GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Castellum exaltatum

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Castellum exaltatum

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice,

Je bent niet onlangs In Rome geweest, — toch hebben ook jouw ooren welhaast moeten tulten van het rumoer op het plein van St. Pieter. De paus heeft daar het dogrma afgekondigd: Maria is ook naar het lichaam ten hemel opgenomen.

Eén ding zij met reverentie gezegd: e kunt den paus niet verwijten, dat lilj in een ommezien deze nieuwe „blncling" heeft opgelegd. Reeds gedurende vele eeuwen was Maria's lichamelijke opneming in den hemel een vrome „gangbare meening". En „Maria-Hemelvaart" is al een feest sedert de zesde eeuw:15 Augustus. Maar de „gangbare meening" is dan nü eindelijk tot dogma verlieven. Het feestraotlef is nu ., bindende leer" geworden. Rome doet er langer over dan Sneek—^Utrecht; erg wijs! De kranten schrijven er over. Aan deze nieuwe binding zit immers zoo heel veel vast, zeggen ze •—• ook wat betreft de wereldpolitiek.

Nu is daar iets van waar. Hoor maar: Reeds in 1870, toen óók een nieuw dogma is klaargestoofd, had de paus moeite, om de „gescheiden broeders" (van de griekschkatholieken) mee te krijgen. En de protestanten mochten wel van „vader" weggeloopen zijn, vader vergat die „gedroste kinderen" toch niet: of ze óók maar komen wilden ? Naar het Vaticaansche concilie, wel te verstaan?

De „gescheiden broeders" bedankten in 1870 per brief. De „gedroste kinderen" werden kwaad. Zal nü niet —• in 1950 — dat nieuwe dogma weer kwaad bloed zetten?

Och, —• 't zal wel zoo wezen: de ééne helft der menschen neernt 't de andere nog al kwalijk, als ze een oogverblindende pronkleus, echt öf vermeend, eerder durft uitspreken en bindend opleggen dan 'n ander. En van den weeromstuit wordt dan die andere helft nog 'n tikje scheller van stem, dan ze in de bindingsprocedure toch al was. Eventueele „bergschenhoekers" over 't rond der aarde zullen, zoover ze niet van Rome óp Moskou (waar de

griekseh-kathoUeke kerk vrijwel gelijkgeschakeld Is) zouden willen vei-vallen, de binding wel moeten aanvaarden. Vrijmaking is in Rome ipso facto scheurmaktng. Het edele geslaclit sterft trouwens in roomsche zones uit.

Maar jij — heb jij nog den tijd ervoor afgenomen, om eens over dat pauselijke doen na te denken? Je staat er toch altijd nog 'n beetje beduusd bij te kijken, als zóó brutaal pardoes de sS.mensprekings-affaire, waarin toch altijd de Eerste Lieden van den Wereldraad van Kerken ook Rome wel zouden willen betrekken, door zoo'n nieuwe binding wordt doorkruist. Niet, dat daarom die samenspreking op den duur afgelast zal blijven, — want de menschen die het elkaar nlet-vergeten alleen demonstreeren door op bezoek te gaan bij elkaar, die vergeten elkaar gauw: ze raakten elka^rs gronden niet.

