GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Koninkrijk Gods

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VIII)

ZONDAG 19 EN 12.

Ook in zijn bespreking van wat de Nederlandsche Gereformeerde Belijdenisschriften zeggen over de verhouding van kerk en koninkrijk Gods blijkt Dr H. J. Westerink een slecht exegeet en bovendien iemand, die zijn verkeerd philosopische constructies met dwaze historische speculaties tracht te verdedigen.

Hij is van oordeel, dat de Catechismus in één Zondagsafdeeling de scherpe (onder) scheiding van Christus als Hoofd van de kerk en als Koning in het rijk leert. Deze Zondag van den Catechismus biedt dus z.i. steun aan de theorie, dat kerk en koninkrijk Gods aparte terreinen zijn, sterk van elkaar te (onder)scheiden.

Maar overigens komt dit belijdenisgeschrift, dat de schrijver eens met zijn ja-woord heeft belcrachtigd, er bijzonder slecht af.

De uitspraken, die Dr Westerink voor het karretje van zijn theorieën meent te kunnen spannen, vinden we in Zondag 19.

we in Zondag 19. In deze Zondagsafdeeling, die over het regiment van Christus over alle dingen handelt, heet het, dat Christus is ten hemel gevaren, „opdat Hij Zichzelf daar bewijze als het Hoofd zijner christelijke kerk, door Wien de Vader alle ding regeert".

Dr Westerink merkt nu op, dat de benaming Hoofd hier gereserveerd is voor Christus' relatie tot de kerk. Hij acht dit waarschijnlijk een bevestiging van de theorie, welke hij in volkomen strijd met (o.a.) Ef. 1 en Col. 1 en 2 heeft opgezet.

Hier blijkt, dat Dr Westerink den Catechismus met dezelfde verkeerde vooroordeelen leest als die, waardoor hij bij zijn poging tot exegese van enkele Schriflgegevens bleek beheerscht'te worden.

Immers er is geen sprake van, dat Zondag 19 den term „Hoofd" reserveert voor Christus' betrekking tot de kerk. Van „reserveeren" kan men slechts spreken, als het een met duidelijke woorden van het ander wordt afgegrensd. Het is echter volstrekt niet zoo, dat de Catechismus, wanneer hij ons ook in Zondag 19 beli.ideii. doet, dai, de Christus Hooïd is van Zijn kerk, daarmee uitspreekt, dat deze Christus geen Hoofd is in het rijk van God. Eer het tegendeel is het geval.

Zondag 19 legt juist allen nadruk op de nauwe verbondenheid van de waardigheden van den Christus ten opzichte van kerk en koninkrijk Gods. Aan de rechterhand van God zittend bewijst de Christus Zich het Hoofd van Zijn christelijke kerk. Door Hem in Zijn functie van Hoofd der kerk regeert de Vader alle ding. „Alle ding" is hier, evenals in de Schriften op welke deze uitspraak van den catechismus gefundeerd is, aanduiding van het koninkrijk Gods. De Vader bestuurt dus vandaag Zijn rijk door den Christus als Hoofd van de christelijke kerk.

Ligt hier niet juist op den sterken samenhang van de bevoegdheden van den Christus alle accent ? Vinden we hier niet de belijdenis, welke wij uit Ef. 1 en Col. 1 en 2 en andere Schriftplaatsen hebben samengevat met de woorden: kerk en koninkrijk vormen meer dan een personeele unie? Ef. 1 en Col. 1 en 2 verkondigen: Christus, het Hoofd boven alle dingen, is de Koning der kerk. En Zondag 19 belijdt: de Koning der kerk is het Hoofd boven alle ding.

In plaats van de scherpe (onder)scheiding van Dr Westerink te steunen, staat antwoord 50 van den Heidelbergschen Catechismus lijnrecht tegen diens constructies over.

