GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het werk van prof. Helmut Kuhn, van hetwelk ik reeds sprak, is stellig een der klaarste studies over het existentialisme, dat den tijdgeest onzer eeuw het sprekendst kenmerkt. Het draagt den sprekenden titel: Encounter with Nothingness; ontmoeting met het niets.

Wat dit nu hier zeggen wil, kan bUjken uit hetgeen de schrijver vertelt van een vergadering, in Parijs gehouden, waar een der meest bekende profeten van dit „niets", Sartre, ook in ons land reeds zeer bekend, een redevoering zou houden ter verkondiging van zijn boodschap voor dezen dag.

Een groote menigte kwam op, om hem te beluisteren en men verdrong zich in de groote zaal en vocht als om een plaatsje.

De redenaar verklaarde: er is geen Gtod, geen eeuwig oordeel, geen wet of gebod, geen regel voor ons gedrag, geen vast teeken in de woestenij van het leven, dat niets is en dat uitloopt op den dood, het niets.

Een mensch leeft echter en moet in zijn leven, wil hij handelen, dit of dat doen, kiezen. Hij wordt telkens weer gesteld voor een keuze en die keuze hangt ten nauwste samen met de groote keuze voor heel zijn denken en doen, in gansch zijn leven.

Dit is niet de keuze tusschen goed en kwaad, want beide bestaan niet. De mensch is nu gansch vrij. Hij kan kiezen wat hij wil, zelfs al koos hij slaaf te zijn.

Geen mensch kan hem zeggen, wat hij kiezen, wat hij aoen of laten moet. Hij staat gansch alleen, niemand kan hem vertellen, wat hij behoort te doen. Het b e - h o o r e n bestaat immers niet. De mensch is zijn eigen keuze.

Wat moet gij nu doen? Dus vroeg de spreker. Zijn antwoord was: ik weet het niet, ik kan het u niet zeggen, het hangt geheel af van u zelf, alles is even gelijk; alleen maar, als gij kiest, doe het dan met al uw kracht, met heel uw hartstocht.

Geen quietisme, een stil in' berusting neerliggen, neen, activiteit wordt van u gevraagd, maar welke, dat weet ik niet.

Gij staat in nw volle vrijheid. Omdat God er niet is en er geen wet is en geen gebod, geer. oordeel Gk)ds. Er is niets in den vollen zin van het woord.

Kies dus wat gij wilt in elke omstandigheid, maar doe het met al uw kracht.

Toen de redenaar geëindigd had stond heel de vergadering vastbesloten op. Zoo zouden zij leven.

Alleen, buiten gekomen, vroegen zij zich af: maar wat nu?

Bungener verhaalt in zijn mooie boek over „Voltaire en zijn tijd", dat op een goeden dag in Voltaire's woning een gezelschap bijeen was en dat toen een jonge man uitriep: er is geen God.

Vpltaire sprong toen verschrikt op, en zei: zacht wat vriend, als het u belieft, want, mocht mijn personeel dat hoorien, zij sneden mij vannacht nog de keel af.

Het Europa der negentiende eeuw heeft geluisterd naar Voltaire, en de liberalen zeiden ook: 'tis toch wel noodig, dat er bij den gewonen man eenige godsdienst blijft. Anders gevoelen wij, die boven den godsdienst verheven zijn, ons niet veilig.

Thans beluistert de wereld — Europa en Amerika — het woord van den existentialist en zij is op weg zijn boodschap te aanvaarden. De groote menigte in het zoeken van allerlei genot bezig de stem van den angst te smoren; de machtige wijzen in grooten hoogmoed dien te trotseeren, zeggend: wij aanvaarden de hel. Dat is onze vrijheid.

De waarde van het leven ligt niet in de keuze, maar in het kiezen. Wat gij kiest, het doet er niet toe, maar, als gij gekozen hebt, deins dan ook voor niets meer terug. Is een Dachau niet daar, om ons te doen zien, wat dit beteekent?

De verdwaasde wijzen schrokken er zelf voor terug, toen zij zulks als voor oogen zagen.

De stem: het komt niet op de keuze aan, maar op den ernst, waarmee gij die keuze doet, deze ontmoeting met het niets, is niet nieuw. De vader van het existentialisme, Kierkegaard, stierf een eeuw geleden, in 1855. Eerst na den eersten wereldoorlog werden zijn geschriften in de wereld buiten Denemarken, zijn vaderland, bekend.

Kierkegaard is in ethischen kring met blijdschap begroet en men hoorde al spoedig zijn klanken: crisis, angst, sprong enz. in de prediking. Zelfs prof. Is. van Dijk schreef een lovend voorwoord voor een werk, dat de voornaamste denkbeelden van Kierkegaard ons kon doen leeren kennen.

Maar het ging toen vooral om zijn eerste periode, waarin het geleek, alsof hij alleen maar in echt christelijken zin protesteerde tegen het doodsche^ kerkelijk leven in zijn vaderland.

Getuigde hij van het Christelijk geloof?

Prof. Kuhn twijfelt er ten zeerste aan. In elk geval deed hij het niet in de werken, die het meest bekend werden, en die onder een pseudoniem uitkwamen, alsof de schrijver wilde zeggen: dit is niet mijn meening, maar ik experimenteer er mee.