Over de onfeilbaarheidsverklaring van den paus, het dogma van 1870, Is dan ook veel meer spektakel geweest — intern, bedoel ik — dan over de ten-hemel-nemlng van Maria. En toch bleek zelfs die verklaring geen overwegend bezwaar voor de gesprèks-en-nóg-eens-gesprèkspromotoren van 't „oecumenisch christendom". Waarom zou 't dan per sé wèl die binding aan Maria's lichamelijke hemelvaart moeten zijn? Binding vindt men tegenwoordig meer een zaakje voor intern gebruik; je moet je buiten de respectieve privé-kerk-murén daar niets van aantrekken, zoo Is vandaag de leus. Geen bezwaar, zoo iets, voor een oecumenisch gesprek. Wat gij op aarde bindt, • zal alleen in uw sector gebonden zijn. Of de hemel ook sectoren heeft ? Dat is 't 'm juist, dat gelooft geen mensch. Zwijg dus verder daarover. Vroeger — In de dagen van Luther en zoo — hielden kerkmenschen de wereld op met een colloquium doctum: een samenspreking (of colloquium), waar alles geleerd (doctum) was. De kardinale vraag, en vooral de kardinalenvraag was tóen: wie kan het snedigst arguraenteeren ? Die wint het. Vandaag willen we liever het colloquium coctum: een samenspreking (coll.), die smakelijk is gem.aakt, met oostersche specerijen en wat bedwelmende kruiden. Reeds Lucilus, dichter van satiren, gestorven een eeuw vóór onze jaartelling, een man vol van actueele polemiek èn van gedurfde moppen, had het over een , , sermo" (dat is zoo veel als een woordje, soms ook een colloquium), die , , coctus" was, d.w.z. op tijd op 't vuur gezet, niet te hard, niet te hard, zacht gekookt, goed voorbereid, naar ieders smaak, en gekruid. Doctum? Coctum! En van hetgeen „coctum" is, hebben de grooten der wereldraden verstand: Plautus had het over , , coctiore3 lurls", lui, die in de juristerij rijpgestoofd waren. Wij zeggen 't óók zoo: gare jongens. Eertijds: klaarheid (doctum). Heden: gaarheid (coctum), — Lucilus eerst, Lucullus dan. Die laatste had een reuzenbibliotheek. Maar ze kennen hem aan zijn goeden smaak: eet wat gaar is, vermijd wat klaar (al te doctum) is.

Ik wou maar zeggen: éls de paus ooit voor 'n oecumenisch gesprek met protestantsche oftewel „gescheiden" „broeders" mocht gaan voelen — ik zal 't niet meer beleven, denk ik, tenzij de 'wereld-klok nog veel vlugger mocht gaan tikken —• dan zullen de broeders van de oecumene hun colloquium coctum niet laten aflasten vanwege het voor , , intern" roomsch gebruüc nu „geslaagde" colloquium doctum. der kardinalen met den paus. In de bindendverklaring van de leeruitspraak aangaande Maria's lichamelijke ten-hemel-nemlng vond het zijn afsluiting, flat. — Eerst leven (van 't coctum), dén filosofeeren (over 't doctum).

Maar man, ik dwaal af. Nog eens: heb jij er even bij stil gestaan? Het raakt ook jou: tenslotte zaten jouw en mijn vaderen toch ook nog onder den paus. Hoe kómen ze er toe, hier te binden? DMraan te binden?

Och —• de wegen zijn vele, die Rome naar „Rome" lelden. Je begrijpt toch, dat zoo iets als eeuwen lang in de lucht hangt? Reeds tijdens dat Vaticaansche concilie, je weet wel, 80 jaar geleden, waar ze vergeefs uitkeken (pro forma) naar de „gescheiden broeders" (van beneden Moskou) en de „weggeloopen kinderen" (van Wittenberg en Geneve), hadden 204 bisschoppen en theologen gezegd: haring of kuit — die hemelvaart van Maria — waarover wij al eeuwen lang feest vieren — die moet bindend worden opgelegd — of anders als mogelijk verzinsel worden vrijgegeven of losgelaten; zij zelf waren er vóór, dat men ze dogmatisch zou flxeeren.

En nou is 't dan zoo laat. Hèring.

Als ik 't wel zie, maken de „weggeloopen kinderen" in hun kranten veel minder rumoer er over in 1950, dan 80 jaar geleden. Maar die hebben ook een sportrubriek in hun krant — tegenwoordig. Maar het moet je toch niet loslaten.

Nu, ik ben vanavond eens één van die honderden preekjes gaan 'lezen, die op de feesten van Maria's opneming gedurende vele eeuwen gehouden zijn. Róómschen preeken. Over gangbare meeningen. Al vóór deze bindend opgelegd zijn. Ik pakte dan uit mijn boekenkastje een preekje van Continus — spaansche preekjes, over Maria, Maria, Maria. Ieder exemplaar is een colloquium coctum, want er zitten spaansche pepertjes genoeg in. En ook een colloquium doctum — want Coutinus, zeg maar Coutijn, haalt zijn schrijvers en citaten van rechts en van links. Dat deden ónze vaderen destijds ook. „De Reformatie" is er niks bij.