Met de volgende vraag en het daarop gegeven ant­ 7 woord is het al evenzoo gesteld. Immers daar wordt ^ gevraagd, wat nuttigheid ons deze heerlijkheid van ons Hoofd Christus brengt. Met „deze heerlijkheid" is bedoeld het zitten aan de rechterhand Gods, de koningspositie in het rijk der hemelen. Er wordt dus s ook gevraagd naar de bate, welke de nauwe verbondenheid van de v/aardigheden van den Christus voor r Zijn volk met zich voert.

Het antwoord luidt o.a., dat Christus ons met Zijn a macht tegen alle vijanden beschut en bewaart. AÜe s macht, die Christus als Hoofd boven alle ding, al» Koning in het rijk Gods, van den Vader heeft ontvangen, wendt Hij aan ten behoeve van de Zijnen. De kerk is veilig in de schuts van haar Heer, Die Koning der wereld is.

Ook vraag en antwoord 51 leggen dus allen nadruk op den sterken samenhang van de ambtsbevoegdheden van den Christus en op de onlosmakelijke verbondenheid van kerk en koninkrijk Gods.

Men kan het niet anders dan als een verblinding van den geest zien, dat Dr Westerink meent, dat deze Zondagsafdeeling steun geeft aan zijn constructie van een scherpe (onder) scheiding van Hoofd en Koning, Kerk en rijk.

Deze verblinding is te meer verwonderlijk, nu blijkt, dat de schrijver met andere gedeelten van den Catechismus groote moeite heeft gehad. Het is hem niet gelukt heel dit belijdenisgeschrift pasklaar te maken voor zijn betoogen. Hij erkent dat ook ten volle.

„Anderzijds" — zoo schrijft hij — vinden we „in den Catechismus, dat dit scherpe onderscheid wordt vertroebeld. Ik denk inzonderheid aan Zondag 48, over het koninkrijk Gods, aan Zondag 31 over de sleutelen des Hemelrijks en Zondag 12 over Christus' Koninklijk ambt."

In deze Zon dagsafdeelingen ootdekt Dr Westerink blijkbaar elementen, die min of meer met zijn beschouwingen in strijd zijn. Nu is dat stellig het geval, eer meer dan min.

Maar had dit hem er niet toe moeten dringen zich af te vragen, of zijn uitlegging van Zondag 19 wei deugde? Men moet immers uitgaan van de gedachte, dat de Catechismus een laken uit één stuk is. Wi» strijdt tegen wat bijv. Zondag 48 leert over de verhouding van kerk en koninkrijk Gods mag niet zonder meer meenen, dat zijn theorie met Zondag 19 in overeenstemming is, ja door den inhoud van die Zondagsafdeeling wordt gestaafd. In elk geval is duidelijk geworden, dat Dr Westerink zich bewust is van de discrepantie, welke er op dit punt bestaat tusschen zvja constructies en de Gereformeerde belijdenis, uitgedrukt in den Heidelbergsohen Catechismus.

Dr Westerink meent, dat de naam Koning in da Schrift niet gebruikt wordt van Christus in Z\jn relatia tot de kerk; het N.T. kent volgens hem de uitdrukking Koning der kerk niet. „Dit vast te moeten stellen maakt de verwarring van kerk en Koninkrijk in den Catechismus te ernstiger."

Wij hebben in onze eerste artikelen reeds aangetoond, dat D!r Westerink zich in deze zaak ten opzichte van de Schrift vergist. Zakelijk wordt zoowel in het Woord Gods van het Oude Verbond als in dat van het Nieuw» ons verkondigd, dat de Christus Koning der kerk ia.

Wij komen op deze zaak thans niet terug doch vermelden de uitspraak van Dr Westerink aileen om te doen zien, met welke ernstige aanklachten hij den Catechismus tegenkomt. v

Hij constateert in den Catechismus een verwarring van kerk en koninkrijk, een vertroebeling van scherpe, z.i. schriftuurlijke (onder)scheidingen en hij acht deze fouten te ernstiger, nu de Schrift naar zijn oordeel den naam Koning niet van Christus gebruikt in Zijn relatie tot de kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerk en Koninkrijk Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's