GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

„OOST WEST — THUIS BEST"

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„OOST WEST — THUIS BEST"

Wonderlijk toch!

Hoe gehecht we mogen zijn aan ons eigen huis; hoe wij ons eigenlijk alléén daar volkomen thuis gevoelen; hoe we daar omringd zijn van al de geriefelijkheden, waar we niet buiten kunnen; hoe er ieder huisgenoot en ieder ding zijn eigen plaats heeft, en ook de geringste afwijking daarvan ons vreemd aandoet en ons wat onwennig maakt —•

toch is er een tijd in het jaar, dat we het in eigen huis niet meer kunnen houden; in ons een zekers onrust gaat heerschën; het verlangen in ons al sterker wordt, er op uit te trekken, uit ons huis vandaan, naar andere streken, tijdelijk ook in een andere, een vreemde woning. En naarmate steeds meerderen hun huis sluiten, en zwaar beladen met volgepropte koffers en tasschen op reis gaan: vaders en moeders en kinderen, heele gezinnen, opgewekt, vol verwachting van wat hun in den vreemde wacht, en waarvan ze zich bergen voorstellen — naar die mate wordt het ook ons te eng, te saai, te alledaagsch in ons anders zoo vertrouwde en geliefde eigen huis en doen we ons best, al is het maar voor enkele weken, desnoods voor één week; ergens anders onderdak te vinden.

Al moet het dan veel geld kosten, haast meer dan de beurs dragen kon — wij hebben het er graag voor over. Al moeten we ons behelpen in een primitief verblijf, dat nauwelijks den naam van „woning" verdient: veel te klein voor het gezin; ergens op een boerderij of in een houten getimmerte, dat zomerhuisje heet en een „weidschen" naam draagt, als „Welgelegen"; „Duinroos"; „de Lijster" — wij aanvaarden het, zonder tegenspraak, aanvankelijk met een vroolijk gezicht: want wij móeten er eens uit, net zoo goed als al die anderen;

al is de hitte in ons zomerverblijf er ondragelijk; al zijn de muggen en vliegen een voortdurende plaag; al kunnen we bij stortregens nauweUjks droog zitten; al missen we er onze gemakkelijke stoel, onze bibliotheek, ons gezellig zitje, al mist de hulsmoeder er haar keuken en haar kasten; al is het slapen er eiken nacht een probleem — neen, we mopperen niet, maar zijn er vast van overtuigd, dat het toch zoo „echt" is, met geen geld te betalen en we vinden allen, die het genot van „er uit te zijn" moeten missen, toch maar diep te beklagen.

En eiken keer, dat we weer doodmoe van een lange wandeling naar ons pension terugkeeren, met zwart bestoven schoenen, met een vuurrood gezicht, met een tong, die kleeft aan het gehemelte, de een met pijnlijke voeten, een ander met berstende hoofdpijn — zij het heel diep in ons binnenste de gedachte: „hoe fijn zou het wezen, als we nu in eigen huis heerlijk konden rusten en ons konden verfrisschen —

blijven we het elkaar verzekeren, dat er niets gaat boven het zwerven, zoo echt in den vreemde, waar eigen huis onbereikbaar ver is.

Zelfs als de aanhoudende regens ons dwingen binnen te blijven in de enge, ongezellige ruimte, waarover onze beperkte woongelegenheid ons de beschikking geeft, valt de vergelijking van wat we hier genieten met wat we thuis zouden hebben gehad, toch nog uit ten gunste van ons buiten-verblijf, waar niets bovengaat. Natuurlijk verlangen we er naar, dat de regen eens ophoudt; maar toch, het vallen van de droppels op de bladeren, het kletteren tegen de ramen, het geruisch van de zwiepende boomen, het eentonig ge.drup door het lekkende dak — dat alles heeft voor ons oor iets bekoorlijks, waar we met innerlijk genot naar luisteren! En bovendien elke regendag doet ons leven in de verwachting dat het morgen een stralende dag zal zijn, in elk geval zal kunnen zijn.

En dan het genot te mogen ronddwalen in de vrije natuur, telkens langs weer nieuwe paadjes met steeds weer andere en mooiere uitzichten, al hebben de meesten er geen oogen voor. Ze vinden dat een boom een boom is en een bosch een bosch; en dat gras overal gras is; en een vogel een vogel is, of het een musch of een vink, een kraai of een specht is. Het is toch echt zoo over hei of strand, door bosch of tusschen korenvelden te dwalen. Misschien dat bij sommigen, hoe langer de wandeling duurt, de indrukken van het rijke natuurschoon verdrongen worden door de herinneringen aan den gezelligen theetijd thuis. Maar daarover wordt nog hardnekkig gezwegen.

Het staat vast, en blijft vast staan: heerlijk is het zoo voor eenigen tijd er echt uit te zijn. Natuurlijk zijn ook daar bezwaren aan verbonden. Neen, het is niet alles goud wat er blinkt. Maar men spreekt daar niet over. We nemen dat op den koop toe. Totdat het niet meer verborgen kan blijven, wat in het diepst van het hart al sterker begint te leven: een onoverwinbaar verlangen naar huis, naar eigen huis; naar zijn gezelligheid, zijn gerieven, zijn beslotenheid.

En als het geld op raakt, en de tijd om is, zeggen we het eerlijk tegen elkaar: „Blij, dat het weer huistoe gaat. We hebben het goed gehad, al was het niet zóó mooi, als we het elkaar wijsmaakten. Maar van alles wat we genoten, is dit de grootste winst, dat we ons eigen huis te meer lief hebben gekregen en we zeggen uit den grond van ons hart: „Oost West, thuis best".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 september 1950

De Reformatie | 8 Pagina's