GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

de betere belofte (a) II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

de betere belofte (a) II.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal mijn wet geven in hun binnenste. Jer. 31:33.

De vragen, waarvoor de bij Jeremia voorkomende belofte, hierboven vermeld, ons plaatst, kimnen een antwoord krijgen allereerst uit de juiste opvatting van het woord „binnenste".

Blijkens het gebruik van het hier voorkomende Hebreeuwsche woord kan , , binnenste" een aanduiding zijn van den , , inwendigen mensch", d.w.z. van zijn psychisch leven als „zetel" van denken en emotie. Hetzelfde woord komt, om maar een voorbeeld te kiezen, ook voor in 1 Kon. 3:28 (Gods wijsheid i n den koning), Jer. 4:14, Spr. 26:24, Ps. '62:5, 94:19. En wanneer het wordt gebezigd in afwisseling met „hart" is de beteekenis — die overigens wel zeer variabel is — eigenlijk zonder meer gegeven: pr. 14:33, Jer. 31:33, Ps. 39:4, 55:5, 109:22, ^Klaagl. 1:20. En als nu sprake is van een „geven" der wet in het binnenste, welke uitdrukking min of meer zichzelf verklaart door het daarnevens gestelde: chrijven van de wet in of op het hart, dan denkt ieder vanzelf aan Spreuken 3:3, waar de wijsheid haar leerling vermaant, de wet der wijsheid en haar geboden te schrijven op de tafelen van zijn hart. Dat kan natuurlijk niet beteekenen: ederbaar u zelf, evenmin: erkies u zelf ten eeuwigen leven, het heeft ook niet de beteekenis: ekeer u (want het zich niet bekeeren is niet ondersteld), doch: ergeet ze niet, zorg dat ge ze niet uit uw gedachten laat gaan, dat ge er een zaak des harten van maakt; laat het geen van buiten geleerd lesje zijn, dat ge van een ander naspreken kuni", doch: et uw geest er op, wees er mee bezig.

En daarom is niet meer dan dit de beteekenis der woorden, op zichzelf genomen zijnde.

Nu is het evenwel onbetwistbaar, dat men nimmer eenig Schriftwoord , , op zichzelf nemen" kan. Om te weten wat in een bepaalde plaats een bepaald werkwoord zeggen wil, zal na te gaan zijn, wie het onderwerp der handeling is, en wie het voorwerp en wat het verband, en hoedanig eventueel de weergave in het Nieuwe Testament.

Dat bedenke men ook hier, vooral nu Hebreeën 8 het ons bezig houdende fragment van Jer. 31 heeft opgenomen.

Maar juist daarom vragen we: wat is in den Hefcreeërbrief doorloopend het hoofdthema? Is het soms dit: in het Oude Testament was alles maar oppervlakkig, ruw, bruto, maar onder ons in het Nieuwe Testament is alles diep, fijn, netto? O neen.

De tegenstelling is voortdurend: in het Oude Testament stonden wij, eenvoudige, ongeleerde, niet tot de priesterkaste behoorende „leeken" altijd op een afstand, maar vandaag mogen wij vlak b ij komen; vroeger waren we afhankelijk van de hiërarchie, maar vandaag zijn we vrijgemaakt; eerst waren we aangewezen op tussche n personen, een priester om te offeren, een priester om te bidden, een priester om te leeren; maar vandaag hebben we zelf rechtstreeks contact: we hebben zelf toegang tot het heiligdom, we kimnen zelf bidden, en krijgen daartoe „vrijmoedigheid" (die dus, wijl ze ointvang e n is, geen brutaliteit mag heeten) en vandaag kunnen we zelf de boeken lezen, onze kinderen leeren, zelfstandig de Schriften uitleggen; geen priester denkt meer voor ons, we denken nu zelf.

Let wel: dat beteekent niet, dat de Hebreeërbrief nu tot a 1 die menschen, die in dezen niet-meer-leek6n-staa.t zijn overgezet, die in deze.gemeenschap-vanmondigen zijn opgenomen zegt: gij zijt wedergeboren, stuk voor stuk. Dat blijkt wel anders. Hij vermaant hen juist tegen deze valsche suggestie, ook in den vorm van zelf suggestie: pas op, dat gij niet verloren gaat.

Maar juist daarom zal — in afwachting van wat voorts nog xiit het tekstverband zou mogen naar voren komen — vooralsnog in ons tekstwoord alvast deze belofte mogen worden beluisterd: Tot nu toe heb Ik, de Heere, U aangewezen op voorgangers, tegenover wie gij — volk van de massa — in een positie van onmondigen en dus van afhankelijken stondt; maar Ik ga daarin verandering brengen: mijn opvoeding gaat voortaan verder doordringen en wordt meer direct; Ik breng mijn woord meer rechtstreeks tot u, meer individueel ; Ik zal zorgen, dat gij geen les moet halen bij een „deskundige", maar dat gij zelf weet waar het op staat, waar het op aankomt. Het leeken-instituut, dat gaat verdwijnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

de betere belofte (a) II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 maart 1948

De Reformatie | 8 Pagina's