GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze vaderen en de Luthersen - in verband met de artt. 27-29 N. G. B.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze vaderen en de Luthersen - in verband met de artt. 27-29 N. G. B.

(Bijdrage tot kennis van de verhouding van de Gereformeerden tot de Luthersen in ons land van omstreeks 1571 tot 1620)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

KENTEKENEN.

„Als men deze kenteekenen tezamen neemt, zoo zal men klaarlijk zien, welke vergadering de ware Kerk is, en zij zullen openbaar getuigen, dat de Gereformeerde Kerk alleen de ware Kerk is in tegenstelling van alle genaamde kerken, onder wat naam zij ook voorkomen".

W. a Brakel, Redel. Godsdienst I, 574, Nijkerksche uitgave.

Ter inleiding.

Fel was de strijd onzer vaderen om de Kerk.

Bedoeld wordt nu niet in de eerste plaats de worsteling met Spanje en tegen het clericalisme. Onze vaderen hebben zich In de artt. 27—29 der Ned. Gel. Bel. waarlijk niet alleen tegen Rome afgegrensd.

Er waren vele vergaderingen, die zich als kerk aandienden en dus „kerken" genoemd werden. Ook waren er allerlei stromingen en zienswijzen, die de verschillende instituten doorkruisten. Precies zoals tegenwoordig.

De franse priester Lodewijk Moreri (gest. 1680), die een catalogus van alle hem bekende , ^ketterse" richtingen heeft aangelegd, totaal 274 sinds het begin van het christendom, noemt er niet minder dan 91, die in de 16de en 17de eeuw zijn ontstaan. We kunnen dit niet critiekloos aanvaarden, al was het maar om het simpele feit, dat sommige te identificeren zijn. Wel blijkt, dat toen niet minder dan tegenwoordig van een grote verwarring kon gesproken worden, waarin de dwaalzieke massa de Kerk van Christus niet heeft weten te vinden. Toen bij het aanwentelen van een nieuwe tijd de roomse voorburcht der hel werd open gebroken en massa's de vrijheid verkozen, bleek maar al te droef, hoevele geïnfecteerde geesten zich als leidslieden opwierpen van een dom-gehouden volk; en het duurde niet zo heel lang, of het versplinteringsproces, dat binnen Rome begonnen was, zette zich daarbuiten voort.

Ten aanzien van de leer „over de Kerk" vinden we in die tijd al leringen, die liggen in het vlak van de pluriformiteit s-opvattingen, welke in deze 20ste eeuw werden voorgedragen en tegenwoordig hare gevaarlijke afsliüting beginnen te verkrijgen in de in-Amerika-opgedoken „oplossing", dat de ware kerk-eenheid gelegen zou zijn in de kerken-federatie naar analogie van die der secten.

Zo werd door de secte der vrijgeesten, die zich in allerlei instituten indrong, geleerd, dat men wel in schijn allerlei godsdiensten en gezindten volgen mocht, maar dat men niet één ervan als de ware mocht beschouwen met verwerping van de andere, — een opvatting, die voortvloeide uit hun pantheïstische uitgangspunt. Wat de luthersen betreft, wel verwierpen zij de roomse beschuldiging, dat zij de eenheid der Kerk zouden loochenen, maar in iiun Augsburgse Confessie van 1530 leerden .zij, dat de eenheid der Kerk slechts zou gelegen zijn in de eenheid van leer en sacramenten, terwijl in de gereformeerde Nederlandse Greloofsbelijdenis niet minder standpunt wordt gekozen in de institutaire eenheid. OpmerkeUjk is, dat juist onder de luthersen, gelijk ook in de kring der wederdopers, de mening werd gevonden, dat de ware Kerk enkel-en-alleen onz; ichtbaar is: lid van de ware Kerk zijn betekent alzo, lid te zijn van de onzichtbare Kerk. Het streed dan ook niet met de lutherse zienswijze, dat in ons land aan remonstranten onderdak werd verleend en dat huwelijken werden gesloten, die door de gereformeerden werden geweigerd. En wat het volk betreft: onze vaderen hebben het verdriet gekend van de vele overgangen „tot een andere kerk" en van de gemengde huwehjken met al de daaraan verbonden ellende ten aanzien van het kerkgeloof. De libertijnse verdraagzaamheid zat niet alleen vele overheidspersonen in het bloed!

