hem de „gloomy Dean"; zwaarmoedige dominé zouden wij zeggen.

Thans heeft hij zeker alle reden om de toekomst van Engeland even somber in te zien, als wij voor ons land mogen doen. Wij, die eens de zeeën beheerschten, een werelddeel wonnen, en dit laatste nu ook verspelen. Maar Inge zegt: Engeland, dat nog kort geleden de zeeën beheerschte, en werelden won en behield, verliest nu dit alles. Laat het glippen.

En naar allen schijn, dus klaagt hij, gaan de lichten over Europa uit. Het wordt donker om ons. heen.

De oorzaak?

Hij haalt het oordeel van Aldous Huxly aan, die schreef: de laatste halve eeuw getuigt van een diepen terugval in de afgoderij. De wereld rolt terug

Laat ik nu*maar niet spreken, zegt Inge, van den duivel, dien men in de vorige eeuw weg had gepraat, maar die thans weer te voorschijn komt als een brieschénde leeuw. Ik heb genoeg van al die ons verkondigde wijsheid over het onderbewuste, dat ons zou regeeren.

Daar zit dan in dat onderbewuste de eigenlijke aard van den mensch: een beest, een wilde, een kind.

Het beest, wij ondervonden het, volgt het instinct van de jungle; de wUdernis; de wilde vindt weer zijn lust in oorlog, bloedstorting en vrouwenjagerij. En dan het kind n

Kinderachtigheid, puerilisme in de ongezonde liefde voor spel en sport. Kinderachtigheid in de kunst . en in de wetenschap. '

William James heeft gejuicht, omdat Bergson het „beest van het intellect" had gedood. Nu — wij heblaen in deze eeuw gezien tot welke dwaasheden dit voert. Hij gewaagt dan van het Behaviourisme, dat ons toch maar zitten liet alleen met ons „behaviour", met ons gedrag, ons 'doen.

Misschien is er onder mijn lezers een enkele, die niet weet, wat dit Behaviourisme was. Behaviour beteekent ons gedrag, ons handelen, ons menschelijk doen.

Welnu, in het begin van deze eeuw kwamen er in Amerika en Engeland geleerden, die met alles wat de psychologie tot nog toe had geleerd, brajcen. Zij - rekenden den mensch voor een ontwikkeld dier. En kenden in heel het leven maar twee dingen meer: den prikkel en zijn reactie. Als wij de menschelijke handelingen zien, dan moeten wij, teruggaand, de oorzaak opsporen, den prikkel, die daartoe dreef.

Een eenvoudig voorbeeld uit die hooge wetenschap moge dit duidelijk maken.

Hoe brengt de mensch het tot een knipoogje? Wel, prikkel het hoornvlies van het oog met een haartje, en dan komt het.

Nu zullen vele knipoogjes allicht wel uit andere prikkels zijn te verklaren. Maar er moet ten slotte zulk een oerprikkel zijn en die vindt men dan bij het kind. Om kort te gaan: de wetenschap moet dien prikkel leeren kennen, en dan weet zij ook, hoe de reactie zal zijn.

Van het haar tot het knipoogje; misschien wel zoo'n „gekloofde haar" als van de revisiessmode, die ook haar knipoogjes naar''allerlei kant wierp, naar men weet.

Dan kan de wetenschap alle menschelijk handelen kennen en ook alles voorspellen. En —• natuurlijk ook leiden. Dan had men het menschelijk doen ten volle in de hand.

Ziedaar de onnoozelheden van z.g.n. hooge wetenschap.

Dit is zeker, zegt nu Inge, zij, - die lang geleden het ggloof in God hebben verloren, verliezen nu het geloof in den mensch.

De oude heer Inge vergeet, dat hij zelf tot dat verlies van 't waarachtig geloof duchtig medewerkte. Hij was in den grond der zaak een halve heiden. En nog zegt hij: ik begjroet allen, die~den Heere Jezus Christus liefhebben als mijn broeders en helpers, om het even met welken naam zij Hem noemen. Men zou hem dus tot voorzitter van een oecumenisch congres kunnen benoemen. Hij is breeder nog dan breed.

Ik vind het nog altijd jammer, zegt hij, dat de oud-Aziatische religies en de christelijke religie zoo van elkander verwijderd bleven.

Deed hij niet, zou ik-zeggen, zijn best, om de banden der oude synthese weer te hechten, toen hij zijn boek over Plotinus schreef?

Maar nu klaagt hij: men roemt in het humanisme,

maar werd het niet tot Y-a-hoomanity? Een woordspeling naar Swifts „Gullivers reizen", die een aapachtig menschenras vond, en dit den naam gaf van Y-a-hoo. Zoo wordt het nu.

