GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studie der oudheid in dienst der kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studie der oudheid in dienst der kerk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VI, slot)

Tot dusver hebben we uitsluitend gesproken over het belang, dat de kerk heeft bij de kennis van de motieven en de themata, die in de Oudheid leefden of zelfs heerschten, en die m i t s-d i e n in den tijd daarna hebben geleefd en geheerscht, tot, op onzen tijd toe.

Wij zullen ze moeten opzoeken in het nest, waar ze zijn uitgebroed, met eigen oogen. Verantwoordelijke studie rust niet bij het napraten van handboeken, die over deze dingen trouwens niet eens reppen, althans niet in schriftuurlijken zin. De handboeken zijn zoo goed als alle in handen van het heidendom of nog erger, in die van het namaak-Christendom, dat de antithese niet stelt, en dus de eigenlijke gegevens niet opteekent, of misteekent. Wij moeten onszelf in deze dingen verdiepen en zélf aan de auteurs vragen stellen. Gedurig hebben wij willen verdedigen de stelling, dat onze toekomstige predikanten evenmin als de theologen de kennis daarvan kunnen ontberen. Dienen niet juist zij het heden te kennen? De geesten van nu te onderscheiden? Die kennis hebben ze dageUjks noodig bij de bescherming van de schapen der kudde.

Ze hebben die tevens noodig bij de studie van den bijbel, van de kerkgeschiedenis, van de z.g.n. Christeliike schrijvers, en wel als zeer voorname kenmerken van afvallig denken.

Een belangrijk punt is de algemeen vormende waarde van de studie, der klassieken doordat men geconfronteerd wordt met een schijnbaar totaal vreemde wereld. En men moet niet zeggen, dat deze klassieke vorming als zoodanig dan toch op het Gymnasium haar afsluiting heeft gevonden. Want de Gymnasia en Lycea blijken het belang daarvan hoe langer hoe minder te zien. Hun bijdrage wordt in ieder geval al maar kleiner: groote klassen, overlading met andere vakken, vermindering van het aantal uren, vermindering van de eischen; lezen, al maar lezen, zonder grammatica, zonder reflectie, het staat alles in het teeken van den teruggang. En toch is het juist deze klassieke vorming, die zoo'n groot aandeel heeft bij het leeren aanpakken van allerlei problemen, het groepeeren van de gegevens, het afwegen van de argumenten, het komen tot een overzicht, het constnieeren en stileeren van het geheel.

Wel dient men in het oog' te houden, dat het inzicht in hetgeen we aanduidden met motieven en themata, den gymnasiast niet gemakkelijk kan worden bijgebracht. Niet slechts omdat hij zijn tijd dringend noodig heeft voor het grondig aanleeren van de talen zelf. Maar vooral omdat, blijkens de ervaring, de oogen voor deze dingen in het algemeen niet al te vroeg opengaan: de resultaten van opstellen hierover stellen teleur. Dat kan hieraan liggen, dat dè didactiek van één en ander nog in de kinderschoenen staat. Ik geloof echter, dat men eerder moet denken aan de omstandigheid, dat de leerlingen in het algemeen nog wat te jong zijn; en de tijd voor rustig inwerken ontbreekt.

Maar juist om die reden is het wenschelijk, ja, dringend noodig, dat dan onze studenten, die daarvoor immers rijp dienen te zijn, deze dingen gaan bestudeeren, en dat op college hun hierin leiding wordt gegeven. Niet slechts voor hun algemeene vorming, maar ook rechtstreeks voor hun speciale doel: als steun bij de studie van de wijsbegeerte, de kerkgeschiedenis, de dogmatiek, de exegese, de homiletiek (denkt aan de antieke rhetoriea!); en straks, voor de practijk van het heden.

Maar zou men hiervoor niet veel gemakkelijker vertalingen kunnen gebruiken? Is het nu niet overdreven om tot voor het propaedeutisch examen toe al maar te blijven aandringen op de studie van de klassieken, post-klassieken en patres en van moeilijke schrijvers als b.v. Ignatius? Zoo licht kan de gedachte rijzen, dat de studenten zich — nemen we — voor 't Grieksch zouden kunnen gaan beperken tot de lectuur van het Grieksche Nieuwe Testament en den Septuagint; ligt het dan niet voor de hand om liever alleen hiervan proeven te behandelen voor het propaedeutisch examen ?

