GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het was Burke, die eens deze omschHjvihg gaf van de ir Reformatie, dat zij is een zich afkeeren van den verkeerden, een zich toekeeren naar den goeden weg. D|us een bekeering.

Die omschrijving is zeker niet kwaad.

Wij mogen echter nooit vergeten, dat zulk een bekeering niet zoo, gemakkelijk is. Menigmaal verzet zich • daartegen veel wat in ons is. En wat buiten ons is. Zij eischt van ons menigmaal zware offers; zij ontneemt ons, wat wij leerden liefkozen, zij doet zich tegen ons keeren, met wie wij langen tijd hartelijk samenwerkten, zelfs die wij liefhadden.

De Schrift vertelt ons dat allemaal heel duidelijk. De historie weet er van te verhalen.

Onze rust, die wij beminnen, is er mee gemoeid. oZelfs soms onze positie, zelfs soms bns leven.

Nu weten wij, als wij voor zulke beslissing worden geplaatst, en wanneer wij van harte gehoorzaam wenschen te zijn aan het Woord des Heeren, zeer wel, wat wij behoorden te doen. Maar wij denken dan aan de consequenties en — het is buitengemeen menschelijk — wij aarzelen. Wij stellen uit, wij gaan ons b e-zinnen. Die bezinning staat dan tegenover de bekeering. En zij heeft haar voordeelen. Wij blijven, wie wij zijn; wij houden wat wij hebben; wij worden door menschen niet lastig gevallen, maar zelfs geprezen, en wij zijn ernstig.

Bekeering is dan zoo radicaal, zoo plotseling, zoo onbekookt in veler schatting, zoo de dingen, die wij waardeerden, stukbrekend. Bezinning daarentegen toont onzen ernst. Wij zijn met de dingen maar zoo niet klaar, zooals andere menschen.

Wij gaan zwaar beladen onder allerlei p r o b 1 e-men, zijn dus met recht bezwaard, wat zeker nog iets anders is dan vrijgemaakt in den weg der gehoorzame Reformatie.

Wij vinden keurige uitvluchten, beramen fijn uitgesponnen wetenschappelijke systemen, kortom, onze vindingrijkdom stijgt met het toch ook steeds aanwezig — laat ik nu ook eens zeggen — stil besef in het „onderbewuste", dat de zaak bij ons toch niet in orde is. Het menschenhart is arglistig meer dan eenig ding. Nu past het niet, dat men ons dan zou verwijten, dat wij niet ter goeder trouw zijn. Natuurlijk zijn wij dat.

Saulus was het ook toen hij de gemeente vervolgde. Zelfs — en daarop wees Groen van Prinsterer telkens weer — de mannen der Revolutie van 1789 waren dit: Robespierre eii St. Just. Van Robespierre zei de graaf de Mirabeau: die man is gevaarlijk, "hij meent wat hij zegt.

Maar wat zegt dat voor de rechte waardschatting van ons werk, dat dan tegen de aan Schrift en belijdenis gehoorzame Reformatie ingaat, en er meer kw^d aan doet dan haar meest verwoede bestrijders in zekere „Strijdende kerk" maar eenigszins vermogen?

Ter goeder trouw zijn zeker ook de mannen, die thans de leiding voeren der antirevolutionaire partij. Maar dit neemt niet weg, dat wij, als wij die partij waarlijk liefhebben, hun moeten zeggen, dat zij op den verkeerden weg zijn. En met hen diegenen, die hen daarin met applaus begroeten en hen volgen.

Ook voor ons politieke leven is de bekeering noodig. Daar is wel bezinning, en ditmaal is de roep daartoe niet zonder waarde. Want men roejit oud en jong, inzonderheid jong op tot studie; bestudeering der werken en daden van Groen van Prinsterer en dr Kuyper. Uitnemend, als men het dan ook maar doet, en goed doet.

Niemand zal het mij dus ten kwade mogen duiden, dat ik die studie gaarne steun.