Maar er waren ook de pretenties, de a 11 e e n-w are kerk te zijn. Zo niet slechts bij Rome, maar ook in kringen van wederdopers. Op de zuidhollandse synode te Gouda in 1620 werd ter tafel gebracht, dat de wederdopers in publiek geschrift zichzelf de ware Kerk noemden en werd gevraagd, of dit niet met do hulp der overheid kon verboden worden. Hoe nuchter was het antwoord: „Oordeelt de vergadering onnodig ende niet practicabel te wesen, gemerct geen vergadering can worden gedrongen haerselven voor een valsche kerck uit te roepen ende te intituleren".

In zo'n chaos van meningen en leringen over de Kerk stonden onze vaderen, die bij het begin van hun kerkelijke organisatie in 1571 nauwelijks 1/10 deel van de nederlandse bevolking uitmaakten, met het in-de-ogen-van-anderen aanmatigende geloof, de alleen-ware Kerk te zijn, zoals dat beleden werd in art. 27 tot 29 der Nederlandse Geloofsbelijdenis. Niemand mene, dat de zgn. kerk-kwestie iets specifiek 20ste eeuws zou zijn!

Hoe nu oordeelden onze vaderen over de „andere" „kerken"?

Wat de roomsen betreft, — duidelijk bUjkt uit art. 29 N.G.B., dat zij werden beschouwd als de valse kerk.

Toch is er later een drukke discussie gaande geweest over de vraag, in hoeverre van „vals" kon gesproken worden.

We lezen in de acta van de zuidhollandse synode van Delft, 1607: „Dewyle veele sware disputen hier ende daer vallen over de Roomsche kercke, hoeverre die van de ware vervallen is ende waervoor men deselve te houden heeft, so is deselve vrage in dese vergaderinghe gebracht, dewelcke geantwoort heeft, dat dit meede een saecke sy, die in. nationali synodo sal moeten gehandelt worden". Nu is dit laatste nooit gebeurd. De vurig begeerde generale sjoiode, die in de 16de eeuw het laatst is gehouden in 1586, kon door de tegenwerking van de Staten van Holland niet eerder samen komen dan in 1618. Tal van onderwerpen echter, die in de loop der jaren door de particuliere synodes niet zijn afgedaan, kwamen op het agendum niet voor; andere zaken legden op de tijd beslag of ook was de urgentie intussen verdwenen.

Enkele hier gespatieerd gedrukte woorden trekken intussen de aandacht. D*uidelijk blijkt er uit, dat men toen het woordje , , vals" heeft verstaan in de zin van: wat van het Woord afwijkt. En dus is in die valsheid gradatie mogelijk. En zo kon de vraag worden opgeworpen, in hoeverre de valse kerk voor vals te houden is, — wat blijkbaar de bedoeling van de gestelde vraag is geweest.

Terloops zij opgemerkt, dat in de officiële acta ook het woord onwettelick een keer voorkomt. In de tijd der remonstrantse twisten waren er op enkele plaatsen , , gesepareerde" gemeenten ontstaan, die de band met het geheel wilden bewaren, maar plaatselijk of classicaal geen gemeenschap met de remonstranten meer wilden onderhouden. Deze werden „onwettelicke kercken" genoemd, natuurlijk van remonstrantse zijde. Op de zuidhollandse synode van Delft in 1618, kort voor de bekende generale synode, kwam daarover een vraag ter tafel: „Also de gesepareerde kercken van vee'en voor onwettelicke kercken gehouden ende gecalumnieert (vals beschuldigd) worden, alsoff hare leere grouwelick, lasterlick ende seditious (opruiend) ware, so is de vrage, hoe de voors(eyde) kercken in hare goede ende publycke saecke sullen gejustifieeert (gerechtvaardigd) ende van swaricheyt verlost worden". Die bedoelde kerken waren dus voor onwettig gehouden. Nu is tussen „vals" en „onwettig" verband: een valse kerk is naar goddelijke maatstaf gemeten ook onwettig. Toch zijn die woorden niet identiek. Onwettig is een juridisch begrip. En het treft ons, dat de behjdenis alsook de kerkelijke vergaderingen, van Rome nooit dat begrip „onwettig" bezigen, maar altoos dat andere, n.l. dat Rome' vals is. De onwettigheid moge daarvan een uitvloeisel zijn, toch iö het onderscheiden. Zijdelings wordt alzo gesteund, wat hierboven gezegd is, dat men op bedoelde synode het woordje , , vals" in religieus-ethische zin heeft verstaan.

