GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Het was van het menigvuldig falen van het Christendom, dat prof. Pos sprak. Zulks falen moet hierin bestaan, dat het zijn beloften voor het leven nimmer hield en altijd weer teleurstelde.

Spreken wij nu van het wezenlijke christendom, dit nl., dat zich algeheel onderwerpt aan het Woord Gods, dus de gehoorzame en getrouwe prediking der ware kerk van Christus, dan staat wel vast, dat dit nimmer eenige beloften heeft gedaan, zooals de wereld die wenschte. Het tegendeel is het geval. Zoo kan dus van falen niet worden gesproken.

Waar wel een menigvuldig falen was en is, dat is bij de wijsheid der wereld en het-is dit falen, dat de wijsgeer Erich Frank, van wiens laatste werkje ik gewaagde — de man kwam toch over naar Europa om een vertaling daarvan in het Duitsch te bespreken, doch overleed plotseling te Amsterdam, na een. val op straat — ons vertelt.

Deze geleerde was geen geloovig christen, wel wilde hij religieus zijn naar moderne begrippen.

Hij bedoelde met zijn werkje dan ook niet een apo-logie, een verdediging te geven van het Schriftuurlijk Christendom, dit allerminst, maar hij wilde toch doen zien, hoezeer de ongeloovige wetenschap met haar levenswijsheid telkens teleurstelde en aan het eind is van haar latijn. Zij verwierp het geloof in God en in een schepping; hij ziet geen anderen weg tot behoud, dan hierin, dat de mensch boven zijn wetenschap uit grijpt naar het geloof, wetenschap, wijsbegeerte en religie verzoenende, een taak, die de wijsbegeerte thans moet verrichten met behulp dan van de prediking van den apostel Paulus, ongeveer zóó als dit bij de Paulusherdenking door bijv. Prof. Miskotte werd gegeven. Paulus dan de denker, de christelijke philosoof, achter wiens letter men den geest moet weten te vinden

Niemand kan dus zeggen, dat dez'e geleerde bevooroordeeld stond tegenover de moderne wetenschap en den „modernen mensch".

Toch deinsde hij er niet voor terug het falen der wijsheid van den natuurlijken mensch, die het Woord Gods verwierp en aan den Drieëenigen God niet meer gelooft in verschillende feiten zichtbaar te maken.

Ik wil er enkele van bespreken.

De eerste belofte dan, die ik hier wil noemen, is deze, dat de wereldsche wijze den mensch zou halen uit het duister van het Schriftuurlijk geloof, en zeker zou vinden het antwoord op de vraag: wat is toch de

mensch? De mensch zou in eigen volle souvereiniteit, de souvereiniteit van zijn rede, alle raadselen omtrent zich zelve en de wereld, waarin hij leeft, oplossen. Geen geheim bleef er dan meer over.

Wij weten, dat Kant deze vragen stelde: wat kan ik weten, wat kan Ik doen, wat kan ik gelooven? Ten slotte: wat is de mensch?

Hij bleef echter het antwoord schuldig. Thans is de moderne wijze dan zoo ver, dat hij erkent: de mensch is een geheim. Hij stoot op den laatsten wortel van zijn denken en willen, hij kan niet verder.

Het doet denken aan het beeld, dat prof. Is. van Dijk eens gaf: de mensch is als de geit aan het tuiertouw. Het dier kan niet verder dan dat touw reikt. Wil het verder, dan loopt het gevaar zich zelf te verhangen. De Engelschen zeggen het trouwens ook zoo: „he has got to the end of his tether".

Maar de wijsheid des menschen is werkelijk verder gegaan met het resultaat, dat hij een ietwat uitzonderlijk dier werd genoemd. Wel — dan is het uit met de menschelijke historie.

Ik kom tot een tweede belofte.

Het was in de vorige eeuw de natuurwetenschap, die alle weten en kunnen des menschen zou beheerschen. En hem dan waarlijk souverein zou maken. Het eind was, dat men de natuur zag beheerscht door de ijzeren wet van oorzaak en gevolg, en, daar de mensch niets meer was dan een stuk van die natuur, gold hem zulks ook. Hij werd dus de ellendige slaaf van een onontkoombare natuurwet.

Vele humanistische wijzen, ik denk nu maar aan Fruin, vernamen zulks met grooten schrik, want, zoo zeiden zij, waar blijven nu de verantwoordelijkheid van den mensch en de fundamenten voor het zedelijk en staatkundig en maatschappelijk leven? Maar, ja, als de wetenschap het zei, wat moest men dan? Men is naderhand op allerlei wijze heel wetenschappelijk gaan knoeien, om toch 's menschen verantwoordelijkheid voor zijn daden te handhaven, maar heel overtuigend was het niet.

Een derde geval. Het liberalisme kwam met de prediking van de macht van het individu. Het souvereine i k. De vrije souvereine persoonlijkheid. Toen het socialisme opkwam dreigde wel het gevaar, dat die persoonlijkheid in het gedrang kwam, maar thans is er het persoonlijkheidssocialisme; men kan weer twee tegenovergestelde dingen tegelijk doen. En daar is immers thans ook een vernieuwing van het onderwijs — bewijs ook eener geweldige teleurstelling — die den onderwijzer de kracht geeft persoonlijkheden en karakters te vormen. Ook de christelijke school dreigt slachtoffer te worden van deze moderne wijsheid. Wat er dan ook moge worden gevonden, het i k zal baas blijven in eigen huis.

Toch zal dat niet gaan, want, zoo zegt Erich Frank: de moderne psychologie gaat er feitelijk tegen in.