Ik wil daartoe op een paar buitengemeen belangrijke geschriften van Groen wijzen, die blijkbaar zelfs door de leiding der partij niet werden bestudeerd en die toch voor de situatie, waarin wij nu verkeeren, ons allen van groot nut kunnen zfln.

Allereerst noem ik Groens geschrift ter verdediging der Afscheiding, vooral, omdat hij in dat geschrift op den voorgrond plaatst wat men Üians op den achtergrond wil schuiven, n.l. de kerkelijke kwestie. En, heeft Groen eens geschreven: wie weten wil, wie ik ben, bestudeere ook de werken, die ik in de Fransche taal schreef, dan mag ik dus verwijzen naar een geschrift, welks titel reeds sommige antirevolutionaire voormannen hevig kan doen schrikken. Want die titel is: Le parti antirevolutionnaire et confessionnel dans l'Eglise réformée des Pays-Bas.

Dus de antirevolutionaire en confessioneele partij in de gereformeerde_ kerk van Nederland.

In het woord vooraf merkt Groen trouwens op, dat hij zich richt tot de vrienden in het buitenland, om hen eenige inlichtingen te geven omtrent de actueele situatie van die kerk der reformatie ten onzent en meer speciaal over de beginselen en daden van de peirtij, waartoe hij de eer heeft te behooren, en die men noemt met den naam „parti confessionnel", de partij der belijdenis; ook wel, zegt hij, antirevolutionaire en orthodoxe partij.

De antirevolutionaire partij is dus de partij der Reformatie met haar belijdenis, de belijdenis van Dordt; naar Groen nader aanduidt, de drie formulieren van eenigheid; die belijdenis, die het volle Woord Gods erkent als de eenige bron der waarheid en het uitspreekt, dat de verkondiging van dat Woord is toebetrouwd aan de ware kerk. Van die belijdenis en van het door die kerk voor haar beleden recht, daarvan spreekt Groen en dat is het fundament ook van de politieke partij.

Gij ziet dus wel, dat het er niet ai te best voorstaat voor die leiders der jonge antirevolutionairen, die onder goedkeuring van, de huidige pai-tijleiding verklaren: wel het Woord Gods, geen verwijzing naar de belijdenis.

Ja, ik hoop van hkrte, dat zij weer Groen en Kuyper gaan bestudeeren, al zal him dit moeite kosten. Wie Groen en Kuyper willen leeren verstaan zullen hard moeten werken. Met 'n aanbeveling: studeer en daarna applaus, is het niet gedaan. En wie dan opwekt tot studie, toone, dat hij ^elf daarin met veel ernst is voorgegaan.

Het is dadelijk zeer opmerkelijk, dat het geschil 't welk er rees tusschen de leiding der partij en vele leden der van een uiterst gevaarlijke hiërarchie vrijgemaakte kerken, tot kern heeft de kerk. De laatsten zeggen: wij zouden hierover wel willen spreken, de eerste: niets daarvan. Wat in de kerk geschiedt, dat staat buiten de politiek. Wij zijn de antirevolutionaire partij en meer niet. Dat andere stuk, dat Groen er aan toevoegt, of er aan laat voorafgaan, sneden wij af. En dan: vrienden, bestudeer toch Groen.

Ja, ook het verschil van meening, dat openbaar werd tusschen de vrijgemaakten zelf bewijst weer opnieuw het juist inzicht van Groen, die van oordeel was, dat het eerste en voornaamste politiek probleem is en blijft: de k e r k.

En wie de historie kent zal ^dit niet kimnen weerspreken. Het gaat in den strijd der eeuwen, den kamp tusschen den Christus der Schriften en den Satan en zijn rijk ten principale altijd weer om de kerk.

Als die kerk bederft, zinkt heel het leven in.

Als zij getrouw is aan haar Koning, zegent zij gansch het leven. Want de kerk is de door Christus vergaderde geloovigen en hun zaad, en haar is toebetrouwd de verkondiging van het Woord des leVens, de bediening der sacramenten, en de sleutelen des hénelrijks, haar zuivere tucht.