Anders oordeelden onze vaderen over de b r o w-n i s t e n. Zij werden zo genoemd naar Robert Browne (op z'n hollands: de Bruin).

Browne behoorde tot de engelse staatskerk. Deze had, hoewel zij in de leer overigens het calvinisme was toegedaan, de bisschoppehjk-hiërarchische kerkinrichting behouden, terwijl de koning in plaats van de paus als hoofd der kerk optrad. Evenals de puriteinen (zo door hun tegenstanders genoemd, omdat zij ijverden voor een pure, zuivere kerk) trad hij met z'n felle prediking op tegen de bijstaande toestanden, en hij drong er op aan, dat men zich van zo'n goddeloze kerk zou afscheiden. Dit-bracht hem in grote

moeilijkheden, en in 1581 week hij met een aantal volgelingen uit naar Middelburg.

Later weer naar Engeland terug gekeerd, zette hij zijn prediking daar voort en keerde hij zich niet minder fel tegen de door — ouderlingen — geregeerde schotse kerken. Na vele malen in gevangenschap te hebben gezeten is hij op ruim 80-jarige leeftijd in een govangenis overleden.

Browne was zelf geen puritein, al liep zijn strijd tegen de staatskerk parallel aan die van hen. Dat bewees vooral zijn later leven. We vinden bij hem vrij sterke invloeden van naar-Engeland-uitgeweken dopersen. We kunnen hem de vader noemen van het engelse congregationalisme of independentisme. De kerkrechtelijke gro^idgedachte, die later door zijn volgelingen verder is uitgewerkt, is deze, dat de kerkelijke gemeente (congregatie) volkomen vrij staat ten aanzien van de overheid, maar ook van andere gemeenten. Geen binding aan een gemeenschappelijke confessie of kerkorde. Elke gemeente beslist zelfstandig over alle zaken van leer en tucht. Ook geen ambtelijk gezag van ouderlingen, die hij kleine pausjes noemde. De gemeente beslist zelf in haar vergaderingen over toelating van leden en excommunicatie, kiest haar voorgaagers en ontslaat ze desnoods weer. Waar elke groep gelovigen het recht tot congregatievorming bezit en voorgangers kan aanstellen, die slechts uitvoerders van de gemeentewil zijn, kunnen verschillende gemeenten naast elkaar staan op één plaats. Aldus in 't kort hun leer.

Door het verbüjf van Browne in Zeeland en later dat van zijn opvolger John Robinson in Holland alsmede doordat velen van de brownisten, die uit Engeland de vlucht namen, in Nederland een toevlucht zochten, vanwaar zij later emigreerden naar Amerika, vonden die ideeën ook in ons land aanvankelijk ingang. Gemeenten van brownisten v/erden gevormd in Middelburg, Leiden en Amsterdam. En in de acta van de noordhollandse synode van Alkmaar, 1599, lezen we: „Angaende degene, die uyt Engelandt syn gecommen ende Brunisten genoemt worden ende worden bevonden verscheyden lidtmaten onfustich te maken, is geresolveert (besloten), dat eleke kercke, daer sy bevonden worden eenige onruste an .te richten, by hare magistraet sal versoecken, dat door autoriteyt der E. heeren Staeten daerin voorsien moge werden". Door de emigratie is hier verder van het vormen van allerlei congregaties niet veel gekomen, al zijn we van independentistische invloeden als reactieverschijnselen tegen de telkens weer opkomende hiërarchie in de Kerk nooit vrij geweest.

Opmerkelijk is de uitspraak van de noordhollandse synode van Amsterdam in 1601. Na eerst allerlei bezwaren der brownisten tegen de gereformeerde kerken te hebben opgesomd, sprak deze als haar oordeel uit, „dat de s o d a n i g e voor schismatices ofte scheurmakers behooren gehouden te worde n". Geen valse kerk dus, maar een scheurkerk!

Tenslotte is op te merken, dat ten aanzien van de wederdopers, mennonisten (genoemd naar Menno Simons, een wederdoper met meer gematigde opvattingen), david-joristen (genoemd naar David Joris, ook een wederdoper, iemand met wonderhjke opvattingen), vrij geesten e.a. noch van scheurkerken gesproken wordt, noch van valse kerken, maar van s e c t e n.

