GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het was de dertigste Juli van dit jaar, dat, wie gewend werd te letten op de teekenen der tijden, er aan herinnerd werd, dat de geweldige Duitsche staatsman Bismarck, die den grooten Duitschen eenheidsstaat, het machtige keizerrijk bouwde, door den dood werd weggenomen en gesteld voor den rechterstoel van den Koning der koningen.

Het was het succes, hetwelk dezen staatsman, den man van , .Blut imd Eisen' op zijn loopbaan vergezelde, dat de volkeren van Europa verblindde en zelfs belijders van den Christus verhinderde een goed schriftuurlijk oordeel te vellen.

Daar was toen één man, die den moed had de beteekenis van Bismarcks werk te doen zien in het licht van Gods Woord; die dat werk reeds in 1867 en sterker nog in 1870 scherp veroordeelde en tot de machtige staatslieden van dien tijd, tot Gladstone zoowel als tot Bismarck, zijn ernstig vermaan richtte.

Zelfs in ons land vond hij weinig gehoor. Zelfs dr Kuyper kon zijn vonnis niet ten volle onderschrijven-

Beets zong van Bismarck: „want de Aadlaar, die nu zweven mag op zijn verbreede vlerken, houdt alle volken in ontzag, met dien geduchten vleugelsilag, waarin hem God blijft sterken".

Groen antwoordde op zijn gewone puntige wijze met te herinneren aan Bilderdijks loflied op Napoleon.

„Het kan verkeeren". dat is de les, zoo schreef Groen, waarop door lederen zegevierenden adelaar, indien hij verstandig is, gelet wordt.

Het is waar — Bismarck heeft in zijn laatste levensjaren voor de vrucht van zijn arbeid gebeefd, maar niet omdat het beginsel door hem als tegen het Woord Gods ingaand werd gezien, maar omdat hij Wilhelm II en zijn raadslieden niet vertrouwde.

En thans?

Groen toonde met de hand op het Woord Gods aan, dat Bismarcks politiek, nationaal en internationaal, een anti-christelijk karakter droeg. Daar waren Duitsche mannen, die hem daarin gelijk gaven; als von Gerlach. Von Stahl, de groote leider der christelijke politieke partij in Duitschland, was reeds heengegaan. Toen in Italië Cavour zijn goddelooze politiek, die daar de eenheid brengen mocht, doorzette, hadden de con­ servatieven in Duitschland het kwaad nog kwaad durven te noemen. Maar toen Bismarck diezelfde politiek van het nationalisme, die ook de kracht van den tweeden Napoleon was, gewetenloos doorzette, zwenkten de Duitsche christelijke politici en juichten zij Bismarck toe.

En toen Groen wees op het anti-christelijk karakter van Bismarcks daden, zijn aanval op Denemarken, zijn overrompeling van Hannover, zijn strijd tegen Oostenrijk, zijn bond met het Italië van Cavour, zijn samenspreking met den revolutionair op den Pranschen troon, steeg in de Duitsche christelijke pers een kreet van verontwaardiging op. Zelfs een dr Fabri koos de zijde van Bismarck. Echt naar Lutherschen trant.

Als ooit gebleken is, hoe Luthers dwaling het Duitsche volk op een verkeerd politiek spoor bracht, dan was het toen.

Fabri schreef toch: „wat moeten wij onder een Evangelische politiek verstaan? Wij spreken van. een Evangelische kerk en bedoelen daarmee de kerk, die de norm voor haar leven aan het Evangelie ontleent. Maar kan men dat ook van de politiek zeggen?

Zeker niet. Want de politiek heeft haar principe, de norm voor haar leven in het belang van den staat, het volk, de Pruisische politiek. Staat en volk hebben hun sfeer in het gebied van het natuurlijke en tijdelijke leven en zijn daardoor als van zelf genormeerd. Daarom is er een Russische, een Oostenrijksche en een Pniisische politiek. Onze politiek doet ons niet blozen.

