GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Nabetrachting" op een correspondentie II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Nabetrachting" op een correspondentie II

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

3. In de brieven, die tusschen het werkcomité en het Centraal (Comité gewisseld zijn, wordt eraan herinnerd, dat één van de fijne puntjes uit het contact met dit Comité dit was: of de door het Amersfoortsche congres voor contactopneming aangewezenen het congres meteen verloochenen zouden, ja of neen.

De verzoeking, wij willen niet zeggen: de invitatie, om het congres te verloochenen, kwam tot hen in dezen vorm: het moderamen van het Centras'. Comité begon de samenspreking met de duidehjke mededeeling, dat er geen sprake van kon zijn, dat kerkelijke aangelegenheden als schorsingen en afzettingen enzoovnort binnen de politieke partij konden worden behandeld, ook niet in indirecten vorm. Dat stond dus dadelijk voorop. Het was —'zoo is in dezen mijn herinnering, en die zal zich op dit punt wel niet bedriegen — het eerste woord in de toespraak waarmee de Heer Schouten de besprekingen opende, weergevende het standpunt van het moderamen, dat natuurüjk tevoren had ingedacht, wat het ons zeggen zou. En, in één adem verder gaande met dezelfde toespraak, voegde de' Heer Schouten eraan toe, dat het Centraal Comité bekend was met het feit, dat ook anderen dan wij bezwaren hadden tegen het beginselprogram der Partij; dat men er dus wel voor voelen zou, een studiecommissie voor te stellen; en dat, indien men zou besluiten tot zulk een studiecommissie te komen, ook van onze zijde daarin leden konden worden opgenomen. De vraag werd toen gesteld, of wij daarvoor voelden.

Onze lezers moeten zich de situatie goed indenken. De vraag om zitting te nemen in zoo'n commissie yrerd opgeworpen, NADAT vooropgeplaatst was: in geen geval kunnen wij praten, binnen partijverband, over het onrecht en den smaad, dien de Gereformeerde Kerken van vóór 1944 u hebben aangedaan. Dat vnlde dus zeggen: het grootste deel der bij de partij aangeslotenen heeft u naar uw meening beleedigd, en gekwetst, 'en zich van u vervreemd, en u afgestooten van de plaats, waarop gij werkzaam kondt zijn voor kerk en rijk Gods en ook voor de partij, maar ge moet nu maar goedvinden, dat het meerendeel dit alles blauw-blauw laat, en inmiddels toch maar met ons gaan studeeren, alsof ge zuiver in de leer zijt, en alsof ge geen revolutionairen zijt, en a 1 s o f al dat moois, dat van u gezegd is, geen knip voor den neus waard is. Wel zal dat meerendeel eiken zondag voor den Heere betuigen, dat het alzoo het Woord des Heeren is, maar dat moet ge dan van maandag tot zaterdag vergeten. Houdt Gods Woord buiten de concrete dingen.

Het is ieder duidelijk, dat aanvaarding van een eventueele plaats in zulk een 'studie-commissie op die basis beteekende: een streep halen door Amersfoort. Want daar was gezegd, dat de verhoudingen juist door het ethisch conflict grondig bedorven waren en bleven, zoolang de toestand onveranderd gelaten werd, en dat dus het samenwerken niet mogelijk was, zoolang dat conflict bleef bestaan.

Ds Y. K. Vellenga, breker van de kerk van Meppel, in getrouwe navolging van zijn synode met haar zigzag-politiek (zig tegen A, zag tegen B) schrijft in zijn „Kerkblad" een artikel over deze aangelegenheid. Het is vol van hoon en sarcasme; zoo als gewoonUjk, als er spijkers met koppen geslagen worden. Dat hij de feiten niet naar waarheid weergeeft, en verzwijgt waar het op aankomt, nu ja; we raken daar gewend aan. Maar het staat zélfs dezen schrijver nog niet heelemaal, als hij schamper opmerkt: „nu zouden deze goede dertien heeren" (ditmaal geen broeders ) „zoo dolgraag zitting hebben willen nemen in een studiecommissie van de A.R. Partij " Het had zoo langzamerhand aan dezen schrijver bekend kunnen zijn, primo, dat wij niet disputabel wilden maken wat wij eerst stellig hadden geponeerd (n.l. dat er afwijking was in de A.R. Partij van Schrift en beüjdenis), want wij verklaarden, en dat heeft hij kunnen lezen, dat we gaarne den bewijslast wilden aanvaarden, en secundo, dat ieder, die ons behoorhjk behandelen wil, van ons de „bewijzen" krijgen kan, die hij van ons voor ons publiek beweren zou willen vragen. Het ontwijken van schrifteUjke correspondentie is, meenen we, niet in ónze omgeving usance, wel in de zijne.