Wie deze vraag zoo stelt, en dat zijn er velen, kan daarmee willen zeggen, dat hij met het voorafgaande niet kan meegaan. Hij acht het niet noodig, dat onze studenten zich deze kennis eigen maken. Ik geloof, dat rustige bezinning op deze zienswijze ertoe zal leiden, dat men gaat inzien, dat zij neerkom.t op •ym onderschatten van de historie zelf. En ik zou de vraag willen stellen of het met deze zienswijze wel strookt, dat

er kerkgeschiedenis en dogmagesohiedenis gegeven wordt, om niet te spreken van de geschiedenis der' wijsbegeerte. En ook, of het dan eigenlijk wel zoo noodig is, dat onze bibliotheek gaandeweg verrijkt wordt met allerlei dure, historische bronnen — waarvan zeer vele óók nog in het Latijn zijn geschreven!

Wie evenwel bedoelt te vragen, of men voor de nroeilijker schrijvers vertalingen kan gebruiken, en zich voorts kan specialiseeren op het Grieksch van den Septuagint en het Nieuwe Testament, ziet over het hoofd, dat de taal van deze werken veel gecompliceerder is dan hij zich voorstelt. Natuurlijk is dat bij eersten oogopslag niet zoo, wanneer men zoo eens vluchtig den Septuagint of het Nieuwe Testament inkijkt. Maar het moet toch wel tot nadenken stemmen, dat het beroemde woordenboek op het Nieuwe Testament van Kittel voor de exegese van elk belangrijk woord, of het nu een begrip of een actie of een zaak of een ambt of wat ook aanduidt, de geschiedenis van dit woord nagaat o.a. in de Oudheid, de Grieksche philosophie, het Hellenisme, de Joodsche philosophie. Zou dat overbodig werk zijn? Of zijn de beteekenissen van woorden als dikaiosunè (gerechtigheid, rechtvaardigheid) ; kèrattein (verkondigen); angelos (bode, engel) zonder meer duidelijk, ofschoon ze alle door de Grieken zijn g'ebruikt, vóórdat de auteurs van het Nieuwe Testament er beslag op legden? Neem eens woorden als charis (genade); pistis (geloof); sootèria (verlossing); hagiasmos (heiliging), die oorspronkelijk een anderen zin hadden; Zou die oorspronkelijke beteekenis volstrekt zijn opgegeven bij het nieuwe gebruik? Maar waarom bezigde men dan juist déze woorden? Hier liggen toch zeker vragen? Of hebben we al deze begrippen, deze werkelijkheden der Schrift, zoo maar in ons mandje?

Wij hebben er toch wel groot belang bij te weten, wat zij'— ik deed een volkomen willekeurige greep — precies beteekenen ? Wij moeten een schrijver als Kittel toch op zijn minst kunnen narekenen?

En verder is de taal van het Nieuwe Testament niet zoo geweldig eenvoudig, al lijkt dat zoo. Integendeel, juist het feit, dat zij zoo eenvoudig lijkt, staat het goede vertalen in den weg. Dat zij, vooral in de evangeliën, zoo eenvoudig lijkt, hangt samen met de omstandigheid, dat wij van jongs af aan ermee vertrouwd zijn geraakt. Hoe weinig men zich dit bewust is, moge blijken uit een vertaling op college door één der studenten, klakkeloos overgenomen van de Staten Vert., nl. Lucas 21 : 19: Bezit uwe zielen in uwe lijdzaamheid", gewoonweg gedachteloos opgelepeld, zonder dat de tekst nauwkeurig bekeken was en zorgvuldig overwogen. Terwijl er toch heel klaar en duidelijk in mijn tekst en in den zijnen te lezen staat: In uwe volharding zult gijlieden het leven verwerven". Men ziet wel, van hoeveel belang het is om de studenten óók lectuur voor te leggen, die hun vreemd is!

Maar anderzijds lijkt zij zoo eenvoudig, omdat zij zoo „vereenvoudigd" is door de geschiedenis van het Grieksch. De grammatica van de koinè verloor bepaalde wijzen en tijden. De syntaxis had een neiging naar meer eenvoudigheid. De schoone perioden, door Attische classici geconstrueerd met participia en infinitieven, gebruikt als zelfstandige naamwoorden, verdwenen. Maar met deze vermindering van mogelijkheden dient de lezer degelijk rekening te houden. Zij maakt de lectuur eerder moeiüjker dan gemakkelijker, omdat bepaalde zegswijzen of uitdrukkingen juist daardoor vaak meer dan één vertaling mogelijk maken. Men kan het Grieksch van het Nieuwe Testament pas dan met betrouwbaar resultaat bestudeeren wanneer men vertrouwd is geraakt met de taalverschijnselen van het gewone Grieksch.