Nu ken ik wel geen spaansch, — maar een maastrichtsche pater, Hechtermans, heeft die preeken in een gangbare taal vertaald en In Brussel laten drukken. Anno 1652.

Onze vriend Coutijn dan heeft ter eere van het feest van Maria Hemelvaart zes preeken in dien bundel. Ik las alleen nummer één. Die gaat over Lucas 10 : 38: ntravit Jesus in quoddam castellum. Jezus kwam een zeker castellum binnen.

Castellum — jij denkt: dèt snap Ik wel, zeker een kasteel ?

Nu, als je de Statenvertaling leest, word je ontnuchterd. Daar staat: een vlek. De Heere kwam nl. In Bethanië. Op bezoek bij Maria en Martha. De nieuwe roomsche bijbelvertaling, die altijd naast me ligt, schrijft: zeker dorp. Ook al niet veel moois dus. Maar je moet de Middeleeuwen hebben geroken, om te weten, wat Coutijn zoo al denkt bij dat woord castellum. Dat woordje is hem even zacht gekookt, coctum, als voor anderen 't befaamde woord: Me-so-po-ta-mi-ë, daar Is óók een , , sermo coctus" over, maar niet van Lucilus. Castellum, — dat was vroeger een aanduiding, soms van een burcht, een watertoren, een kampement, een „villa", maar vaker van een dorpje, gehuchtje; ook wel van een troepje menschen, In wat huisjes óm een militair of ander gebouw bij mekaar gekropen — doorgaans — in tegenstelling met een versterkte groote stad. Niet een burcht dus bepaald — dat is meer een castellum op een berg. Je haalt nu Ineens voor je geest zoo'n fijn mlddeleeuwsch teekenlngetje: wat huisjes, veel ranke torentjes, wat boompjes en wat lamm.etjes: een castellum! Uit al hun castellums en gehuchtjes, zingt Prudentius, kwamen de scharen naar Jezus toe: die had brood en vlsch om uit te deelen. In den bijbel, dien Coutijn naast zich had liggen, werd castellum gebruikt voor Bethlehem (kijk maar weer eens, die mooie mlddeleeuwsche plaatjes), de nederzettingen van Ismaël, de kampementen der Midlanleten, de burchten van Jotham, de „vlekken" waar de Heiland doortrok. Hij, de Trekker van God. En — ook Bethanië heette een Castellum. De zusters, met Lazarus, woonden in hun castellum.

Nu, let goed op, zoo begint (Continus zijn eerste preek, we moeten vandaag preeken over Maria Hemelvaart! Staat er iets over in den bijbel? Neen. Geen enkel kapltteltje rept er van. De heilige kerk moet zoeken naar 'n tekst-voor-vandaag. Maar dat kdn ze. Zijne Eminentie kardinaal Cajetanus zorgde voor 'n goelen kommentaar (dat vertelt déze preeker eerlijk erbij ). Cajetanus nl. merkt Iets op, dat de meesten onvermeld laten: toen de Heiland naar het castellum van Maria en Martha kwam, duurde het niet zoo lang meer .of Hij werd gekruisigd. Het was dus toen al gevaarlijk, den Heiland te logeeren. Tóch hébben die zusters hem als gast ontvangen. Ze waren niet bang: haar castellum bood plaats aan Hem, die tot „het zijne liwani", maar door de zijnen niet aangenomen werd.

Nu, zóó iets moet beloond worden! Een castellum, dat Gods Zoon ontvangt, kan er vast op rekenen: het wordt castellum exaltatum — een woonplaats, tot den hemel toe verhoogd. Lazarus' opwekking, — dat was me al dadelijk een schitterende belóónlng!

Maar moeder Maria — hoor ik je vragen?

