GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dogmatische constructie of geloofsbelijdenis als formulier van eenigheid?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dogmatische constructie of geloofsbelijdenis als formulier van eenigheid?

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie in een onrustigen tijd leeft, en op zijn plaatsje zich verplicht rekent tot mede strijden en - bouwen, heeft soms veel geduld noodig, en grooten moed, bm niet in arren moede de pen neer te gooien, en te zeggen: zoek het dan zelf maar uit. Ik weet het: zulke stemmingen bergen het gevaar vai^_ zondigen tegen de kerk, d.w.z. de gemeenschap der heiligen in, en men moet er telkens weer tegen vechten-Daarom, beginnen we maar weer vrooüjk van voren af aan. Vermoeiend is het wel, en gevaarlijk ook: men waagt er zijn beste lezers aan, die de dingen vaak al weten, maar niet altijd bedenken, dat een redacteur niet schrijft voor zijn plezier, en ook geen papier genoeg heeft (of tijd) om de „leuke" dingen in het blad, en de minder leuke, en allang bekende in een bijblad op te bergen. Als niet juist de verstandige lezers bedenken, dat een redacteur in onrustigen tijd heeft te rekenen met de oogenblikkeüjke behoeften van de meerderheid, dan — nu ja, dan leven zij zelf op dat punt niet genoeg bij den eisch, hierboven, gememoreerd, om te contribueeren aan „de gemeenschap der heiligen".

En nu steken, we maar van wal.

We hebben sedert jaren en jaren betoogd: in Amerika behooren de Protestant Reformed Churches wel degelijk als vol gereformeerd te worden aangezien. De opmerking is niet van gister en eergister. We weten, dat er onder de Prot. Ref. Churches (prof. Hoeksema) zijn, die zich herinneren, dat we dit openlijk hebTaen uitgesproken, en dit als de eenigen soms, in de dagen, toen vwj nog stonden in een groot getal (van meeloopers veelszins, maar dat was toen nog niet gebleken, dat kon pas blijken, toen ze beproefd werden op het pimt van de gemeenschap aan de kerk, en niet aan de vriendjes). We hebben dit herhaald, nadat de proef, in 1944, genomen was, niet door ons, maar door de uitwerpende sjoiode; en toen er velen waren bezweken. Toen we opnieuw vergaderd waren, in de vrijmaking van zondige besluiten, welke vrijmaking binnen het verband ons naar kerkenordening toekwam, maar door de usurpatoren met uitdrijving, en door de zich aan hen uitleverende massa met indolentie werd beantwoord, zagen we velen uit ons land emigreeren; en het waren heusch onze slechtste leden niet. We zagen ons geroepen, hen te helpen, en hun vragen om advies positief te beantwoorden. We wezen hen naar de Prot. Ref. Churches; want we waren overtuigd, dat zij de wettige voortzetting waren van wat er in Amerika was; de uitdrijving van 1924, in Amerika, van Rev. Hoeksema, vonden we dom, en slecht, en sectarisch; we zagen met eigen oogen, dat men van Chr. Ref. zijde weigerde, op zijn schreden terug te keeren, en tegenover hem rechtsherstel ook maar serieus te overwegen; en we werden zoo ver­ sterkt in de overtuiging, dat daar de trouw was betoond aan de confessie. We wisten, dat ook in die kerken, waaraan Rev. Hoeksema verbonden was, de dingen stonden zóó als overal: de dogmatische constructie van den één viel wel eens anders uit dan die van den ander; en dat is niet erg: niemand komt dadelijk met alles klaar, ondergeteekende b.v. is nog voortdurend bezig te leeren; en, de dilemma's van den opgedrongen stijl beheerschen het denken juist ook in het zóó-öf-züs-diiemma-stellen. Maar we vroegen: waar wordt de confessie gehandhaafd? want alleendeze is formulier van eenigheid. Van eenigheid, omdat ze op die punten, waarin men het eens geworden was, de behaalde winst op papier zette. En dus bleven we, ook na de vrijmaking, trouw aan het tevoren ingenomen standpunt, wijzen naar de Protestant Reformed Churches. We wisten, en konden het volkomen begrijpen, dat in die kerken zelf er heel wat waren, die, om met ds B. Kok en.ds D. de Jong (uit Amerika) te spreken, „vuurbang" voor onze theologische meeningen waren. We wisten, en konden al weer begrijpen, dat, om nog steeds met hen te spreken, ook in onzen eigen kring er waren, die vuurbang voor theologische constructies uit de Prot. Ref. litteratuur waren. We hoorden Kier een Kraan, ginds een Ridderbos, elders nog een anderen uitdrijver-om-dogmatische-meeningen, met een „sneer" voor het front komen: die „vrienden" van Schilder die hebben wel eens dingetjes gezegd, die wij, synodocratische uitbanners, óók geschreven hebben (alsof WIJ hadden geschorst en afgezet en zulke dingen meer om ONZE meeninkjes), en we lieten de heeren grijnzen. We wisten, dat ze zelf ook beter wisten. We namen nota van het feit, dat de Prot. Ref. Churches zelf, toen ze onze kerken aanschreven inzake het punt van contact-opneming, o zoo voorzichtig aan deden. We verstonden het, en gaven hun gehjk. We begrepen, dat, toen op onze eigen synode, in Amersfoort, het punt aan de orde kwam, de voorzichtigheid van amerikaansche zijde haar tegenhanger vond aan nederiandschen kant, en dat sommigen dachten: krijgen we niet vandaar terug, althans voor wat de dogmatische constructies betreft (want dat men ginds schorste, of zoo, geloofde geen mensch), krijgen we niet vandaar terug, wat we hier in eigen land als voos en speculatief hebben leeren verwerpen? Maar we hielden vol: dogmatische constructies zijn altijd verschillend, en soms noch aan de eene, noch aan de andere zijde rijp, en bovendien: de een laat den ander vrij, en de confessie beslist over opkomende geschillen, en dus: laat ons de hand uitsteken, en laat onze menschen na hun emigratie niet ondergaan in een kerk, die hun het zwijgen oplegt, en zelf een onverantwoorde scheur getrokken heeft, en achteruitgaat in de confessioneele trouw, doch laat hen uitrusten in de Prot. Ref. Churches, waar ze welkom zijn, en mogen spreken, en prachtig worden gesteund.