Ik zou één en ander met een voorbeeld willen verduidelijken, een beeld, mede in verband met den roep om vertalingen, waarvan overigens Vondel zoo schoon heeft gezegd, dat daarbij de inhoud van een grooteren beker in een kleineren wordt overgeschonken, waardoor altijd kostelijk vocht over den rand wegloopt.

Wij beleven tegenwoordig het wonder van contact, op hetzelfde oogenblik als het wordt gelegd, met verre gebieden, menschen en volkeren : het radiotoestel.. Naarmate het zendstation zuiverder overbrengt en tegelijk het ontvangtoestel gevoeliger opneemt, kan men het geluid meer adaequaat beluisteren. Technici hebben aan beide toestellen hun krachten gewijd, en de luisteraars hebben kosten noch moeite gespaard om langzamerhand op bijna volmaakte wijze alle'fijne nuanceeringen van klank en toon en timbre op te vangen. Wie het zich kan veroorloven, kan zich het fijnste toestel aanschaffen.

Maar ik ken veel grooter wonder. Het contact met menschen en volkeren uit verre gebieden eeuwen en eeuwen nadat zij gestorven zijn. Heel hun geschiedenis door hebben zij aan een zendstation gewerkt, de Grieksche taal, een kunstwerk als geen ander. Daarjian hebben zij al hun krachten besteed om er hun hart in uit te storten: Homerus heeft daarin zijn epos gegoten, Sappho haar hunkerend verlangen uitgeklaagd, Aeschylus en Sophocles het drama in al zijn vervaarhjke grootheid opgebouwd, Plato zijn subtiele wijsbegeerte gedicht, Demosthenes den trom geroerd voor de vrijheid van zijn vaderstad, Euripides de vuist gebald tegen den hemel. Dit instrument heeft een wonderbaarlijke combinatie van lenigheid en kracht, van gratie en duidelijkheid, van afwisseling en regelmaat. De technici hebben gebruik gemaakt van de meest verfijnde mogelijkheden : allerlei zinsconstructies en uitdrukkingswijzen, partikels en naamvallen; wat een zuiver uitgebalanceerd instrumentarium is gelegen in de werkwoordsvormen, de wijzen en de tijden.

En nu heeft het God den Heere behaagd, uitgerekend dit kostbare instrument te willen gebruiken voor het „uitzenden" van Zijn Evangelie. Hij heeft het in dit geval door Zijn Geest willen bedienen, toen en nu. De Heilige Geest gaat voort in de geschiedenis door middel van dit medium contact te leggen met de Kerk. Tot op heden toe beluisteren wij in de geschriften van reeds lang geleden gestorven auteurs van het Grieksche Nieuwe Testament de Stem, ja, het Woord van den Heere, onzen God, sprekende tot ons op dit eigen oogenblik.

Zullen wij nu, die Hem hooren, niet alles doen om Zijn stem zoo adaequaat mogelijk op te vangen? Wij kunnen in dit geval niet toe met het neertellen van een groot bedrag om ons een in den hoogsten graad geperfectioneerd apparaat aan te schaffen. Het is bij déze ontvangst zoo gesteld, dat ieder, zoo mogelijk onder deskundige leiding, zelf zijn toestel moet bouwen en het zelf zoo scherp mogelijk moet afstellen op de vereischte golflengte. Hij moet zelf met de bediening ten volle vertrouwd zijn geraakt. De geheele apparatuur waarover de zenders hebben beschikt, moet ook de ontvanger tot zijn beschikking hebben. Wie luisteren vnl, nauwkeurig en omzichtig, gaat dan ook niet over tot bezuiniging in deze dingen, en nog veel minder tot devaluatie.

Inplaats van toe te geven aan de gemakzucht der wereld, die daardoor de levensgemeenschap der Kerk met de Oudheid langzaam maar zeker wil afsnijden om dan daarna juist de ellende van dien tijd, waaruit de Heiland ons heeft verlost, opnieuw over ons en onze kinderen te brengen, moeten wij dankbaar de mogehjkheden, die God ons laat, met al onze krachten benutten en-uitbuiten, om onze al kleiner wordende gemeenschap te wapenen tegen Satanische profetie en te voeden met het Woord des levens, dat in de wereld van de Oudheid gesproken heeft en nog spreekt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Studie der oudheid in dienst der kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's