GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het is merkwaardig, dat zelfs menschen, die zich gereformeerd noemen, ja zelfs sommigen diergenen, di^ zich verheugden in de vrijmaking der kerk, waarin wij ons thans weer mochten verblijden, zooveel moeite hebben, om de plaats en de beteekenis van de kerk des Heeren te zien en te belijden.

Groen van Prinsterer zegt in zijn te weinig bekende „Proeve over de middelen, waardoor de waarheid wordt gekend en gestaafd": „de wereldhistorie is, in de hoofdtrekken voor den christen geen geheim. De Bijbel, van het verhaal der schepping tot aan het einde dier hooge Apostelprofetie, welke als het ware het voorportaal des hemels mag worden genoemd, heeft den afloop der eeuwen geschetst in de lotgevalleri der Kerk. Reeds in de Psiradijsbelofte kan de-eenheid der geschiedenis worden aanschouwd: de uitkomst is de nederlaag van het kwaad, de voorwaarde strijd, terwijl in het' vrouwenzaad de Overwinnaar en Verlosser aangeduid wordt".

Een geschiedenis der menschheid niet naar den Bijbel kan nooit iets anders wezen dan een antihistorische roman". •

„De, kern der algemeene geschiedenis ligt dan in de historie der algemeene christelijke kerk; waardoor niet de beschrijving van kerkgenootschappen, van plegtigheden en secten, maar de voortdurende werking van Gods Geest en Openbaring ter vorming en instandhouding van Christus' gemeente wordt verstaan".

Groen zelf kon blijkbaar niet geheel uit de vele, verwarrende beschouwingen omtrent de kerk uitkomen, omdat hij in een noot verwijst naar een werk van Tholück, die bazelt van een „onsichtbare Gemeinde des Herrn" en van Krummacher, die vertelt van een onzichtbaar Rijk Gods.

Wij moeten nu maar eens goed lezen, wat prof. Greijdanus in zijn referaat over de Kerk en het Koninkrijk ons wil leeren.

Want waarlijk, over ons kwam het kwaad, van hetwelk Jesaja spreekt in dat machtige hoofdstuk 59: „wij tasten naar den wand, gelijk de blinden en gelijk die geen oogen hebben tasten wij; wij sfooten ons op den middag als in de schemering, wij zijn in woeste plaatsen gelijk de dooden".

Want de Heiland zegt, als Hij zijn kerk — niet de kerk als instituut, maar de door Hem geïnstitueerde kerk — haar taak wijst: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". Ja, dat zien wij niet altijd, maar de taak is daarom niet veranderd; „gaat dan henen, onderwijst alle volkeren, dezelve doopende in den naam des Vaders en des. Zoons en des Heiligen Geestes, leerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb".

En dan „ben Ik met ulieden alle dagen tot de voleinding der wereld".

Die kerk, geïnstitueerd in haar ambten, had dus het Woord te verkondigen — en dat zal toch zeker hoorbaar en zichtbaar zijn — de sacramenten te bedienen, zooals Hij die heeft ingesteld, en zijn tucht te handhaven.

En als zij dat niet doet precies, zooals^ Hij dat wil, dan is zij niet meer ten zegen voor het leven der menschheid, maar wordt eer ten vloek. En wij mogen toch zeker ook niet aannemen, dat de Heer der kerk het niet zoo nauw neemt met zijn gebod. Dat Hij zegt: maak er maar wat van, het komt ér niet zoo precies op aan.

Dat leert de Schrift wel beter. D3.ar is zeker geen geduldiger leider geweest van de oude kerk dan Mozes. En één enkele afwijking en ongehoorzaamheid — o zoo begrijpelijk van menschelijk standpimt uit gezien — was de oorzaak der straf, dat hij het beloofde land niet mocht binnengaan.

Zoo nauw neemt de Koning der kerk het.

Wij mogen wel vreezen

Maar voor den natuurlijken mensch is die kerk, die getrouw het bevel van haar Heere en Heiland opvolgt, een zeer lastig ding.