En wat waren we blij, toen op ons verzoek (want zij drongen zich niet op) twee amerikaansche dominees (ds Kok en ds De Jong) een paar samenkomsten bijwoonden, twee in Kampen, (met de deputaten tot correspondentie met buitenlandsche kerken) en één in Amersfoort, belegd op verzoek van enkele kerkeraden, die ook ondergeteekende hadden uitgenoodigd. Wat waren we blij, omdat in open en eerlijke bespreking zich een kentering ten goede scheen af te teekenen, inzooverre, dat wat onbekend was inzake de groote liefde, waarmee onze emigranten geholpen werden van Prot. Ref. zijde, begon bekend te worden, en óók, inzooverre, dat broeders uit Nederland, die aanvankelijk bang, of „vuurbang" waren voor theologische meeningen, van A of B of C, vernamen, dat er ook meeningen van anderen waren, die niemand „schorste" of zoo. En toen aan den dag trad, dat van Chr. Ref. zijde het parool voor onze emigranten is: zwijgen, en 1905 teekenen, terwijl van Prot. Ref. zijde van zulken hokus-pokus geen sprake is, toen drong bij eerst bezwaarden het besef door: we kunnen vrijmoedig onzen emigranten adviseeren, daarheen te gaan. Zelden is ondergeteekende zoo blij geweest als toen: hij had zelf gevraagd, toen hij ginds de laatste maal aanwezig was, onze emigranten te helpen; hij wist, dat het op grootsche manier gebeurde; hij had zelf dagen en dagen lang mogen confereeren met predikanten, ouderlingen, en anderen, waarbij de conclusie, door prof. Hoeksema zelf geformuleerd was: dat is gereformieerd, en we zagen met goeden moed de correspondentie groeien, de misverstanden wijken, en de „vuurbangen" van twee kanten elkaar naderen: formulier van eenigheid voorop, de rest'zou als-er maar goede trouw en wijs beleid was, God wel geven. Waar moesten onze emigranten anders heen ?

Maar nu komt er ineens een spaak in het wiel: we hopen, dat de storing niet lang zal duren, maar we moeten even van den bok af, om den wagen weer op gang te krijgen.