De onderteekenaars van het antwoord aan het Centraal Comité hebben dus niet geweigerd de Partij te helpen, doch alleen geweigerd haar te helpen a 1 s z e geen plaats bood om te helpen. Wij zeggen niet, dat het C.C. ..qualitate qua" met ons wilde spelen. Wij zeggen wèl, dat het geen einde wilde maken aan het spel, dat de overgroote meerderheid met ons speelde. En wij zeggen, dat het geen einde aan dit spel wilde maken, omdat het zelf er geen ernst mee maakte. Waarom niet? Onadat het geen ernst maakte met de heeren Ridderbos, Nauta, Grosheide, en al die andere synodemenschen. Het maakte geen ernst met ons, omdat het ook zijn synodocratische leden niet ernstig neemt. Maar juist daarmee is het eindpunt bereikt. Op die manier wordt de christelijke actie ondermijnd. Van binnen uit. De brekers, ds Vellenga, dat zijn niet wij, maar gij, en uw kerkgenooten, die van de kerk een warwinkel hebt gemaakt, en nu meent, dat wij daar ons niets van hebben aan te trekken, behalve dan, als we de zóndagsche jas aantrekken.

4. Hiermede is het bezwaar der „ethische crisis" weer des te sterker naar voren getreden. Wij hebben er herhaaldelijk ov^ gesproken; we voegen er daarom niet mee aan toe dan de opmerking, dat ze bij den d.ag erger wordt. Daar hebt ge nu pas weer het bericht, dat de synodocratische kerkeraad van Assen de verklaring aflegt, dat ds B. A. Bos op bepaalde voorwaarden wel weer als lid in volle rechten zou kunnen worden erkend. Het jokkentje van gerezen misverstand moet dan weer precies als het andere van dr de Bondt over het geval „cand. Schilder" (zie verleden week), dienst doen om de onwaarachtigheid een glimp van christelijkheid te geven. We zullen er hier niet veel van zeggen; we hebben in een andere rubriek van ons blad deze week een voorlpopige beschouwing over dit geval gegeven. En we zullen niet vooruitloopen op de nadere verklaring van den betrokkene, al moet het ons van hqt hart, dat we niet begrijpen, welke conclusie te nemen is uit het feit, dat het blad van ds B. A. Bos op hetzelfde! oögenblik de verklaring van den synodocratischen kerkeraad wist te publiceeren als b.v. de Nieuwe Drentsche (en Prov. ? ) Ct. Ds B. A. Bos heeft in aansluiting aan een artikel van dr N. H. Ridderbos gesproken van het verschil van een koninklijken weg en den noodweg. De , .koninklijke weg" was die, welke door hem aangewezen was (althans ten naaste bij) in zijn eerste brochure: er moest worden schuld beleden over wat gedaan was. Toen zei dr N. H. Ridderbos: geen schuld belijden, zaaksgerechtigheid vasthouden, maar een „noodweg" inslaan: den boel maar zoo laten als het is, bij elkaar kruipen, een nieuwe formule in elkaar zetten, en dan diegenen, die we hebben uitgeworpen, en die de Geestelijke r a p p o r t e n en vonnissen nog lézen, de dwazen, en die daarom het „noodweggetje" niet langs willen, de menschen, die we dus hebben weggejaagd, omdat ze weigerden te spelen met onze goddelijke edicten, laten loopei? . Ds B. A. Bos nam tot onze verbazing deze zijn brochure , vermoordende" redeneering over. De , .koninklijke weg" heette opgebroken: blijkbaar waren niet alleen de deputaten, die hij „doorbreken" wilde, maar ook de Koning in een impasse. En nu moest het dan maar den noodweg langs. Die Koning moest er ook maar genoegen mee nemen. 2Joo iets dus als bij de roomschen: indien de heilige hostie, die zij „Ons lieven Heer" noemen, niet in een prachtig kerkaltaar kan rusten, dan moet het maar worden „Ons lieve Heer op zolder" (in een „noodverblijf").