Hij wil haar' niet erkennen, noch in den zegen, dien zij wertct, noch in de wraak, waarmede zij dreig: t. Niet in haar gehoorzame prediking, en minder nog in haar gehoorzame tucht.

En nu wordt drieërlei methode gevolgd, " om van die kerk af te komen.

De eerste is de vervolging, als het moet door het zwaard.

Want dit is het naerkwEiardige weer, dat er thans kinderen der Reformatie zijn, die niet precies weten, waar de ware gehoorzame kerk is, hoewel zij die zelve hebben gezocht.

De ware kerk is daar waar Christus zijn gehoorzame kinderen vergadert.

Maar zij overwegen, dat er toch ook nog wel elders geloovigen zijn.

Alsof wij daar iets mee te maken hebben. Want, zooals prof. Grsijdanus het zoo treffend zei: het komt er voor ieder van ons op aan, wat Hij tegen m ij zegt. Met zijn regeering hebben wij ons niet in te laten, dan alleen, dat wij doen, wat Hij ons zegt. En daarmee uit. Het is zoo eenvoudig mogelijk, maar daarom juist zoo zwaar voor ons, eigenwillige menschen.

De vijand der kerk echter weet precies, altijd weer, waar zij is. '

Hij richtte ten allen tijde de scherpste wapenen tegen de ware kerk, tegen de gehoorzame kinderen des Heeren. En vergist zich daarin nimmer. Wij zien het ook thans. .

Maar zelfs onder ons vrijgemaakten loopen er rond , met de vraag: waar is dan toch die kerk?

De tweede methode is, en die wordt door de wetenschappelijke lieden gevolgd, dat men de kerk wegcijfert, althans tracht dit te doen.

Nu een goede eeuw geleden werd de vraag opgeworpen: hoe is het toch mogelijk, dat het klein Europa de wereld beheerscht? .

En vanwaar toch het feit, dat er vrije volken zijn, ontworsteld aan de slavernij der zich absoluut wanende machten?

Goethe schreef eens: het is toch waarlijk onbegrijpelijk, dat de levende kracht in menschen slechts in een, zoo klein deel der wereld, Europa, werkzaam is, en dat zoo groote volkerenmassa's voor de menschelijke perfectibiliteit in het geheel niet meetellen.

Men was toch zeer trotsch op Europa's voortreffelijkheid en macht, en zag niet, dat alles toen reeds zoo wankel stond.

Nu werd hem geantwoord: het raadsel zou voor u opgelost zijn, als u aan het Christendom had gedacht, miaar daaraan wil u niet denken.

Daar was toen een Duitsch geleerde, die_^zei: er zullen allerlei redenen zijn. Chateaubriand had" op het klimaat gewezen als de beheersehende factor. Maar Heeren zei: onze witte kleur doet het. Het blanke ras. Wat die kleur al niet kan!

Maar Groen voerde tegen hem aan: hoe komt het dan, dat het Christelijk geloof uit Azië kwam?

Dat de Grieksche ontwikkeling grootendeels Oostersch is geweest, en dat in de middeleeuwen kunsten en wetenschappen, vergeten in Europa, onder de heerschappij der AralDieren hebben gebloeid?

Een Engelsch geleerde noemde de liberale beginselen.

Voor ons land achtte men den strijd in den tachtigjarigen oorlog, voor de vrijheid der kerk gestreden, een kamp om de privilegiën.

Later werd die kamp een klassenstrijd rijk en arm, om de broodvraag. tussehen

Maar de vijandschap van al die geleerden tegen den Christus der Schriften sprak onderwijl uit alles, wat zij zeiden. In den grond der zaak geloofden zij zelve niet, wat zij beweerden.

Maar nu de derde methode, die door belijders van den Christus werd en nog wordt gevolgd. Uit verlegenheid met hun eigen zaakjes.

Daar waren zooveel kerken, die zich de ware kerk noemden.