Rev. Ophoff heeft in The Standard Bearer een artikel geschreven; dat we reeds verleden week zouden beantwoord hebben, als we het niet pas ontvangen hadden nadat de copie voor het vorig nunmier verzonden was.

Wat 'Rev. Ophoff betreft: we hebben ook met hem op de aangenaamste manier kennis gemaakt. Hij is een scherp denker; kan welgeformuleerde vragen stellen; heeft van ouds zich de problemen ingedacht naar het schema, dat onder „verbond" zoo iets verstaat

als de op verbondsaanvaarding volgende verbondsgemeenschap tusschen God en mensch, en behoort onder degenen, 'die voor sommige opinies, die bij ons leven, b.v. aangaande de werkelijkheid van voorwaarden, „vuurbang" zijn. Voorwaarden nl., die God stelt in het verbond, beter gezegd: in zijn stipulaties, waarmee de Heere ons ontmoet, en waaraan Hij ons bindt, en waardoor Hij ons opvoedt, en verantwoordeHjk stelt. Ik kan dat allemaal begrijpen; en ik heb-er best weer een paar dagen conferentie voor over, als 't kan, om dat door te praten. Want ik geloof, dat het leerzaam is, dat zélfs dr J. Ridderbos het bestaan van voorwaarden eindelijk toegeeft (de litteratuur uit de vaderen is hem blijkbaar tè kras). Dat hij er aan toevoegt „het zijn voorwaarden in zekeren zi n", nu ja, dat zijn we gewoon; en dat is van ouds de term: secundum quid, dat lezen we ook bij Calvijn. Ook wij zeggen: als-'t-u-blieft géén voorwaarde-vanverdienste, want die leer is goddeloos; en ook geen voorwaarde-van-afhankelijkheid-van-God, want die leer is even goddeloos; maar voorwaarden-van-concomitantie: God zegt onsi geen voorspellingen aangaande ons eeuwig lot, maar geeft ons beloftemet-eisch, en leert ons nu, dat zaligheid aan niemand ieruggegeven wordt (Catech. vraag 20, oorspr. tekst) die niet gelooft, omdat gelooven een onderdeel van zalig-zijn is; Hij eischt dat geloof; dat Hij overigens ook geeft; maar leert ons, die door Hem verantwoordelijk zijn gesteld, dat wij, ons houdende aan de geopenbaarde dingen, dus hebben te vragen naar „geloof en bekeering", wijl we alleen zoo weten, dat er zaligheid is. Voorwaarde-van-concomitantie, het een is er nooit zonder het ander, en ik kan dus het een niet weten zonder het ander.

Nu kan ik best hebben, dat iemand voor het woord „voorwaarde" bang is; en dat hij mij herinnert aan de „gevaren" die aan het gebruik vastkleven. Mijn lieve mengchen, wat is niet gevaarlijk? En welk wooPd bleef uit Satans muil geweerd? Ik kan ook hebben, dat iemand zegt: cle woordenboeken, die ik heb, kennen het woord voorwaarde maar zoo en zoo; hoewel ik daartegenover zou willen opmerken, dat de woordenboeken die ik heb, het wel degelijk kennen in miin zin, en (lat jjports alle serieuze woordenboeken, ForceHini, Du Cange, Thomas-lexica (en hij is juist de man van de „verdienste"), de registers op Migne, Seneca, op de Weensche uitgaaf der kerkelijke auteurs, op Prudentius e.a. en vooral de litteratuur zelf van roomsche en gereformeerde auteurs van alle eeuw, het woord conditie (soms niet meer dan: inrichting, toestand, piaii) kennen in den hipiboven aangcsreven zin. (Terwijl ik voor de rest verwijs naar wat ik schreef, b.v. in de verschenen en de over enkele weken verschijnende afleveringen van mijn „Heidelbergsche Catechismus"). Maar goed, over al die dingen valt te praten.

