GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Ik praat te graag met U over allerlei boeken, dat ik het boek van ds Schilder: Op de grens van kerk en secte, vergeten zou. Het is een zeer bijzonder boek. En voor dat oordeel kunnen verschillende argumenten worden genoemd.

Vooreerst geldt het hier een zeer simpel gegeven, dat gemeenlijk met een paar woorden in de kerkelijke bladen wordt vermeld.

Daar is een jonge man, die na volbrachte studie aan de theologische hoogeschool, zijn examens doet voor de kerkehjke meerdere vergaderingen, zeer tot genoegen van allen, die hem ondervroegen, een preekconsent krijgt van de geweldige classis 's-Gravenhage, een beroep ontvangt en aanneemt — en dan zegt een hooge SjTiode: die jonge man mag niet tot den dienst des Woords worden toegelaten.

Hij mag de sleutelen des hemelrijks niet bedienen. Hij is een ketter, onderschrijft niet wat de behjdeni.s zegt, en gehoorzaamt niet wat de synode hem beveelt. En die jonge man gaat nu zijn recht tegenover al die kerkelijke machten verdedigen.

Maar nu wordt over dit gebeuren een boek ons gegeven van groot formaat en dan 550 bladzijden tot den prijs van bijna twintig gulden.

En het wonder is hier, dat het dit geld waard is ook. Meer dan dat.

Was het niet een waagstuk alleen reeds voor den uitgever ?

Het tweede merkwaardige is, dat dit boek niet anders geeft, dan, zooals ook eerhjk wordt aangekondigd, publicatie van stukken en gegevens uit genoemde kerkelijke procedure. Synodale besluiten, deputatelijke brieven, antwoorden op die brieven door en brieven van dien candidaat, en dat alles met de securiteit van een Greijdanus als het de Schrift, en met de securiteit van een accountant, als het de gegevens van synode en deputaten betreft, waarbij u niets wordt gespaard en geen enkel gegeven, hoe klein ook, wordt voorbijgezien, en gij soms omtrent een enkel woord een bladzijde lang wordt bezig geihouden. Niet te lezen, zegt gij?

Maar nu komt het derde merkwaardige.

Gij begint, en zit spoedig tot over de ooren in het boek verdiept.

Man, zei mijn vrouw, nadat ik eenigen tijd gelezen had, man, ik heb je nu al driemaal wat gevraagd, en ik krijg maar geen antwoord. Ik krijg een duw tegen den arm en zeg: wat is er?

Ja — dat boek! Het grijpt U van af het eerste oogenblik vast, het zet u in stijgende spanning, en ds Vonk zei terecht: het leest als een spannende roman.

Uiteraard leest men zulk een boek niet, of men denkt ook aan den auteur.

Zijn eerste werk, dat hij ons biedt, is een meesterstuk. Meer dan een proefschrift, dat een doctorstitel winnen doet.

Maar dit meesterstuk was een waagstuk. Waarom? Omdat de auteur het geregeld door over zichzelf moet hebben.

Daar zijn schrijvers, die een verhaal geven over anderen, maar die toch u telkens voor den voet loopen, u al maar herinnerend, dat zij het zijn, die u willen bezig houden. Dat is vervelend, hinderlijk.

Zelfs de jonge Beets, Hildebrand, wiens eerste werk ook een meesterstuk was, dat hij zelfs later uit een hterair oogpunt niet meer kon evenaren, ontkwam niet aan dat euvel, dat iemand wel eens wat ongeduldig stemmen kan.

Hier is het echter juist omgekeerd.

Hier vergeet men aanstonds den schrijver, die al maar over eigen ervaren spreken moet, en z ij n z a a k komt voor U te staan, een zaak van recht en waarheid ; ja, zelfs niet zijn zaak, maar de zaak der kerk, de zaak van zijn Koning en Heer.

Hier werd beleefd, wat de Schrift vermaant: w bescheidenheid zij allen menschen bekend (Fil. 4:5). Zelfs zijn rechters moeten dit toegeven, tot zij, uit louter verlegenheid voor zich zelf, het bekende middel om zich van een lastige zaak af te maken, toepassen: e toon. En die toon was ook toen uitermate bescheiden, zooals het een jongen man past tegenover hoogleeraren en deputaten van een machtige synode.

Maar er is meer.

Ziehier een jonge man, pas afgestudeerd, die gereed staat om tot den dienst des Woords te worden toegelaten, en wien door de Synode de weg tot den preekstoel wordt afgesneden, en die nu den strijd tegen die Synode met haar hoogleeraoren en deftige deputaten en voorname afgezanten, den kamp voor ajn recht uit besef van heiligen plicht aanvaardt, en doorzet zonder ophouden, altijd in even wonderhjke zelfbeheersching, maar altijd even scherpzinnig en fit. Wat de krachten aangaat — een David tegenover Goliatih. Die geweldige Synode in volle wapenrusting en met het gevaarüjk dreigend zwaard. En die jonge man met niet dan een slingersteen, maar het is zijn recht en het is de waarheid, die hem sterk maakt. Het is de Koning der Kerk, Die hem steunt en sterkt. En nu wordt hij eerst met nederbuigende vriendelijkheid, en wijs vermaan, en daarna met allerlei gesprek met hooggeleerden en geleerden, en vervolgens met een pijnigend wachten vervolgd, tot tenslotte komt dat koude en harde oordeel in kanselarijstijl verpakt, maar met „broederband en heilbede" aangeboden. Veroordeeld!

Weg uit de kerk!......

Men zou kunnen zeggen: afgemaakt.

Hoe zou iemand dat alles rustig kunnen doorstaan?