En daarom werd dan •— en wij staan daetraan allen schuldig — de kerk „als instituut" al meer achteruit geschoven, zoodat wij haar slechts des Zondags nog zagen, maar de onzichtbare kerk had het gedaan, en de kerk als 'o r g a n i s m e. De geweldige kerkstrijd — strijd, denk aan Groens Woord — werd voorbijgezien, en onze kamp werd een kamp van Christenen. Zoo kon dan, waar de kerk verdeeldheid bracht, en dat doet zij naar het Woord Gods altijd, de noodige eenheid in het getal worden gehandhaafd buiten de kerk.

Wij zien het thans. Ik sprak dezer dagen een eenvoudig man, die zei: zie eens rondom u; men werkt met het voorbeeld van den tempel, eens de tempel Gods voor heel het volk Gods.

Men zet de kerk in het allerheiligste. Onzichtbaar. De politiek wordt dan in het heilige gepla9, tst, en met al onze belangen zijn wij dan in het voorhof, dat dan door de heidenen veroverd wordt. En men vergeet, dat het voorhangsel is gescheurd en de kerk des Heeren doorbreekt onder alle volken en doorgaans het wereldleven.

Ik was zeer getroffen door dat woord, dat inderdaad de positie teekent, die velen thans willen innemen. Want die kerk, die het Woord weer gehoorzaam verkondigt, de sacramenten zuiver bedient, en de tucht om onzes levenswil, niet anders wil zien dan zooals de Koning der kerk ons dat beval, is zoo'n lastig ding.

Zij hindert ons.-Zij maakt onze berekeningen tot niets. Zij is zoo klein en zoo gering, zoo verdwijnend klein. Wat wordt er, zoo roept men dan, wat wordt er van ons in den strijd tegen dommunisme en socialisme? Wij verliezen allen invloed op den gang van zaken. Wij gaan verloren

Alsof de Koning der kerk. Die de Koning der koningen is, Wien alle macht is gegeven in hemel en op aarde, niet heeft gezegd: . doe zooals ik het u zeg, en zie, Ik ben met ulieden alle de dagen tot de voleinding der wereld.

Maar — ook dat achteruitsohuiven der ware kerk, zoodat wij haar niet meer zien, is niet vol te houden.

Het kan eenvoudig niet!

Men wil in de antirevolutionaire partij over de kerkelijke zaken niet meer spreken. En praat er al den dag over.

De geloovige christenen komen van de kerk niet af.

En ook niet van den kerkstrijd. Dat kan nu eenmaal niet.

Wij zien het weer in het gebeuren in ons gewest.

Het dagblad daar was in het bezit van een der bekwaamste journalisten, waarover de partij beschikt in deze dagen.

Hij waagde, zeer bescheiden, zijn critiek op het doen der synodocratische synode inzake Indië, het doen der zendingsmenschen dier synode, lijnrecht in strijd met wat de antirevolutionaire partij tot nu toe inzake Indië sprak en deed.

En zie — juist dit stuk in zijn artikel werd door de directie gSschrapt. En de hoofdredacteur, die dit niet over zich kon laten gaan, werd zoo gedwongen zijn ontslag te nemjen. ,

Daar zit men dus, voor elk zichtbaar, in de politiek weer midden in den kerkstrijd.

Men kan dit weer willen verdoezelen, maar dat gaat nu eenmaal niet. i

Men kan er allerlei dingen bij halen, van die zei dit, en een ander zei dat, maar de kern. der zaken blijft duidelijk. Het punt, waarop het hier aankwam. Dat punt, dat men in den kerkstrijd zelve zoo graag in het donker wil zetten, door allerlei persoonlijke dingen en gesprekken.

Maar dat men nimmer kwijt wordt.

D)e mensch neemt Gods orde niet weg. Hij plaatst Zijn kerk midden in het leven, en niemand verandert daaraan iets.

Eln daarom kon onze dienaar des Woords verleden Zondag zoo sterkend preeken over 't lied van Mozes en ook tot ons zeggen: O, dat zij wijs waren, zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde merken. Hoe zoude een éénige duizend jagen en twee tienduizend doen vluchten, ten ware dat hunlieder rotssteen hen verkocht ' en de Heere hen overgeleverd had. Want hun rotssteen is niet gelijk hunne rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde". Deut. 32 : 29—31.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 april 1948

De Reformatie | 8 Pagina's