Nu heeft evenwel Rev. Ophoff, die blijkbaar rhet onze terminologie nog geen volkomen vrede heeft, in The Standard Bearer een artikel geschreven, naar aanleiding van een particulieren brief van prof. Holwerda aan een emigrant. Hij heeft dien brief afgedrukt in" gemeld blad. Wij meenen, dat de hollandsche tekst, geüjk die daar te vinden is, wel niet origineel zal zijn (zetfouten bij engelsehen zetter), en vragen ons bovendien af, of wij aan publicatie goed zouden doen, omdat men onwillekeurig zijn woorden anders kiest, wanneer men op publicatiemogelijkheid bedacht is, dan wanneer men argeloos denkt: dat is, in de gauwigheid, een brief voor een man, die me wat vraagt. Hoofdzaak is, en dat vind ik erg fijn, dat prof. Holwerda aan iemand schijnt geadviseerd te hebben ('t betreft een emigrant): sluit u maar aan bij de Prot. Ref. Churches.

De brief van prof. Holwerda wordt door Rev. Ophoff beschouwd als een soort verslag van een publieke bespreking. Dat moet een vergissing zijn. Amersfoort was min of meer publiek (min of meer, want er waren geinviteerden, en kerkeraden - waren uitnoodigers, plufe een comité), maar daar was prof. Holwerda niet aanwezig. Onze collega zal dus gedoeld hebben op de besprekingen in Kampen, en die waren niet publiek. Laat mij er dadehjk aan toevoegen, dat niemand hierin een soort van „bescherming" van Rev. Kok en Rev. De Jong heeft te zien; zij hebben geen bescherming nopdig, want ze hebben niemand kwaad gedaan, en hun eigen broeders heelemaal niet. Met geen woord.

Als dan ook Rev. Ophoff zegt: die twee dominees, die spraken daar voor heel ons volk, for all our people, dan antwoord ik: dit is een vergissing. Dat weet ik heel goed, om|dat ik hen met nadruk heb hooren herhalen: wij zijn niet officieel, en ds Kok is geen deputaat voor buitenlandsche kerken, en misschien zijn wij in onze personen geen repraesentatieve figuren, en anderen uit onzen kring denken allicht heel anders. Niemand heeft gedacht, dat zij voor heel de kerken spraken; ze sneden dat dadelijk heel bescheiden af. O p ons verzoek zijn ze gekomen; omdat we het prettig vonden, een door de synode ons als deputaten opgedragen brief niet te ontwerpen zonder profijt te trekken van him aanwezigheid in ons land. Het was dan ook heelemaal geen „conferentie", zoöals Rev. Ophoff schrijft: we zaten daar met een paar mannetjes (enkele deputaten) plus twee predikanten, die voor andere zaken in Kampen waren, en graag wilden kennis maken, plus enkele van de door onsuitgenoodigde bezwaarden ter synode van Amersfoort. Een man of wat. 's Morgens deputaten, 's middags die door ons —r geheel op eigen initiatief — genoodigden. Later nog even met deputaten.

En nu een ding, dat Rev. Ophoff schijnt geprikkeld te hebben: hij heeft den indruk gekregen, dat de predikanten Kok en De Jong zoo ongeveer zouden verteld hebben, dat in de Prot. Ref. Churches de meesten niet dachten zoo als Rev. Hoeksema en Ophoff. Waarmee dus gezegd zou zijn: hun invloed taant; of: hun confessioneele trouw (als men n.l. meent, dat de coi> fessie in gevaar komt bij eigen beschouwing) is niet meer algemeen erkend; of: die der anderen is aangetast.

Maar noch het eene noch het andere is gezegd; en ik wilde wel, dat Rev. Ophoff eens rustig had afgewacht, tot zijn broeders thuis waren, om hun zelf eens te vragen, wat zij gezegd hadden. Is het vaderland nu zóó in nood, dat men geen paar dagen wachten kan met zop'n artikel van: hebben-ze-dit-en-hebben-ze-datdurven-doen? Hoezeer hier met de beste bedoelingen de dingen in overijling worden gecombineerd, blijkt wel uit de onwillekeurige geheugenfout, die hierin uitkomt, dat een bepaalde reis naar onze emigranten aan Rev. Hoeksema wordt toegeschreven, inclusief reisverslag, terwijl een ander h'et was, die reis en reisverslag op zijn naam had staan.