Daar is, zegt de Schrift, een onderdrukking, die wel een wijze dol zou maken (Pred. 7:7).

Daar waren hooggeleerde en geleerde mannen, die eerst tegen het hiërarchisch geweld den strijd aanbonden, maar haastig retireerden, toen de Synode haar tanden eens goed liet zien.

En hier slechts een candidaatje.......

Maar nu is dit juist het spannende in zijn boek, te zien, hoe al die hooggeleerden en geleerden en deputaten met vriendelijke hoogheid begonnen, daarna krasser taal sprekend, allengs gaan wijken, al meer in de engte worden gedreven, ten slotte zoo, dat een hooggeleerde op de klacht van den jongen man, dat hij geen antwoord ontvangt, hem meldt, dat men hem feitelijk niet durft te schrijven — „hij is zoo formeel". Dan sdhiet de lezer, hoe hij zich ook ergert aan het onrecht, dat gepleegd wordt, in den lach. En — de jonge man kon dat toen ook niet laten. Wie neemt het hem kwalijk?

Maar het wordt nog erger. De hooggeleerde Grosheide doet ten slotte denken aan den man, in I Kon. 22 : 25, wien daar wordt voorgehouden, hoe hij voor de harde feiten van kamer tot kamer vluchten zal. Om zich te „versteken". Ten slotte moet de hooggeleerde den strijd beëindigen met een smeekbede, hem te willen sparen.

En dat zeker niet door den overmoed van den aanvaller, die steeds even klein bUjft, even evenwichtig en kahn, even met zichzelf verloochenende kracht zich houdt aan de naakte feiten.

Het is voor de waarheid, dat ten slotte heel die machtige hiërarchie van sjoioden op de vlucht slaat, verloochent wat zwart op wit, in de eigen besluiten staat, terugneemt wat als grond der veroordeeling werd genoemd, maar — vergeet het onrecht goed te maken.

Zie, dat alles is een schouwspel, zooals de kerkgeschiedenis allicht zeer zelden doet zien.

Het breekt reputaties van menschen en hooge vergaderingen.

Het slaat machtige synodale methoden stuk.

Laat zelfs de wereld oordeelen, pan wiens zijde hier het recht en de waarheid is.

Voor de synodocratisehe hiërarchie is dit werk vernietigend en feitelijk helpt zij daartoe zelf het krachtigst mee.

En dat nog wel, terwijl juist die jonge strijder steeds zijn best deed, om de goede reputatie van al die mannen en deputaatschappen en kerkvergaderingen, die tegenover hem stonden, te handhaven.

Wilde ik het boek nog uit literair oogpunt bekijken dan kon nog heel wat goeds worden gezegd, maar dit zou zeker den auteur niet aangenaam zijn, die de genade ontving zichzelf geen enkel moment op den voorgrond te zetten, en wien het alleen gaat, om de eere van Zijn Koning en Heere en het heil van Zijn kerk.

Dat is de kern van de zaak.

Maar nu, wat zal het resultaat zijn?

Vooreerst is er al dit resultaat, dat, als ooit een bewijs kon worden gegeven tegen een mondeUng gesprek, zooals soms door vrijgelnaakten dan maar gevraagd wordt, dit thans daar ligt. Wanneer wij zien, hoe deze jonge man werd afgewezen, omdat hij niet wilde aanvaarden, dat art. 33 onzer geloofsbeUjdenis leert, dat de doop wordt bediend op grond van aanwezige genade — en de bewijzen daartoe zijn zoo grondig en zoo menigvuldig uit de eigen besluiten der synoden aanwezig, dat weerlegging hier onmogelijk is —• en hoe daarna èn prof. Grosheide èn de synode bezig gaan om te loochenen, wat tienmaal zwart op wit staat, in brief en besluit, dan moet ieder eerUjk mensch zeggen: schrifteUjk, niet mondeling, want zelfs bij zulke methoden zou een schriftelijk onderhoud gevaarlijk en nutteloos zijn.

Maar dan......

In de dagen van de groote reformatie der zestiende eeuw legde een jonge man van 24 jaar en boek met een brief aan den voet van een koninklijken troon. De koning heeft niet geluisterd. Wat zal dat voor hem zijn in den dag des oordeels?

Daar is thans weer een reformatie Ja, hooggeleerde en geleerde synodale heeren, trekt vrij de lip op, schudt het hoofd meewarig, lacht er om desnoods maar ik zou willen zeggen: leest, om uws levens wil. En doet nog recht. Vernedert u, niet voor de menschen; buigt voor de feiten en doet recht, vóór gij met alle kinderen Gods ook staat voor den rechterstoel van Christus.

Hier wordt een boek aan den drempel gelegd van studeerkamers van hooggeleerden en geleerden en deputaten en van synoden.

Het is nog tijd om onrecht te herstellen, te buigen voor de waarheid.

De kerk des Heeren ziet in spanning toe, wat gij doen zult.

Ik geloof, dat de engelen in den hemel met meerdere spanning nog op uw daden wachten.

Ik geloof vast, dat de Koning der kerk let op uw doen.

Hult uw diplomatiek spel, dat van vrede spreekt, maar niet anders bedoelt dan verwarring te brengen in vrijgemaakten kring, niet langer in vrome woorden en omhangt het niet met gebeden, die niet verhoord worden, zoolang de klare feiten door u op zij worden geschoven. Bekeert U en doet recht!

Dan zullen de engelen in den hemel zich verblijden, en de kerk des Heeren zal danken. En wij allen zullen dan vol bUjde hoop zeggen: laat ons nu met elkander handelen, schriftelijk of mondeUng, het doet er niet meer toe, want de Heere zal nu Zijn zegen ons niet onthouden.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's