Duidelijk blijkt uit de confessie en de kerkelijke acta, welke zienswijze onze vaderen hadden ten aan-2ien__yan de vele groepen en kerken (zoals zij zich aandienden) en wier samenkomsten strijk-en-zet in de acta conventikels genoemd worden.

Oorspronkelijk was er de oude Kerk, die de ware Kerk was. (Onze vaderen — dit tussen haakjes — schreven in de confessie het woordje Kerk met een hoofdletter K als zij de ware Kerk bedoelden, met een kleine k als zij van de valse kerk spraken!). Deze Kerk was echter „door de ingevoerde superstitiënse diensten ende afgodische gruwelen des Pausdoms" geheel vervallen. Was er toen geen ware Kerk meer? Bijvoorbeeld in de middeleeuwen? Zeker. Maar zij was als het ware geheel schuil gegaan onder het pausdom, geknecht door een schrikkelijke tyrannie, die zich had ingedrongen. Zij kon zich toen niet meer handhaven met een schriftuurlijke inrichting en kerkregering. Het was toen als in de dagen van Elia in het tienstammenrijk. De aan-de-kerk-eigen-organisatie was verdrongen en er waren soms vervolgingen. Echter heeft de Here haar door de reformatie weer opgericht en hersteld. Daarom spreekt men van reformatie, d.i. het opnieuw formeren. Wat achter bleef en zich ondanks de prediking van bekering bleef handhaven in haar zonde en zich zelfs tegen de vromen keerde werd nu de valse kerk genoemd (met kleine k). De valse kerk was dus dat, wat zich ingedrongen had, wat van de Here niet was, waaruit de ware Kerk zich weer oprichtte, terwijl nu die valse kerk werd afgeschud, los gelaten. Opmerkelijk is, dat èn de belijdenis én de acta het praedicaat „vals" slechts van Rome gebruikten. Er was toen maar één valse kerk, Rome.

Maar al de godsdienstige groepen, die geen professie deden van de „ware rehgie" (een uitdrukking, die oudtijds honderden malen voorkwam), werden secten genoemd.

En scheurmakers noemden zij degenen, die ondanks hun gereformeerde gezindheid zich met de ware Kerk niet verenigden.

Ligt hierin misschien ook een aanwijzing voor de beoordeling van „het kerkelijke leven" (zoals die uitdrukking in een alle-richtingen-omvattende betekenis gebezigd wordt) van onze tijd?

Inderdaad! Heeft H. de Cock die les der historie verstaan voor zijn tijd (zijn geschriften leggen er getuigenis van af), — wij hebben in die 16de eeuw niet minder een spiegel ook voor ónze tijd. Dwaling en vervolging zijn minder grof, maar de strijd is in wezen dezelfde: om de waarheid en het recht in Gods Kerk! Het proces van verval en wederoprichting is eveimiin in de 16de eeuw tot afsluiting gekomen alsdat de werking van zonde en genade bij de grens van de 17de eeuw heeft opgehouden. Zodat het aantal valse kerken door de voortgang der historie weer al met een tweetal is toegenomen, en er ook thans zijn, die de zonde der scheuring begaan als zij met de ware Kerk de eenheid niet zoeken ofschoon zij eenzelfde dierbaar geloof met ons deelachtig zijn. En niet minder dan in de 16de eeuw tieren de secten, die zich alle met de naam van „kerk" sieren, als het onkruid.

Een moeilijkheid schijnt intussen te wezen, hoe de lutherse kerk door onze vaderen werd beschouwd. Was zij nu ook een secte ? Of een scheurkerk ? Natuurlijk in geen geval een valse kerk, daar de Kerk van de 16de eeuw niet is wederopgericht door afschudding van een luthers juk, maar van het roomse. Trouwens de benaming „valse kerk" wordt ten aanzien van de luthersen in de vroegere litteratuur nergens gevonden. Neen, ze was of een scheurkerk, of een secte, — óf hebben onze vaderen haar ook als een ware Kerk gezien?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's

Onze vaderen en de Luthersen - in verband met de artt. 27-29 N. G. B.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 oktober 1951

De Reformatie | 12 Pagina's