GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Het congres van de partij van den arbeid, nu te Rotterdam gehouden, biedt een geschikte gelegenheid om het menschensoort, dat daar aan het woord was, wat nader te bezien. Wajit wij moeten het karakter van de halfzachte revolutie, die het ergste dreigement is voor het arme thans tegen de gevolgen van zijn eigen dwaasheden worstelend Europa, goed onderkennen. Vooral ook, omdat de kracht der antirevolutie zienderoogen slinkt. De dreiging is erg, het verweer verzwakt.

In die partij van den arbeid hebben wij te doen met den girondijn van dezen dag, den humanist-socialist, die als steeds weer het pad effent voor den jacobijn, den communist van vandaag.

In wezen Ujkt die socialist toch sprekend op den girondijn van de achttiende eeuw, die toen Europa in de ellende stortte van de gruwelijke Fransche revolutie en de Napoleontische oorlogen daarna.

Een kwart eeuw van bloed en tranen.

En er is evenzeer groote overeenkomst tusschen het „christendom" van toen met den oeeumenischen christen van heden.

Rousseau is in wezen de man, die geloof vindt.

De mensch is goed; naar Groen van woord de kern van alle revolutie. Prinsterers

De humanist-socialist, thans de man van de partij van den arbeid, vertolkt deze leuze dus: hij is goed en een vat vol goede bedoelingen. Groote woorden, rijke beloften, schitterende utopieën, de fata morgana van onzen dag.

Van hem geldt het woord, dat Mirabeau eens van Robespierre zei: de man brengt het ver, hij gelooft wat hij zegt. Het einde weten wij.

Hij is geen Cagliostro; geen kwakzalver, mtaar een die vol geloof heeft in zijn medicijn voor alle politieke en maatschappelijke ziekten. Volkomen eerlijk dus, maar daardoor des te gevaarlijker. Want hij vindt zoo allerwege geloof in weerwil van alle teleurstellingen en ellende, die hij voor de wereld reeds bereidde.

Hij blijft zichzelf, al trekt hij af en toe een ander kleed aan.

Hij wisselt van denkbeelden even gemakkeUjls^als een mensch van hemd. Maar in wezen verandert hij niet.

Om dit te zien, doen wij goed de geschiedenis van Europa voor deze eeuw nauwkeurig na te gaan. En dan letten wij nu maar op wat ten onzent geschiedde.

Het begin dezer eeuw toont ons den socialist als den echten revolutionair. Troelstra was de man, die toen den toon aangaf.

Ik denk aan het jaar 1903. Het jaar der spoorwegstaking, gevolgd door de poging der algemeene politieke staking. Heel het raderwerk staat stil als uw machtige arm, o proletariaat, dat wil.

Maar het raderwerk stond niet stil, en dreigde de socialistische partij te verpletteren. Vol wanhoop riep Troelstra, bedreigd vooral door de consequentie van het socialisme, tot den jacobijn die Domela Nieuwenhuis heette: wat nu?

Maar de partij richtte zich weer op en werd revisionist. Zelfs in die mate, dat in 1914 dr Bos, de vrijzinnigdemocraat, met Troelstra wel een kabinet wilde vormen. Maar deze durfde het niet aan. Hij gevoelde zich niet nationaal, wel internationaal sterk, door de socialistische internationale.

En toen de vrees voor een oorlog als een donkere wolk over Europa dreigend trok, riep dè liberaal: de beschaving, maar Troelstra: de socialistische internationale kan den vrede redden. De „arbeider" zou alle oorlogsophitsers verslaan.

Daar waren zeer velen in Europa en in ons land, die daarin ook geloof hadden. Zelfs overheden en diplomaten.

Was het socialisme niet sterk?

Vlak voor het uitbreken van den eersten wereldoorlog vergaderden de machtige leiders van het socialisme nog in Bazel en daarna in Brussel. Jaurès sprak er zijn groote woorden. Troelstra voegde het zijne er bij. Men zou eens doen zien, wat men kon.

Maar men leze nu maar eens wat Troelstra er van vertelt in zijn gedenkschriften, de gedenkschriften inderdaad van een groot doch dwalend mensch. Die meende wat hij zei.

Maar hij erkende naderhand, dat, toen het groote woord den mond ontsloot, de angst leefde in het hart.

Wü leerden de waarde van het idealisme van den girondijn weer kennen. De socialistische internationale stortte ineen. Als een kaartenhuis zooals men zei. Het zijn ook alleen kaartenhuizen wat het humanistisch socialisme optrekken kan.

Het is een staf, die altijd wfeer de hand doorboort van wie er op leunen durft.

Werd het ons niet duidelijk, toen de jacobijnsche revolutie in Duitschland, uit wanhoop over de nederlaag geboren, onze grens naderde? De gematigde socialist was aanstonds in een wilden revolutionair veranderd. Wij zetten, zei een van hen, ons verstand op zij. Het was de „vergissing" van Troelstra.

Maar heel dat humanistisch socialisme is één vergissing. Het vergist zich geregeld. Het is zijn specialiteit.

Hoe werd hier door den heer Albarda den lofzang gezongen over hetgeen toen in Rusland gebeurde. Eerst was het de girondijn Kerinsky, die de macht in handen nam, maar niet wist wat er mee te doen.

Daarop volgde Lenin. En hier zei men: het daghet in het Oosten.

Thans beeft de partij van den arbeid voor den communist, in weerwil van den grooten mond, dien haar mannen opzetten. De communist weet echter precies hoeveel dat lawaai waard is. Dat bleek hem in Rusland, in Tsjecho-Slowakije, in Hongarije, ja overal.