En als men onzen vaderen vroeg: waar is die kerk, dan stonden zij heelemaal niet voor een „probleem". Niet omdat er toen niet vele secten waren, die zich met den naam kerk bedekten — zij constateeren dat zelf in artikel 29 der belijdenis — maar omdat de kenteekenen dér ware en der valsche kerk duidelijk zichtbaar zijn.

Zij zeiden niet, zooals velen in onze dagen, dat een ware kerk daar is waar ook nog wel geloovigen zijn, omdat zij ook wel wisten, dat een kind van God soms heel ver kan afdwalen. Dat doet de Schrift ons zien. De kerk was in Abrahams tent, maar Lot, die toch een rechtvaardige wordt genoemd, koos een huis in Sodom.

Alleen de ware kerk kan het leven ten zegen zijn. Als zij afdwaalt, wordt zij echter een groot gevaar. En dat kon Groen uit de historie toonen, want welk een rampen, heeft de overmoed van een mensch, die zich den plaatsvervanger van Christus op aarde durft te noemen over de wereld der Christenheid gebracht.

Zelfs de Roomsche overheden waren bang voor die hiërarchie. Waarom Tocquville durfde beweren, dat de revolutionairen in 1789 eigenlijk niet zoozeer tegen de religie vochten, als wel tegen de Roomsche hiërarchie. Hij vergiste zich daarin, wat duidelijk hieruit blijkt, dat, als het om de ware kerk der Reformatie ging, pausen en vorsten weer wedijveren in haat en vervolging.

In den grond der zaak gaat de strijd van de valsche kerk en den valschën staat steeds weer tegen de ware kerk van Christus, de kerk der Reformatie. E\at is de kerjc, aan wie altijd weer door haar Koning de genade wordt gegeven zich af te keeren van den kwaden, zich heen te keeren tot den goeden v/eg. Dat is de volle gehoorzaamheid aan Zijn Woord.

Welnu — Groen verklaart tot tweemaal toe in het genoemde geschrift, gericht aan zijn buitenlandsche vrienden, waarin hij mededeelt, hoe er een breuk is gekomen tusschen hem en velen van zijn vrienden, hoezeer hij teleurgesteld is en hoe zijn arbeid voor kerk en school scheen mislukt te zijn, dat dit geschil en deze teleurstelling werd veroorzaakt doordat het wezen der kerk niet meer wordt gezien. In het woord vooraf zegt hij: zoo het onmogelijk schijnt, ' althans Toor dit moment, genezing te brengen in de verwarring, die onder ons heerscht, en die tot zoo betreurenswaardige gevolgen leidde voor de godsdienstige en zedelijke belangen onzer natie, dan ligt die onmogelijkheid, mijns inziens, vooral hierin, dat er zulk een ernstig meeningsverschil is omtrent het wezen, de natuur der kerk — sur la nature de l'Eglise — tusschen diegenen, die, verbonden door den band des geloofs, langen tijd konden samenwerken in broederlijk accoord.

En aan het eind van zijn studie constateert hij nogmaals: als wij geloovigen den strijd — toen de strijd om de school, want het werkje van Groen kwam uit in 1860 — verloren, dan was dit niet door de kracht van den tegenstander, maar door de tweedracht der christenen en de oppositie van onze vrienden. Het zijn bovenal de dwalingen omtrent de natuur der kerk, die, doende miskennen de legitimiteit en de opportuniteit van onze pogingen, geleid hebben tot een resultaat, onberekenbasLr naar zijn wezen en naar zijn duur.

En was nu de Conclusie: omdat ik deze ervaring heb opgedaan en eenheid wil, besloot ik, dat, zoolang ik in de partij nog iets te zeggen heb, er over de kerkelijke kwestie en over dogmatische geschillen — dus over de kerk en haar belijdenis — niet meer gesproken zal worden?

Dat zegt een opvolger van Groen. Maar Groen zei: wij zullen er nu eens extra over spreken, en hij getuigde voor ons volk en voor de christenheid in Europa, opdat men weer weten mocht wat de kerk is en wat haar belijdenis voor gansch het leven beteekent.

Ja — laat men Groen ijverig bestudeeren. Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's