Bekeering van Sadduceën per film
Er loopen in onze christelijke samenleving heel wat meer Sadduceën rond dan ge denkt: enschen „die zeggen, dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest" (Hand. 23 : 8). Ze loopen vandaag rond, niet alleen als vrijzinnigen, maar ook onder de rechtzinnigen. Met dit verschil, dat de eersten het zeggen, de laatsten zeggen het niet, niet duidelijk tenminste. En er zijn er altoos velen, die van een activiteit van engelen „die gedienstige geesten, uitgezonden tot dienst dergenen, die beërven zullen de zaligheid" (Hebr. 1 VS 14), practisch niets gelooven. Ze zouden in een rechtzinnige „kerk" het bestaan van de engelen niet graag loochenen; maar dat de HEERE vandaag nóg zijn engelen tot dienst aan Zijn volk uitzendt, daarvan gelooven ze niets. Dat er een engelenwacht is, dat reserveeren ze hoogstens voor kindergebedjes of ge vindt het in poëtische bloemlezingen onder het motto „Arabische beeldspraak". Inderdaad, Mohamedanen, „die arme heidenen", zijn soms minder diep gezonken dan het asfaltchristendom ten onzent.
Treffend juist teekende „De Nieuwe Haagsche Courant" van 21 Februari j.l. de situatie: „Wij zijn geneigd de activiteit Van deze gewillige geesten al te veel te verschuiven naar het historisch terrein waarin de bijbel (hen? ) laat optreden".
Men zou er aan willen toevoegen: en niet alleen do activiteit der engelen! Voor het hedendaagsche christendom is héél de bijbel vaak niet meer dan een historisch boek. Aan het besef, dat de levende God daar heden ten dage nóg Zijn levend en krachtig Woord spreekt, is men ontzonken: „De HEERE doet geen goed en de HEERE doet geen kwaad".
In deze practisch deïstische houding t.a.v. de engelen speurt de N.H.C, echter op de mogelijkheid van een kentering.
Om te beginnen heeft Arjen Miedema in zijn boek „Gesprekken met Gabriel" — we citeeren het blad —: „laten zien, dat de engelen ook in onze moderne verhoudingen een rol spelen, omdat sokophouders en vloerkleeden, die Gods kinderen noodig hebben, niet buiten de Goddelijke bemoeienis omgaan".
Dat heeft Arjen Miedema „laten zien".
Als we het goed begrijpen is dus de Canon uitgebreid.
Maar de N. H. Crt. weet nog treffèlijker dingen te verhalen.
Er is een mogelijkheid, de moderne Sadduceën te bekeeren per film!
In de Haagsche Cefa (dat is, lezer, de Christelijke film-actie) draaide een rolprent: „The bishop's wife", waarin Cary Grant de rol speelt van engel, naar de aarde gezonden, om den Anglicaanschen bisschop (David Niven) en zijn vrouw (Loretta Young) te helpen bij groote moeilijkheden. U moet weten: die bisschop gaat een kathedraal bouwen. En deze naan gaat zóó in dien bouw op „dat de gewone dingen van het leven, de omgang tusschen de leden van het bisschoppelijk gezin er onder lijden gaan". En in die moeilijkheden komt een engel te hulp. „Er zijn in deze bizondere film vaak ontroerende momenten". Ja, ja, als het tegenwoordig maar „ontroert". Net als in de 18e eeuw, den huil-en pruikentijd van Rhijnvis Feith e.a.
„Ontroerend" is bijvoorbeeld „de manier, waarop de engel het eenigszins verwaarloosde dochtertje uit het bisschoppelijk gezin het verhaal van den Goeden Herder vertelt". Je moet ze maar proeven. Vader is zóó druk voor de kerk, dat hij zijn gezin verwaarloost. En nu komt een engel het arme kind vertellen van den Goeden Herder, met wien vergeleken vader natuurlijk een „kwade herder" is. Omdat vader het zoo druk heeft. Nooit thuis bij de five o'clock tea!
De N. H. Crt. heeft ook nog wel critiek: „Er zijn scènes, waarnaar met zeer veel oordeel des onderscheids moet .gekeken worden, omdat het de vraag is, of de regisseur daar de grenzen, die bij een engelfiguur immer om eerbiediging vragen (hij werkt uitsluitend in opdracht van een heilig Superieur), in het oog gehouden heeft". Men zou zoo vragen waar het bioscooppubliek, ook het Christelijke, dat blijkens de N. H. Crt zoo over de engelenwereld niet meer de rechte kennis heeft, dat oordeel des onderseheids vandaan moet halen? En Wien bedoelt het blad met den „Heiligen Superieur" der engelen? Durft het zóó te spreken over den HEERE onzen God? Of voelt het blad, dat het Hem, Zijn Heiligen Naam, in het verband met deze rolprenterij maar liever niet noemen moet?
Maar afgedacht van de critiek besluit het blad: „Niettemin, een film met een geweldige boodschap. Dat zij in de gewone bioscooptheaters draait, is belangrijk, dat de Cefa haar vertoont roept tot bezinning en voorzichtigheid. Want de film heeft geUjk, als zij zegt, dat de engelen onder ons zijn. Zij kijken mee, in de Cefa en in elke bioscoop. En voor de heiligheid van hun Superieur staan zij".
Dat deze film in gewone bioscopen draait, achten wij funest. Want op deze manier worden de menschen van de wereld maar wéér eens krom en verdraaid ingelicht over „de kerk" en over dominee's die „hun gezin verwaarloozen". Zijn kamerleden en ministers en zakenmenschen lederen avond thuis? En menschen van de film en dagbladmenschen?
En wat bedoelt die opmerking, dat de engelen meekijken in alle bioscopen? Waar haalt de N. H. Crt. die wijsheid vandaan?
En liever dan een opmerking te lezen over engelen, die volgens dit kristelijke blad „staan voor de heiligheid van hun Superieur" (sic) ware het ons, als de redacties van onze vaderlandsche „christelijke bladen" eens luisterden naar de aanbidding dezer heilige geesten: „Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen" en hun bladen vulden met biddend begeeren: „De gansche aarde worde van Zijn heerlijkheid vol". Dit is vergif.
En dan zijn er in de buurt van Den Haag ook nog menschen, die zenuwachtig worden, als er in de preek maar met één vinger naar bladen als de Nr H. Crt gewezen wordt!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 april 1950
De Reformatie | 8 Pagina's