Ja zeker, zegt Coutijn. Maria van Bethanië h4d een castellum. Maar Maria van Nazareth wds zélf een castellum. Voor Gods eigen Zoon. Die heeft in haar lichaam willen wonen: begrijp je niet, dat er een allegorische sin der Schriften is? De vraag is van Coutijn, niet van mij — want ik vind dat een uitvinding van de hel, dat allegoriseeren als daad-vsm-óns: je kunt straks alles van den bijbel maken; ze moesten 't eens probeeren, een brief van je meisje zóó te verhaspelen — wat zóu je kwaad wezen. Maar de middeleeuwen zeggen: o zoete allegorie. En dus: Maria is zelf een castellum voor Gods Zoon. Die kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangCMomen. Maar Maria zei: fiat — mij geschiede naar Uw Woord — ik WIL wel zijn castellum wezen. Zij werkte mee: fiat, flat —• o kracht-term bij uitnemendheid, flat, fiat. •—• Zooals nu Maria en Martha tegenover een vijandig Israël haar castellum openzetten voor Gods Zoon, zóó deed de maagd Maria haar allerwezenlijkst castellum open voor Gods Zoon: fiat, mij geschiede naar Uw Woord. Door die bewilliging, fiat, werd zij medewerkster, ja, écht, in de verlossing. Maria, mede-zaligmaakster! Zij deed haar castellum open vóór den Hospes, den Gast, tegenover de kerk van Israël, die geen Hospitium wou wezen voor den Xenos, den relziger-op-doortrek, die van Boven was. Gods Zoon was nu de Groote Trekker, die In de Herberg van Maria, dat Castellum, sluimeren kon gaan. Je ziet het plaatje.

Het waren — nog steeds spreekt Coutijn •—• kloeke mannen, die eens voor David water haalden uit Bethlehems bornput. Zoo werd Maria onze Kloeke Vrouwe, de muiier fortis, moeilijk te vinden, uit Spreuken 31 : 10. De Kloeke Huisvrouw zet haar Castellum open voor den Gast, die de Groote Trekker Is: od — en ZIJ heeft wétend den Engel Gods geherbergd In zich zelve als Castellum Benedictum: ve lesu, ave Maria. Gezegende Wijkplaats Gods, gezegende onder de Vrouwen. En dus —' „geen goed zal haar ontbreken", Spr. 31 : 11. Hare waarde is „boven de robijnen" — de Hemel, het Hoogste Castellum, heeft haar gesierd, toen de St. Pleter haar sierde: astellum Exaltatum. Kapemaum, dat slechts af en toe castellum van Jezus geweest Is, werd toch daarom reeds tot den Hemel toe verhoogd. Hoe zou dan Maria, Jezus' vaste castellum, niet veel zekerder tot den Hemel toe verhoogd zijn?

Ja, die Kloeke Vrouw!

Kloek was Abraham, zoo gaat Coutinus verder, toen hij met een „fiat" zijn eigen zoon aan slachting blootstelde. Zóó stelde Maria nog op Golgotha met haar nieuwe „flat!" haar Zoon aan de Slachting bloot. Boven Abraham is ze verheven — en beloond.

Kloek waren die vroedvrouwen In Bgjrpte, die Abrahams pasgeboren zonen In haar castellum verborgen tegen farao — God maakte ze tot stammoeders. Boven die vrouwen werd Maria de beloonde Stammoeder van Israël: ze verborg het ware Zaad tegen Herodessen en draken In elk castellum dat ze had.

Kloek was — naar de traditie! — Saul, toen hij de ark, Gods castellum, waarin de tafelen der getuigenis waren opgeborgen, zag wegvoeren als bult naar der filistijnen lang; hij griste in de gauwigheid althans die tafelen uit het mooie castellum, en bracht ze, hijgend van de inspanning, naar Eli toe; want Saui was die snelle bode van 1 Sam. 4 : 12^—17; hij was tijdig van het front weggeloopen, en had den zak van zijn kleed tot castellum gemaakt voor de tafelen der getuigenis. Hij werd beloond, die Saul, die kloeke man, met een koningskroon. Hoeveel te meer dan die onbevlekte Maagd — castellum van Gods eeuwig Woord —? Geef haar de koningskroon boven tienduizenden.

Kloek was Obadja, die zijn huis een castellum maakte, in Achabs booze dagen, voor Gods profeten — trots gevaren — hem zegende de Heere, dien patroon der onderduikers. Ave Obadja, kloeke man! Ave Maria, Kloeke Vrouw, Muller Fortis!