Zij is eerlijk, open, mannelijk en in haar sfeer zedelijk, maar Evangelisch? Neen, deze beide begrippen staan los naast elkander".

Zuiver Luthersch. Hetzelfde verschijnsel hebben we gezien, toen Hitler de Bismarckiaansche politie^ in al haar consequenties doorvoerde en de Luthersche kerken geen enkelen keer daartegen in verzet kwamen.

Zij waren van oordeel, dat de kerk zich niet moet bemoeien met de dingen van den dag, zooals ook den antirevolutionairen jongeren van onzen dag werd voorgehouden.

Het behoeft ons niet te verwonderen, dat de Daiitsche kerkelijke pers Groens vonnis niet kon aanvaarden. Zij noemde het een schande, dat Groen Pruisen den antichrist schold, wat hij zeker niet had gedaan.

Groen schreef toen zijn twee bekende brochures: „La Prusse et les Pays Bas", Pruisen en Nederland. Aan mijn vrienden van Berlijn. Daarna „L'Empire Prussien et 1' Apocalipse", Het keizerrijk Pruisen en de Apocalypse; dat was in 1867.

Toen Pruisen Frankrijk aanviel zette Groen zijn profetisch getuigen voort in zijn , , Nederlandsche gedachten".

Juist nu, nu Gods oordeel over de vorstenhuizen van Duitschland en van Italië kwam, wij de consequenties van Bismarcks politiek aan den lijve hebben gevoeld, en het groote Duitsche rijk zoo diep werd getroffen, juist tengevolge van het voortgaan in Bismarcks lijn, nu is het ook voor ons zoo leerzaam Groens profetie te bestudeeren.

Wat waren de beginselen, van welke Bismarck uitging?

Groen citeert zijn eigen woorden: het ging bij dezen strijd om het bestaan van Pruisen, om de heiligste belangen van Pruisen, en d-an ken ik geen recht. Zoo sprak hij in 1866.

En voorts: als het om het bestaan van Pruisen gaat, verbind ik mij zelfs met de revolutie en waar ik maar hulp kan vinden.

Het was geheel en al de revolutionaire politiek van het nationalisme. Het vaderland, zei Groen, is een afgod geworden.

Nationalisme en patriottisme.

De Fransche revolutie kende geen andere beginselen. De natie was de afgod, waarvoor men boog. En wat een natie is, dat bepaalde de begeerte. Heel de revolutie van 1848 werd er door geleid, heel Europa door.

En nu was het Hitler, die deze revolutie doorvoerde, en is het thans Rusland, dat dezen regel voor de natie en voor de wereld volgt. Er is geen recht meer. Geen onderwerping aan het gebod Gods. Wat voordeelig schijnt wordt toegepast, hoe gruwelijk het ook is. Al worden millioenen menschen er aan opgeofferd, het doel heiligt de middelen.

Wat geeft een man als ik, dus zei Napoleon I tot Mettemich, om een millioen menschen, opgeofferd aan den krijg. Dat wil zeggen aan zijn eerzucht.

Maar was het bij Bismarck in zijn oorlogen met Oostenrijk, het broedervolk, en Frankrijk wel anders?

Zeker, toen hij zijn doel had bereikt, was hij tevreden. Maar de man, die deze politiek met nog vreeselijker consequentie doorzette. Hitler, ging weer als de eerste Napoleon streven naar de wereldmacht. En de communistische heerscher desgelijks.

En wij zien nu welke vreeselijke vrucht dit verlaten van de Schriftuurlijke norm voor de politiek voor gansch de wereld heeft.

Pruisen werd door Groen zeker nog niet de anti--Christ genoemd.

Maar hij zag wel in den voortgang der revolutie dien antichrist naderen. En wij zien het duideUjker nog.

Ik sprak in een vorigen brief over den terugval tot den heidenschen staat, die ook een afgod was.

Wat wij thans voor ons zien is uiteraard erger.

