GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Wereld-en nationale politiek van onzen dag doen levendig denken aan den Franschen haan, symbool van den overmoed, den chanteclair, die zegt, dat hij met zijn kraaien de zon oproept.

Wij ontmoeten hem in „De vos Reinaerde" en in den vogelepos van Rostand. Daar is mi'='schien geen dier, dat in het bijgeloof en daardoor in ds wereldlitteratuur zulk een groote plaats inneemt als de haan en zijn gekraai.

Het beest heeft er zelf geen schuld aan. De haan kraait, en we kunnen zeggen, dat hij des morgens vroeg daarmee den dageraad aankondigt.

Zijn gekraai is universeel, overal en altijd hetzelfde geluid, zij het met eenige variatie; de oecumenische beweging kan het niet tot symbool nemen, want die wil alle dierengeluiden tot één geluid doen samensmelten. En dat wordt een raar ding.

Het hanengekraai is nu eens een echt volapük of esperanto. Vandaar dan ook het verhaal van den Groninger, die, in een hotel in Parijs logeerend, gewekt werd door hanengekraai en toen verrukt uitriep: dat is het eerste woord Grönnigs, dat ik hier hoor.

In onze dialectische litteratuur komt een gewestgenoot voor, die, stokdoof geworden, deze klacht uit: hoe gaan de tijden achtgruit: in mijn jeugd kraaiden de hanen, nu doen zij alleen maar meer den bek open.

Die doofheid zou de hiërarchie kunnen verbeelden, ten minste als Chesterton gehjk heeft, dat als de kerk den haan op den toren heeft doen plaatsen boven het kruis, dit de bedoeling heeft, den man, die Petrus' opvolger en plaatsvervanger van Christus hier op aarde zegt te zijn er steeds aan te herinneren, hoe Petrus eens zijn Heer verloochende. Hem düs tot verootmoediging te manen.

Ik vermoed, dat Petrus bij het hooren van hanengekraai aan zijn verloochening zal hebben gedacht. Maar de hiërarchie stopt de ooren dicht.

Het haantje op den toren der hiërarchische valsche kerk doet dan veel meer denken aan menschelijke heerschzucht en gedurige verloochening van het Woord des Heeren, zij het dan ook met veel vrome termen bedekt. Men denke slechts aan den overmoed der Roomsche curie, die eerst den paus in de uitoefening van zijn ambt onfeilbaar maakte, en thans de Mariahemelvaart in de behjdenis zal vastleggen.

Consequenter in het kwade dan de gereformeerde hiërarchie, die een spel drijft met hetgeen zij eerst als goddelijke waarheden proclameerde.

Maar om tot den haan terug te keeren, het booze geweten van den mensch heeft zijn angsten in het gekraai van den haan gehoord. Maar men heeft tevens ook allerlei goeds er van verwacht.

In het bijgeloof heeft echter de voorstelling, dat de haan met zijn gekraai-niet dan onheil wekt, de overhand. Hoewel ook de andere opvatting niet afwezig is. Het is dan de kleur van den haan die beslist: een zwarte kraait onheil, een witte zegen.

Het zal U niet vermoeien, hoop ik, als ik, mee in verband met hetgeen ik van den Franschen haan zei, enkele voorbeelden uit de wereldlitteratuur noem.

Shakespeare heeft, zooals gij weet, in den Hamlet, de eerste scène, beide opvattingen vermeld.

Als de geest opkomt, die een kwade tijding brengt, kraait de haan, - en hij herinnert aan het geloof, dat dit een tijding is uit de onderwereld van booze geesten. Horatio zegt gehoord te hebben, dat het hanengekraai in elk geval den boozen geest waarschuwend aankondigt. En hier had men dan zulk een geval.

Maar Marcellus merkt op, dat de geest met het hanengekraai verdween. Als de haan kraait verdwijnen de booze geesten van den nacht.

Zoo ook in Goethe's „Faust" als Oreas i.i den tweeden, k'a^si.-.taien, Walpurgisnacht zegt: d-i.^ Gebild des Wahn.-3 verschwinde': schon beim Krahn aes Hahns.

des Wahn.-3 verschwinde': schon beim Krahn aes Hahns. Miar hij voegt er - aan toe: zulke sproonjes komen en verdwijnen weer.