Kloek waren de mannen, die met levensgevaar voor den doodelijk vermoeiden David water haalden uit Bethlehems bornput — hi] wou niet eens er van drinken, zoo'n respect had Davld voor dien gróóten moed. Hoeveel meer respect zal dan Gfod hebben voor onze Dappere Vrouwe, die mét gevaar van haar leven water gaf in haar eigen castellum aan Davids Zoon — en die bij 't kruis gestaan heeft, hijgend als die mannen, hijgend van zleledorst, toen ook haar Zoon, die Krijger Gods, niet wilde drinken, niet eens den edik met gal gemengd. Die Zoon van David had óók respect voor Maria's kwalen: drinkt zij niet — dan Ik ook niet!

Kloek was Elia, die , , den ijver Gods ijverde" — hij mocht den hemel in, und er fuhr lm Gewltter zum Hlmmel! Toen Elia nog maar op aarde was, moest hij S, i maar reizen en trekken — die trekker, die trekker. De trekkers bier beneden nu maken een beweging vasi „ubi" tót „ubi" d.w.z. vé, n de ééne plaats n6, é, T de andere. Maar in den hemel krijg je — volgens Arlstoteles! een nieuwe beweging, niet in de lengte (zooals trekkers), maar in de rondte: de cirkelbeweging. De beweging-in-de-rüst. Dan blijft je „ubi", je plaats onveranderd. Zoo kreeg ook Maria, die veel trekken, veel zwerven moest in haar lijdensodyssee, ^eindelijk óók haar vaste „ubi" — ze ging den hemel in — mèt een lichaam? , ja, natuurlijk — want anders gaat Arlstoteles' móóle theorie toch niet óp? Nog steeds Coutijn!

Castellum exaltatum! Kasteel, — tot den hemel toe verhoogd. Ongemerkt Is het hutje, castellum met een c, een Kasteel geworden, tóch nog. Castellum met een C. Hemelsch Hospitium — zalige Maagd

En nu verder?

Me dunkt, amice, er zijn grenzen. We scheiden er maar mee uit. Hier loopeu alle draden in elkaar: leer van verdienstelijkheid, van sieraad, van aangeboren gratie, van allegorie — sublimeering, en verliefdheid op een mooi moment, — de vertraagde film, die den trekker, liefst nog de Trekster, even laat stilstaan — wij hebben den tijd — laat God maar haast hebben. Wij kennen geen openbaringshistorie. — De Sint Pleter preekt exemplarisch. Even kijken, hoe mooi „het" is. Dat castellum in den tijd der onrust. En nu het zalige Kasteel hier boven met Maria erin! O, ze is al zóó ver ons vleesch vooruit: een onbewegelijk „ubi", postulaat voor 't schoonst castellum. Voor Maria's zoete lichaam. Of soms omgekeerd? Is soms die dogmatische droom van Maria's nü al eeuwig móóle lichaam een postulaat van en voor de projectie — door de graag verliefde kerk, van het denkbeeld vin zoo'n onbewegelijk punt-in-cirkel, in Maria? Hoe het zij — zij hééft haar vaste „ubi". En straks? Straks komen al Gods trekkers thuis, wat zal dat zalig zijn

Zeker, amice, zeker.

Jij en ik zingen dat ook wel eens.

Maar tusschen den Sint Pleter en ons kerkje van Zondag ligt een diepe kloof, ook als wij van kloeke vrouwen en van noodverblijven voor Gods schatten en schathouders spreken.

Hét verschil is dit: Rome heeft Maria genoemd corredemptrix, mede-verlosseres, mede-zaligmaakster. Ze zei toch: fiat? En ze heeft toch, zegt Rome nadrukkelijk, den Gast-van-Boven eerder met haar geest, dan met haar lichaam in haar castellum opgenomen? Dus deed ze méét Dat God dit „flat" g& t, daar loopt de semlpelaglaan gauw over heen. Maria is óók Zallgmaakster. De Eenige Middelaar Is dus niet meer de Eenige.

En nfl wordt het meenens! Als dan Maria's castellum tot den hemel toe verhoogd is, waarom is het dan niet eerst tot de hel toe nedergestooten ? Zoo was het wèl met Gods Castellum, Gods Tempel, Jezus Christus zelf. Breek dit Castellum af, en in drie dagen zal Ik het weder opbouwen!