Als aanwezige bij alle ontmoetingen, die hier in geding kunnen zijn, verklaar ik, dat beide amerikaansche predikanten van niemand hunner collega's ook maar één onvriendelijk of zelfs critisch woord gesproken hebbén; dat zij goed deden uitkomen, dat hun opinie niet die van hun kerken was; dat zij met de grootste aanhankelijkheid, die ik trouwens van beide kende, hebben gesproken over prof. Hoeksema; dat zij zich geen oogenblik hebben begeven in een afweging van het aantal, het percentage, van menschen, die met zijn dogmatische constructies het geheel en al eens waren, tegenover dat van hen, die het niet waren. Trouwens, ik vermoed, dat zulk een berekening o n m o g e 1 ij k, en ook dwaas zou zijn. OnmogeUjk: wie heeft een statistiek kunnen aanleggen? Dwaas: kan men niet op een bepaald punt iemand toevallen, en op een ander punt een vraagteeken zetten, — en kan de persoon in kwestie zelf niet voortdurend scherper formuleeren ?

Maar dit is gebeurd:

Er waren er in Nederland, die bang waren voor onze emigranten, dat ze zouden te hooren krijgen, wat we hier van synodocratische zijde opgelepeld kregen eerst in formules, toen in praeadvies, en toen in eindelooze artikelen van een exegeet, die geen dogmaticus is, en in telkens aanvechtbaar blijkende furieuze apologetische geschriften van hun helpers. Toen heb o.a. ik erop gewezen, dat men onzerzijds niet bang behoefde te wezen voor verstrikking van zulke emigranten in dogmatische constructies a la Ridderbos-Polman. Want, zei ik, de theologische worsteling van prof. Hoeksema, gezien zijn verleden, en zijn noodzakelijken .strijd tegen arminiaansche tendenzen, die men daar ontmoette, heeft natuurlijk zijn gedachtengang beheerscht, net zooals dat ons ook overkomen zou zijn; maar hij is te verstandig, dan dat hij de kerk zou binden aan zijn particuliere dogmatische constructie; en dat geldt ook van zijn kerkelijke vergaderingen, anders zouden ze mij niet, zonder dat ik ook maar iets had gevraagd, bij synodaal besluit den preekstoel hebben opengezet, omdat ik stond op de basis der drie formulieren van eenigheid; en dat Rev. Hoeksema er niet aan denkt, de menschen als een dictator te binden aan ZIJN constructies, die, naar men mij zelf zei, nog steeds zóó gezond zijn, dat ze zich in nieuwe formuleering uit gaan drukken, dat bUjkt uit het feit, dat in ^n kerken anderen, ook voorgangers, anders denken op bepaalde punten dan b.v. Rev. Ophoff, zonder dat iemand ^r aan denkt, die anderen te „schorsen". In dat verband wees ik er op, dat ik van een dominee gehoord had, een beste man, van wien ik erg veel houd, spontaan als een spuitende geyser van Yellowstone Park, maar dan een beetje meer op zijn eigen tijd, een theoloog, die van mijn eigen theorie ook nog niet alles beamen kan, geloof ik, die eerst kopschuw geweest was over onze vrijgemaakten, en van vyien het verhaal ging, dat hij er heen gegaan was (d.w.z. naar die vrijgemaakten-emigranten) per „submarine" (onderzeeër) en teruggekeerd was per „vliegtuig": zóó veel lof had hij over voor hun theologische kennis, hun meeleven, hun trouw. Zoo hebben we gepraat, ten bewijze, dat onze menschen daar veilig waren. Ieder is in zijn waarde gelaten; geen percentages zijn berekend; niemand drong zijn gevoelen als' het typeerende op: en toen een afuto langs het gebouw tufte, waarin we vergaderd waren, een auto, waarin een paar felle synodocratische kerkvervolgers gezeten waren, plus een dominee van de chr. ref. church, en toen laatstgenoemde aan onzen amerikaanschen gast vroeg: en zijn jullie het al eens? , toen antwoordde onze gast: dat nog niet, maar WIJ binden elkaar niet, ziet u? En ik wou, dat Rev. Ophoff dit nu eens aannam, in goed vertrouwen. Temeer, omdat ik volhoud: dit is de beste loftuiting, die we op de Prot. Ref. Churches kunnen geven. Had het a n d e r s g e m o e t e n ? Ik zeg: neen. We hielden de deur van Rev. Ophoff's kerk voor onze menschen open. That's all. Had het anders moeten zijn ? Neen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Dogmatische constructie of geloofsbelijdenis als formulier van eenigheid?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1949

De Reformatie | 8 Pagina's