De Kapucyner in Schiller's „Wallensteins Lager" scheldt den grooten legeraanvoerder en zegt: hij kan het gekraai van den haan niet hooren. En dat wordt door den wachtmeester bevestigd. - De veldheer is wonderlijk geboren, zegt hij, en heeft zeer gevoelige ooren. Hij kan het miauwen der katten niet hooren, en schrikt bij het kraaien van den haan.

Ten slotte vertelt Mephistofeles nog van menschen, • die gelijken op den haan, van welken men zegt, dat hij meent met zijn kraaien de zon te doen opkomen. Het beest zelve is zoo verstandig, zegt hij, er mee te wachten, tot de zon er is.

Maar — zoo gaat het met de humanisten van de vorige eeuw niet. Zij zijn als Chanteclair. Zij kraaien, en de zon komt op.

En het is merkwaardig, dat er geloovige christenen zijn, die ook dit gaan gelooven.

Ik herinner nu aan de liberalen der vorige eeuw, die een grondwet maakten en dan zeiden: wij bouwen een nieuwen staat. Daarom werd dat woord dan ook met een groote G geschreven.

Nu, wij weten thans heel goed, wat zoo'n grondwet beteekent.

Groen van Prinsterer heeft zijn best gedaan den humanisten van zijn tijd te waarschuwen, soms met t v g feilen spot, waarover zij dan woedend werden. Thans iraaien de humanisten in de U.N.O. en zij doen een wereld van vrede aanbreken. En de menschen gelooven.

Zij kraaien van rechten van den mensch, en dan zijn die er.

Zoo kraaide men hier van de Benelux, en heel de wereldpers jubelde.

En daarna kraaide men in Straatsburg van het Europeesch parlement en de Europeesche eenheid zal er zijn.

Een gelijk verschijnsel herhaalt zich nu in ons parlement, en socialisten met onze christelijke vakvereenigingsmenschen spreken van de nieuwe inrichting der maatschappij. Altijd weer Chanteclair: hij kraait, en doet de zon opgaan.

Welk een gevaarlijk misverstand leeft hier.

Het is dit, dat de mensch het staats-en maatschappelijk leven kan bouwen; een staat en een maatschappij naar zijn zin kan maken.

Daar is veel kwaad in het leven, maar de machtige organisatie, nu de bedrijfsorganisatie, zal het, grootendeels althans, bannen.

Men kraait van bedrijfsorganisatie, die alles ordelijk zal doen leven, en zij is er. Men kraait van medezeggenschap van den arbeider, en die is er.

Nu is het een redelijke begeerte, dat men gaarne een ordelijk maatschappelijk leven heeft. Maar geen organisatie is daartoe in staat, als de mensch niet naar Gods gebod gehoorzaam leeft.

Men wijst op de gilden, een organisatie, die in een bepaald tijdperk goed kon werken. Maar hoe groot was het bederf, toen in de achttiende eeuw de gebondenheid aan het Woord Gods allengs verdween?

Het egoïsme van wie de macht in handen hadden vierde hoogtij.

En het is begrijpeUjk, dat de revolutiestorm • deze diep bedorven bedrijfsorganisatie wegvaagde.

De Revolutie neemt echter een kwaad weg en geeft er een erger voor in de plaats. Toen was het: geen organisatie, geen enkele vereeniging in de maatschappij. Een ieder mensch vechte voor zichzelf, en drage het risico van die vrijheid, die ongebondenheid was.

En de liberale overheden vergaten hun roeping, in art. 36 onzer geloofsbelijdenis zoo schoon omschreven: dat de overheid de ongebondenheid der menschen keeren moet, opdat alles met goede ordinantie toega. De overheid maakt den. staat niet en bouwt niet de maatschappij. Maar zij is er om het den menschen in allen levenskring mogelijk te maken in gehoorzaamheid aan Gods wil en wet te leven door zooveel mogelijk alle hindernis daartoe weg te nemen. Allereerst voor dj kerk des Heeren, daarna voor het gezin en voorts in het maatschappelijk leven.

Het liberalisme meende den goddeloozen staat te kunnen bouwen.

Het had dit nog boven de huidige Revolutie voor, dat het de handen in elk geval van de maatschappij afhield, hoezeer de overheid daarbij ook in gebreke bleef.

Maar thans is er de socialist, die de maatschappij aangrijpt en een nieuwe samenleving bouwen wil door de macht van den staat.