Na den eersten wereldoorlog moest het Duitsche volk al de zwakheid van den socialist ondergaan, die zich graag democraat noemde. Een vrijzinnig democratischen professor schreef de grondwet van Weimar, hier uiteraard door de zgn. democraten als een pronkstuk van geleerdheid en wijsheid geroemd. Het was inderdaad een mooi papieren ding. Een constitutie op papier. Niet echter naar de „constitutie" van het

Duitsche volk. De socialistische regeerders ontwierpen ook "fraaie sociale programs. Hier nagebootst in het plan Wibaut. Ook de roomschen deden hun best. Wat kwam er van terecht? Het nationaal socialisme, geleid door een Hitler, sleepte het Duitsche volk voor een goed deel mee.

mee. Een paar dagen vóór Hitlers volkomen overwinning werd in Berlijn nog een grootsche betooging gehouden van de sociaal democraten, de zoo schijnbaar machtige partij, waarin eens de groote Bebel den toon aangaf.

In het dagblad „Het Volk" ten onzent kon men een groote foto bewonderen. Hoe werd de vuist getoond. Hoe machtig had het woord geklonken. En — 's daags daarna zonk heel dat verweer in; werd de sociaal democratie met de Roomsche partij weggevaagd, zonder moeite.

Wie herinnert zich niet hoe er eerst om Hitler werd gelachen en gespot door de geweldige socialisten? Maar — nu sprak weer de werkelijkheid haar harde en overtuigende taal.

Ten onzent verheugde men zich toenmaals eenigen tijd in het symbool van het gebroken geweertje. In de Tweede Kamer prees de heer Albarda in een welsprekendheid, waarvan Troelstra eens opmerkte, dat zij al te zeer naar den ingenieur riekte, den rijkdom van de democratie en van de ontwapening, die Europa redden zou. En de vrijzinnig-democraten deden hierin waarlijk niet voor hem onder.

Maar naarmate het nationaal-socialisme grootere dreiging werd, zonk die geestdrift voor de ontwapening weer in. Het ideaal bleek weer van geen waarde te zijn. Toch kan men zeggen, dat het humanistisch socialisme er toe bijdroeg om West-Europa machteloos te maken. Hitler kon er maar zoo de hand op leggen.

En wij kregen de ramp van den tweeden wereldoorlog.

De onmacht van het humanistisch socialisme trad opnieuw overduidelijk aan den dag.

Maar zie, nauwelijks was de oorlog voorbij, en Europa weer gered, of de humanist-socialist stond daar weer op zijn hoogen katheder en verkondigde zijn macht tot volkomen herstel.

Ons volk trof toen de grootste ramp die de historie van ons land kent, en die den naam draagt van Schermerhom.

Het socialisme werd naar den smaak van onzen tijd personalistisch. Men bouwt immers overal de persoonlijkheid, en vormt karakters? Zelfs de Vrije Universiteit werd door die verwaande dwaasheid aangetast.

De humanist kende nu eerst zijn kracht. De socialist meteen.

Een gansch nieuwe wereld zou worden opgebouwd. „Bouwen" was toen de leus. Wij bouwen

Bijna een ieder was overtuigd, dat de wereld vóór den oorlog buitengemeen slecht was geweest. Maar nu zou men dan eens wat zien.

Internationaal de U.N.O. En de veiligheidsraad. De democratie vierde hoogtij met haar „rechten van den mensch". Alle volken bevrijd van vrees en zorg. De vrede voor altijd gevestigd.

En hier te lande — een millioenendans, die aller oog verblindde. Men kon met een leege portemonnaie wonderen doen, die onmogelijk bleken toen zij nog gevuld was. De partij van den arbeid zou heel ons volk vormen tot een krachtige eenheid. De strijd der eeuwen, de antithese zou worden doorbroken. Alle menschen van goeden vnlle zouden nu samenwerken. Het luilekkerland werd verwerkelijkt. Ons wachtten de Amerikaansche dollars en bovendien, de papiermachine was er ook nog.

Wie herinnert zich niet die grootsche eenheid, die broederschap van alle menschen en alle volken, die rijke plannen en hoopvolle voornemens?

Maar zie — binnen enkele jaren volgde opnieuw teleurstelling na teleurstelling. Wat werd er van de vereenigde volken?

Wat van den onveiUgen veiligheidsraad? Die er 't meest in geloofden, dat waren wij. En wij werden er 't ergst de dupe van. Ons arme volk verloor zijn Indië en w^erd tot 'n kleinen, machteloozen staat dien men niet meer rekent, en wiens economie niemand meer vertrouwt. Wat inzonderheid ons toespreekt uit de lijdensgeschiedenis van de veelgeprezen Benelux. Weer een echt staaltje van onze eerlijke onnoozelheid.

Want dit onderscheidt ons helaas van andere volken.

Elders maakt men ook wel fraaie plannen en wetten, maar men voert ze liever niet uit.

Wij namen het loos gepraat van den humanist-socialist waarlijk steeds weer ernstig en dat is het domste wat een mensch kan doen.

Wij willen consequent zijn.

Het einde is de ellende, die nu vlak voor ons staat.

Vrees voor Rusland; daardoor de knieval voor een nieuw idool, het vereenigd West-Europa, waarbij de antirevolutionairen thans de sterkst geloovigen zijn, de minister van financiën aan het eind van zijn latijn, het dreigement der duurte, die ook inflatie kan worden genoemd, een der ergste rampen die een volk kan dreigen, vlak voor ons.

Een vakbeweging, die reeds van te voren elk nieuw ministerie machteloos wil slaan, om het werkelijke middel ter genezing toe te passen.

En dan het tooneel van het congres der partij van den arbeid.

-Een tooneel van enkei machteloos vertoon.

Maar daarover praten wij nog nader.

Met harteUjke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's