Ik geloof, dat al die redeneeringen ontsnappen willen, onbewust, aan den eisoh: bereidt den weg des Heeren, maakt rechte paden voor uw God. Als de Heere met zijn Israël meetrekt door een „noodweg", dan wordt die weg meteen de k o n i n k 1 ij k e weg, omdat Hij dan den nood doorbreekt, en met zijn Israël meetrekt door de Roode Zee. Alle weg, waar de Heere goedkeurend en beschermend en recht-stellend met ons meegaat, i s een koninklijke weg; zijn volk is dan

veilig, omdat het zijn BEVéL kreeg, het pad, dat Hij wees, op te gaan. De noodweg wordt op. DIÉ manier een pad van schijnend licht. Maar elk paadje, waarop men het openbare recht des Heeren verloochent, is geen noodweg, maar een zondeweg. E!en nood-uitgang, b.v. voor gevallen van uitbrekenden brand, is een geoorloifde gang, een geboden gang; het is de koninklijke-weg-voor-noodgevallen. Maar een weg van openbare zonde en van maskeering van de rechten van den eenigen Wetgever is geen weg; en de aanprijzing daarvan beteekent een o p b r e k e n van den weg, waarlangs God met zijn volk wil trekken.

En nu komt daar die kerkeraad van Assen niet met den koninklijken weg, ook niet met een noodweggetje, doch met een modderpad. „Misverstand" in het spel! welja, en dan hebben we al die zware stukken kunnen lezen over revolutie, en over goddelijke waarheden, en over de onverbrekelijkheid van synodale besluiten, en over het feit, dat elke kerkeraad, dus ook die van Assen, synodocratisch, heeft besloten wat de synode besloot, m.a.w. heeft besloten weg te zenden, en weg te houden die zij wegzond. Nu gaat die kerkeraad publiek ds Bos inviteeren, om verraad te plegen aan zijn broeders, en de eenheid met hen te verloochenen.

Wij zullen gauw weten, , wat ds Bos dezen smaders van zijn en onzen naam te antwoorden heeft. Toen ik het nieuwe kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk van Assen in oogenschouw mocht nemen, was het ds B. A. Bos, die mijn aandacht vestigde op de lijst van predikanten, die de kerk van Assen hadden gediend. Ook ds Scheele stond erbij; achter zijn naam stond: s y n o d a a l geworden. Thans inviteert ds. Scheele ds Bos den gereformeerden kerkeraad van Assen te nopen, hetzelfde achter zijn naam te zetten. Wij hebben geen enkele reden, om, zoolang het tegendeel niet bhjkt, te onderstellen, dat ds B. A. Bos niet haastig aan dezen ds Scheele en de zijnen zal berichten, dat hij er niet aan denkt, zijn brochure te „ver­ moorden".

. Men kent dit geluid. Maar dat het tot zoo iets als dezen openbaren voorslag komen kón, wel, dat is het beste bewijs voor het bestaan van een ethische crisis. Wij mogen niet gelooven, dat ds B. A. Bos zich zal laten aanleunen, wat toch wel eens uit Oosterbeeksche kringen gelanceerd is, dat de Gereformeerde Kerken van Nederland een „Schilder-groep" zijn; ik neem aan, dat hij zulk spreken verfoeit, ongeacht, wie zich er aan bezondigen zou. Maar we hebben het ditmaal dan ook niet over ds B. A. Bos, wiens reactie wij rustig afwachten, maar over het synodocratische gezelschap in Assen. Het moge weten, dat het ons „geholpen" heeft: juist in de week, waarin wij de felste windstooten verwachtten tegen het Amersfoortsche congres, heeft het gebaar van dezen kerkeraad ons het beste bewijs geleverd, dat de boel stuk is; dat om recht niet meer gemaald wordt; dat men den één binnenlokken wil, den ander eruit wil laten; dat onze synode in Groningen precies den spijker op den kop geslagen heeft, toen zij aanwees, dat men van synodocratische zijde officieel wel zei: laat ons praten door DEPUTATEN, maar tegelijkertijd probeerde, p l a a t s e l i j k al vast de kerken los te maken van haar ambtsdragers. Juist zulk gedoe breekt alle goede relaties stuk. In 't jaar, waarin dr J. Ridderbos aftreedt is de uitdrijvings-actie, ondernomen door dr H. H. Kuyper, doodgeloopen in een ethisch monstrum van enorme afmeting. En wij geven — ook ds Vellenga moge het zich als antwoord op zijn schajnpere opmerkingen voor gezegd houden - ; -de verzekering, dat alle samenwerking wordt stuk gemaakt, niet door besluiten, die men eerlijk meent (dan kan men nog steeds „op punten" elkaar ontmoeten) doch door het spel van rechteloosheid en willekeur.

De tijd zal leeren, dat wie 't hoofd koel houdt, en (bejegenings!) normen ook als normen behandelt, weer wordt vergaderd. De anderen verstrooien wel zichzelf, al roepen ze ook duizendmaal: blijft één.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

„Nabetrachting

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1949

De Reformatie | 8 Pagina's