Terecht heeft Churchill gezegd, dat het socialisme dit niet vermag. Het communisme wel, want dat doet een kleine bovenlaag in weelde leven ten koste van een slavernij, erger dan in een heidenschen staat. De heel oude maatschappij dus terug.

En de christelijke partijen zien wel het gevaar van zulk een staatsmacht, maar zij stellen daartegenover een gemaakte bedrijfsorganisatie, die zooveel mogelijk buiten overheidszorg blijft.

Alsof zulke bedrijfsorganisatie niet-tot schrikkelijken dwang en kwaad, egoïstisch zoeken van het eigen belang ten koste van - heel het maatschappelijk leven' zou kunnen leiden.

Daar zijn enkele professoren geweest, die ernstig hebben gewaarschuwd. Zij wezen er op, dat de consument, buiten het bedrijf, de dupe wordt. En die waarschuwing kwam wel wat laat, maar was toch ook, zelfs naar de meening van minister van den Brink, niet heelemaal te onpas. Men gevoelt, dat de opstellers van de bedrijfsorganisatie voor het eigen bouwsel vreezen. Want, zeker, de bedrijfsschappen en voorts de productieschappen zullen straks zelve de verordeningen en wetten kunnen geven, maar — voorzichtig, voorzichtig. De socialisten roepen: voorwaarts, al maar meer staatszeggenschap. Christelijke organisatiemannen keeren zich daar nog tegen.

Maar — had de heer Stufkens niet gelijk, toen hij zei, dat de overheid toch nauwlettend heeft toe te zien, en toen hij zijn critiek'uitte op de souvereiniteit in eigen kring, zooals die thans wel wordt gebruikt om de bedrijfsorganisatie aan te bevelen?

om de bedrijfsorganisatie aan te bevelen? Men zegt, als ik daartegen ook waarschuw: maargij zelf loofdet voorheen die souvereiniteit in eigen kring. Ik wil er echter aan herinneren, dat ik die nooi'^ anders gezien heb, dan als gehoorzaamheid n eiken kring aan het Woord des Heeren, en den eisch oor de overheid, te waken, dat geen harer burgers erhinderd wordt, overal, waar hij leeft en werkt, den eere te dienen naar Zijn Woord. En zoo handhaaf ik ie meening nog.

Maar de gedachte, dat men door organisatie in een ijd van verlating van het Woord Gods en het zegeierend kraaien van den humanistischen haan een oede maatschappelijke inrichting bij wet in het leven

kan roepen is, voor wie gelooft wat de Schrift van den mensch zegt, niet te aanvaarden. Nooit, maar vooral nu niet.

Men bouwt met een compromis van socialisme en roomsch solidarisme en wat men dan christelijlje beginselen noemt, geen nieuwe betere maatschappij. Men kan wel kraaien, denkend de zon te doen opgaan, maar mag hierbij wel denken aan het bijgeloof, dat zegt, dat de haan, als hij zeven of tien jaar oud is een ei legt, waaruit een cocatrice, een basilisk voortkomt, een giftige slang.

De Schrift spreekt van de ongerechtige goddelooze lieden, die vertrouwen op ijdelheden en leugen spreken, en zegt dan: ij broeden basiliskuseieren uit. Prof. Ridderbos vertaalt: en vertrouwt op nietswaardige vonden en spreekt valschheid; men gaat zwanger van onheil en overlast en baart onheil. Eieren van gifslangen broeden zij uit en spinnewebben weven ze. Jesaja 59 : 4 en 5.

Met het allesbedervend bijgeloof heeft dit niet te maken. Maar dit is wel zeker, dat van een voorzichtig compromis met de Revolutie, met het socialisme evenmin iets goeds kan worden verwacht dan van het goddelooze liberalisme der vorige eeuw.

Daar is altijd gezegd, dat een gezonde orde in het bedrijfsleven groeien moet. Van een opgelegde organisatie door den staat werd geen goeds verwacht. Als er geen terugkeer is tot de gehoorzaamheid aan Gods wil en wet kan geen enkele organisatie Keil'brengen. De man der revolutie kraait, en zegt de zon te doen opgaan.

Maar hier heeft, naar wij moeten vreezen, de Kapucyner in Schillers „Wallensteins Lager" gelijk: na de U (het hanengekraai) komt meteen de Wee, „das ist die Ordnung im A.B.C."

De allesbeheerschende staatsmacht van socialisme en communisme is het eind van het revolutionaire "'phabet.

"'phabet. Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's