Welnu — dat experiment is door zijn volgelingen voortgezet, en met welk vrees'lijk resultaat. Over dit werk ligt de schaduw van het niets. Er is geen vaste grond, er zijn slechts mogelijkheden. Een mensch kan van het geloof afscheid nemen en trachten de stem van zijn geweten te smoren door zich te storten in allerlei wereldsch vermaak. Maar die stem zwijgt toch niet. Zij blijft spreken.

Echter, het geloof spreekt van dingen, die niet maar boven doch die tegen, onze rede zijn. Zij zijn absurd, ongerijmd, dwaas. Zoo zijn wij dan verloren, niet bekwaam te gelooven, niet bekwaam om niet te gelooven. Alleen een mirakel kan ons helpen.

Een sprong in het duister. Spreekt Barth ook niet van „de duistere nacht van het geloof"?

En daarom zal nu de mensch in die wanhoop met Juide stem God (voor het geval dat Hij bestaat) uitdagen, dit wonder te verrichten, door het geloof te geven.

De mensch leeft in zijn geloof uit de kracht van het absurde. Dat is Kierkegaard. En zoo is er dus de ontmoeting met het niets, tenzij dat het mirakel komt. Maar zeker is dit niet. Er is niet meer dan een mogelijkheid.

Deze mogelijkheid is er echter voor een Sartre niet. God is er niet, zegt hij, 'met groote brutaliteit. Voor Heidegger ook niet, al drukt hij zich anders uit. God is absent, afwezig, zoo verklaart hij. Maar nu, onder den invloed gekomen van den heidensch-mystieken dichter Hölderlin — ik sprak er reeds van — begint hij de hoop te uiten, dat de oude Grieksche godenwereld zal kunnen terugkeeren. Hölderlin toch teekends die voor hem heerlijke godenv/ereld met sehoone kleuren, maar dan zegt hij, dat, toen de Christus kwam, die afgoden verdwenen, hun altaren werden omvergeworpen, de tempels verwoest. Welk een verlies.

Maar zie — de dichter, de mystieke dichter kan die wereld van goden weer in het aanzijn roepen.

Ook Jaspers veranderde een weinig van meening onder den indruk van de vreeslijke gebeurtenissen, die hij rondom zich zag.

Eens schreef hij: nu Nietzsche heeft gezegd: God is dood, kan niemand meer in God gelooven. Dat is nu onmogelijk geworden.

Maar thans spreekt hij weer van religie en geloof in God.

En het verging zelfs een Sartre thans als Voltaire, want hij zocht nu duidelijk te maken, dat er wel geen waarden meer zijn, maar dat een mensch die nu toch moet uitvinden.

Nu — daar zorgt dan thans de communist immers voor.

Kierkegaard kende dus geen zekerheid en zoo, zegt prof. Kuhn, heeft hij geen recht om van geloof te 'spreken. Want dit wil zekerheid.

En hij wijst op het woord van den apostel Paulus in I Cor 14 : 8: ant ook indien de bazuin een onzeker geluid geeft wie zal zich tot den krijg bereiden.

Voor Kierkegaard leeft de mensch in angst. Dat is zijn wezen. Van den dichter zegt hij: hij is een ongelukkig wezen, wiens hart verscheurd wordt door een geheim lijden, maar zijn lippen zijn zoo vreemd gevormd, dat de woorden, die daaraan ontsnappen, sehoone geluiden zijn. Iets daarvan kent Kierkegaard zelve ook.

De mensch staat voor niets. Hoe zal dit worden gevuld?

Door zijn dialectiek, zijn ja en neen? Zijn christelijke bewonderaars moeten nu maar eens zien waarheen deze dialectiek leidt.

Kierkegaard zegt dat een mensch in zijn denken op dezelfde wijze moet beginnen als God, toen Hij de wereld schiep uit niets.

Maar wat moet hij met dat niets beginnen?

- Bij Sartre is er het meest brutale atheïsme.

Barth heeft de leegte der nieuwe wijsheid met een christeUjk geloof willen vullen, maar hoezeer men dan heeft willen beweren, dat hij nu eens zou profeteeren van de transcendentie Gods, Gode alzoo de hoogste eere gevende, dit geloof is niet dan een vergevoerd subjectivisme, evenals ook bij Kierkegaard: alles komt ten slotte op uit den mensch en die mensch is — niets.

Sartre, die een nieuw liberalisme wilde wekken, verklaarde: de oude liberalen hebben het geloof in God weggenomen, maar de goddelijke wet gehandhaafd. Die wet nemen wij ook weg. De niensch staat voor het niets en moet nu zelf zijn waarden scheppen. Maar hoe zal dit gaan? Het loopt uit op de les der heksen bij Macbeth: fair is foul and foul is fair.

De mensch durft tenslotte alles. Dachau heeft het doen zien. •

Prof. Kuhn zegt: en Rusland ook. Het nihilisme van een Dostojewsky wordt tot wat Iwan zegt in zijn gebroeders Karamazof: God bestaat niet, en nu is alles geoorloofd.

Het moderne Existentialisme is in zijn wezen niet dan nihilistisch gif uitgezweet door het door en door zieke lichaam van Europa. Drink dat gif en gij zijt gered, dat is de raad van den Existentialist.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's