De wereldstaat, die met de valsche profetie het wapen van den satan is, was er in den dag vóór de komst van Christus. Die poging tot vorming van een wereldmacht werd ook in „de laatste dagen" in steeds sterkere mate voortgezet. Door paus en keizer.' De „adelaar" Napoleon kon de vleugels weer trotscher en breeder uitslaan. En thans dreigt die wereldstaat opnieuw in geweldige kracht.

Daarom mocht Groen zeker op de Openbaring van Johannes wijzen en wij moeten, evenals hij, letten op datgene, wat de Koning der koningen tot steun van Zijn kerk haar heeft voorzegd. Hoe treffend is het, dat de Heere Jezus Christus, dadelijk nadat Hij zijn plaats innam ter rechterhand Gods, aan Zijn gemeente heel de geschiedenis, die volgen zou, in allerlei teekeningen toonde, ook Zijn werk-en strijdprogram.

Het vaderland een afgod. Het wereldrijk een afgod. - Ja, de overheden, die zich als goden laten aanbidden.

Keizer Wilhelm, die zich ook hoofd van de Duitsche kerk achtte, durfde tot de soldaten, die naar China vertrokken, tot demping van den boksersopstand, te zeggen: denk er om, dat gij straks voor mijn grootvader in den hemel zult moeten paradeeren. En hoe heb» ben n^annen dier kerk als voor hem op de knieën gelegen.

Von Bülow vertelt in zijn gedenkschriften van den hofprediker prof. Adolf von Harnack, den geleerde, die er niet voor terugdeinsde in zijn „Das Wesen des Christentums" het gezag van den Koning der kerk te ondermijnen, hoe, toen de rijkskanselier eens zijn opwachting maakte bij den keizei-, een vleugeladjudant des keizers de wachtkamer kwam binnenstormen, roepend tot een bediende: breng mij gauw een stevigen borrel, want wat die hofpaap nu weer aan vleierij voor den keizer aandurft, maakt mij gewoon misselijk.

Van de Tsarenfamilie werd verhaald, dat zij er ernstig over dacht om het hoofd der Russische kerk, den Tsaar, goddelijke eer toe te kennen.

Dat waagden de vorsten in onze dagen. Maar als de knechten het statelijke paard bestijgen wordt het nog veel erger. Hitler laat zich als god aanbidden.

Uit Moskou wordt gemeld, dat een jeugdleider daar tot zijn leerlingen zegt: laat ons de plek kussen waar dé voet van Stalin heeft gerust. Men vertelt zelfs, dal Stalin eens lachend had opgemerkt, dat men het toch niet te mal moest maken.

Zoo is het eigenlijk. Het zijn nog niet in de eerste plaats de overheden, die goddelijke eer voor zich opeischen, al laten zij hun volgelingen begaan, het zijn die volgelingen, die ijveriger dan misschien zelfs wel in de dagen van het Romeinsche keizerrijk, haar die eere opdringen. De mannen der revolutie zijn de lafste slaven en verheerlijkers van de macht, die er maar kunnen zijn.

Het is trouwens een eigenaardig verschijnsel in onze dagen, hoe gemakkelijk de menschen blindelings gaan buigen voor tyrannie en hiërarchie. Om er angstig voor te worden. Zelfs in de kerk.

Groen zag het kwaad toen reeds dreigen en hij deed zien, waarheen de beginselen der revolutie moesten leiden.

En dan spaarde hij niemand. Ook den chiristenstaatsman Gladstone niet, die, toen Bismarck zijn politiek voerde, alle tusschenkomst van Engeland afwees. Wij gingen drie of vier keeren, dus zeide hij, .ons mengen in de zaken van het vaste land van Europa en hadden daarvan nimmer voordeel.

Zoo wijst gij, riep Groen hem toe, het werk zelfs van een Willem III en William Pitt af.

Politieke leiders zijn wel eens bang voor de profetische critiek van getrouwe kinderen der kerk.

Zij hooren liever applaus, dat hun door een lichtvaardige massa zoo gemakkelijk wordt geboden.

Groen zou zeggen: verstandig is dat niet.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's