Hij wijst op de geleerdheid van Freud, die o.m. verklaart, dat de mensch schrikkelijke nederlagen heeft geleden. •

Vooreerst was daar Kopemicus, die de aarde riikte uit het middelpunt van het heelal en met de aarde verloor de mensch zijn centrale stelling in het universum. Hoe nederig werd toen de mensch. De aarde een onaanzienlijk, bolletje en de mensch zoo'n nietsbeteekenende cel, maar — om weer eens prof. Is. van Dijk te citeeren — met ontzettend lange teenen. Men moest die geleerden eens tegenspreken.

Trouwens, de ervaring leert, dat geleerde menschen, die van uit de hoogte hun wijsheid laten neerdalen, gemeenlijk lange teenen hebben. Waag eens hen tegen te spreken. Daar zijn ook in „christelijken kring" treffende voorbeelden van. De wetenschappelijke terreur wordt nog vroom bovendien en is dan het meest weerzinwekkend. De arme ziel, die een opmerking durfde te wagen, wordt „gek" verklaard en zoo gescholden.

De tweede vernedering was, dat het organisch levensproces zich naar duidelijk formuleerbare natuurwetten voltrok en de mensch maakte daarop geen uitzondering. Hij wordt, naar Freud vertelt, door niet dan dierlijke driften beheerscht en is heelemaal niet meer baas in eigen huis. Deze theorie legde den bijl aan den laatsten wortel der vrijheid van de autonome persoonlijkheid, welke de trots en de waarde des menschen eeuwenlang was geweest.

Een vierde geval. De natuur vernederde den mensch zoo diep als het maar kon. Zou de geschiedenis uitkomst kunnen bieden?

Zie, zegt Frank, voor den modernen mensch is de geschiedenis geworden tot de historie der cultuur en der beschaving. Een geweldige strijd voor de individueele en sociale vervolmaking, een kamp tegen onwetendheid, krankheid en de hardheid der uitwendige natuur. De mensch gelooft dan in den vooruitgang. Eens zal alles goed worden. Zelfs een catastrophe als een wereldoorlog kon den modernen mensch niet in dit vooruitgangsgeloof schokken.

Hij heeft gelijk. Ik herinner mij nog een lezing van Prof. Hijmans, hier in Groningen tijdens den eersten wereldoorlog, toen vele menschen zeiden: wat geeft mij nu toch die cultuur, terwijl anderen het christendom de schuld gaven. Twintig eeuwen christendom, en nu nog die ellende, zeiden de menschen, die heel het Woord Gods verwierpen.

Maar prof. Hijmans zei: och, het is maar een betrekkelijk geringe storing in den weg van den vooruitgang. Oorlog en revolutie mogen als een onbegrijpelijke natuurcatastrophe den vooruitgang onderbreken, zij kunnen den wezenlijken gang der geschiede­ nis toch niet breken. Wij gaan vooniit; het koninkrijk Gods bestaat hierin, dat de mensch zijn lot volkomen beheerscht. En spreekt thans de groote „democraat" en de machtige communist en de moderne christen niet evengelijk?

En zegt men zelfs in de antirovolutionaire partij niet, dat wij vol geestdrift op dien weg van den vooruitgang naar den vrede mee moeten doen, zij het dan ook — natuurlijk — met handhaving van ons „beginsel"?

Frank vraagt echter: kan dit „wetenschappelijk" gegrond geloof den toets der geschiedenis verdragen?

Vooreerst is er een wonderlijke tegenspraak in dit alles. Men gelooft niet in een doel in alle gebeuren. Maar — zegt dan toch dat de vooruitgang het doel is, dat de historie beheerscht.

Maar voorts: hoe wordt elke menschelijke droom door de werkelijkheid verbroken. De mensch vindt zijn grens in zich zelve, in zijn eigen natuur. Hij moge dan spreken van noodlot of toeval, daar is toch een innerlijke macht, die alles beheerscht en die hij niet kan begrijpen. De geschiedenis is een proces geworden, dat door een noodwendigheid wordt beheerscht, waaraan niet is te ontkomen.

Het moderne realisme zegt, dat niet het denken het z ij n, maar het z ij n het denken regeert. Dit gaat buiten onze controle om. Al ons handelen is blijkbaar niet dan een secundair gegeven van een proces, dat buiten de menschelijke controle voortgaat en onze theoretische begrippen en zedelijke waarden zijn afhankelijk, relatief, niet dan een reflex van objectieve krachten in natuur en historie.

De eenige vrijheid, die den riiensch overblijft, bestaat hierin: deze machten binnen en buiten zich zelf te erkennen, toe te geven, dat zij niet aan zijn wil onderworpen zijn, zoodat hem niets anders overblijft dan er zich liever vrijwillig aan te onderwerpen, dan, tegen zijn eigen wil in, er door overheerscht te worden. En — dan blijft nog deze geringe hoop over, dat hij binnen zekere grenzen nog weer eenige heerschappij over den gang der geschiedenis gewint, om haar gang te bepalen en daardoor weer een actieve rol in het proces der historie te kunnen spelen. Maar het gelukken daarvan is nu eenmaal niet mogelijk.

De humaniteit wordt zoo een ideologie, die met geweld de menschelijke idealen van vrede en geluk wil verwerkelijken en de menschelijkheid wordt — wij zien het voor oogen — onmenschelijk. De mensch is, zoo eindigt Frank dit betoog, weer teruggevallen in het Grieksche heidendom, dat de geschiedenis zag als een natuurproces en niets meer.

Frank wil er aan ontkomen door weer de macht der religie te erkennen.

Maar •— welke religie!

Werd daar echter niet van falen gesproken? waar is dat dan? En

De vraag is meteen het antwoord.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's