Ze hebben dat woord goed onthouden, die Joden, die jongeren, en MARIA OOK! Ze stond bij het kruis, en ze zag in Gods brandenden toorn Gods Castellum — den Zoon in 't vleesch —• afbreken tot den laatsten steen. In Hem als in Gods Castellum, woonde de volheid Gods lichamelijk. Toen moest dat Castellum stuk. De borgtocht elschte het. God dondert over den Sint Pleter: het Castellum, waarin Ik zelf lichamelijk woonde, dat kon niet tot den hemel toe verhoogd worden, eer het tot de hei toe nedergestooten was. Dus verliet God zijn Castellum — alleen zóó kon Hij in Maria, die nederige dienstmaagd, en In jou, amice, en in mij, weer wonen gaan als in een castellum pauper, servum et humile. En ook In de kerk, als zijn castellum. Intravit lesus in castellum — Jezus trok zijn woonplaats binnen. Derellquit Deus castellum — God liet zijn woonplaats leeg staan in de ure van den Toom. Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij üw Kasteel verlaten?

Wie Maria middelares noemt, moet over haar hemelvaart niet één woord spreken. Hij kome eerst eens klaar met dat vergeten hoofdstuk van den Sint Pleter — Maria's hellevaart.

Ook daarover zw(jgen de Schriften, vader Coutijn.

Want, amice, jij en ik hebben het, hoop ik, begrepen: er Is maar één Middelaar Gods en der menscheu — de mensch Christus Jezus. Ik geloof in Jezus Christus, Gods, eeniggeboren Zoon, vol des Heiligen Geestes, Gods Kasteel — nedergeSaald ter helle — en zóó pas opgevaren ten hemel. —

Zulke gróóte woorden — hellevaart-hemelvaart — zegt men maar één keer — van HÈM. Hij heeft zijn vaste „ubi", maar Hij komt terug, nog één keer, voor den laatsten Trek. Om ons te hS.len.

Tot zoolang zullen wij onze castella — tempelen des H. Geestes — maar laten vrachten op — desnoods — het vuur, dat er een ruïne van maakt. Ons castellum; men kent en vindt zijn standplaats dan niet meer. Evenmin als dat van Maria nog ergens is' te vinden. Zij wacht nog, nèt als alle anderen, op den dag der dagen.

„Want niemand vaart ten hemel in, tenzij wie eerst daaruit op eigen kracht is nedergedaald (Joh. 3 : 13). — Door eigen kracht.

Maria is niet neergedaald naar de aarde. Ze is ook maar zoo doodgewoon geboren. Ze is óók niet neergedaald naar de hel.

Welnu, de paus, die te onzaliger ure valsch is gaan binden, en toen zijn beste kinderen — broeders — heeft uitgebannen, en die in 1870 vergeefs zijn van „vader" „weggeloopen" (ja, dat dorst óók hij al zeggen, na zijn bénbul!) heeft geïnviteerd voor een colloquium coctum op basis van zijn oude en nieuwe besluiten — hij is nu voor straf een tenslotte eenzaam en een slecht theoloog. Hoevelen verhindert hij in te gaan tot Gods castellum? Hij die een „middelaarschap" kent zónder hellevaart? Hij krijgt ons niet — niet eens voor een colloquium doctum

Met bijbelschen, protestantschen groet, je

ADOLPHUS VENATOR.

P.S. Je denkt (misschien met een tikje medelijden in je hart), dat déze brief aan jou wat achteraan komt sukkelen, omdat het Maria-feest (!) al weer een paar weken voorbij is: wordt de oudere tijdgenoot soms wat tè oud, en komt hij daarom zoo'n eind achteraan? Maar, amice, je hebt het mis, en spaar je medelijden. Deze brief was natuurlijk op tijd voor het vorig nummer; maar ze hebben in Goes geen plaatsje direct ervoor kunnen vinden. Overigens, pas jij maar op, ventje: schreef ik het niet, dat de menschen erg gauw vergeten ? Ben jij ook al zoo? Nietwaar, je beweerde toch, dat 't „feest" om het dogma van St. Pieter nou al weer zoo lang geleden was ? M'u goeie man, met een nieuwe binding begint het leven pas, — laat je toch leeren.

Enfin, ik was op tijd, als je dat maar niet vergeet.

AD. VEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Castellum exaltatum

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 november 1950

De Reformatie | 8 Pagina's