Het is al dwaasheid, wat wij in het regeeren rondom ons zien.

Al dat socialisme voert ons naar den afgrond. Want Plato's republiek is geen goede leidsvrouw voor den practischen staatsman, maar één ding zag hij goed: het is niet raadzaam de beurs toe te vertrouwen aan lieden, die er allereerst aan denken het eigen nest van veeren te voorzien. De oude stelling: „no taxation without representation" wordt algeheel vergeten.

Ja, dat zei Burke ook altijd. Een volk, dat vrij wil blijven, moet zorgen, dat de overheid geen cent krijgt zonder de toestemming van zijn vertegenwoordiging. Goed — maar als dan die vertegenwoordiging zelf gaat roepen: geef, geef, geef?

Inge voorzag blijkbaar zulke tegenwerping, want hij zegt: democratie zonder gezonde rem brengt een gouvernement van „massa-briberij".

Laat mij zeggen: massa-omkooping, winnen door veel beloften. De grootste briber krijgt dan de macht. Men doet maar wat men wil, denkende als Frederik den Grooten, die zei: ik neem wat ik krijgen kan; later komen er wel schoolvossen, die mijn recht bewijzen.

Inge herinnert aan een woord van Herbert Spencer: socialisme beteekent slavernij en, zegt hij, die slavernij zaj niet zacht zijn.

Echter zij, die zoo de massa willen winnen, die al maar zoeken naar de gunst van arbeiders en vakvereenigingen, mogen denken aan den Roméinschen keizer Septimus Severus, die op zijn sterfbed tot zijn zoon zei: stel de soldaten tevreden-, de rest komt van zelf. Sedert dien zorgden de soldaten er voor, dat geen keizer meer op zijn bed stierf.

Wij worden geregeerd door lieden, die den Bijbel niet meer lezen, doch alleen het wereldnieuws. Wat is hun godsdienst? Zij hebben er geen.

Daar is onder ons niet dan bijgeloof, afgoderij. Christian-science, tooverkunst, spiritualisme, telepathie, geheime kennis, droomen, mirakels, amuletten, astrologie, enz. enz.

Wij gingen naar het donkerste Afrika voor onze schilderkunst en voor onzen dans en onze muziek. Wel, daarop volgen dan straks ook de godsdienstplechtigheden van Unkulukulu, the Old-Old-One der Zoeloes.

Een volk krijgt zijn gouvernement en zijn religie, die het verdient.

„The heart has its reasons". Zeker, zegt Inge, en vaak zeer slechte.

De toovenaar wacht in het irrationalisme.

De kijk van dezen modernistischen geestelijke is wel donker. Maar - het gaat hem als onzen prof. Huizinga in zijn bekende boek, dat begint met de woorden: wij leven in een bezeten wereld - hij hoopt op een betere toekomst. Het zal wel weer goed worden.

En dan herinnert hij aan een verhaal omtrent den gezant, dien Cromwell naar ons land zond. Deze groote heer deed zijn bediende slapen in zijn slaapkamer.

Op 'n zekeren nacht kon de diplomaat, vol zorgen over den toestand der wereld, den slaap niet vatten. Hij wierp zich al om en om.

De knecht vernam zulks en zei: mag ik u een vraag doen, mijnheer ?

Ja, antwoordde deze. Wel, 'zei de knecht, gelooft U, dat God de wereld goed regeerde, toen U er nog niet was? Ja. En gelooft U, dat Hij zulks doen zal, als U er niet meer is? Ja. Wel, geloof dan ook, dat Hij het doet, nu U hier nog is.

Toen keerde de gezant zich om en sliep rustig in.

Dat kan - onder één voorwaarde, die Inge vergat.

Als dé volkeren en him overheden den Drieëenigen God verlaten en Zijn Woord verwerpen - zooals thans - dan komen de oordeelen des Heeren. En rustig kan alleen hij zijn, die weet, dat er behoud is voor den toorn Gods, door Jezus Christus onzen Heere, Die de Koning der koningen, de Koning van Zijn kerk is. Wij moeten gehoorzaam zijn.

In een ander artikel in hetzelfde nummer van , , Hibberts Journal" schrijft iemand over „Utopia en geweld". De menschheid wacht op Utopia, zegt hij, door socialist en bolsjewist voor de oogen der menschen getooverd.

Maar - hoe betoomen wij het mensohelijk geweld, dat die luchtspiegeling den volken zal verwerkelijken?

Wij leven in een wereld van vreeselijke vergissingen. Met hartelijke groeten en heilbede, liw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's