GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Anti-Revolutionair of Reactionair?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anti-Revolutionair of Reactionair?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Nieuwe Prov. Gron. Courant van 3 Mei wordt een zéér scherpe veroordeling gegeven van wat Prof. Holwerda op „politiek terrein" beoogde.

De genoemde courant gaf n.l. van Prof. Holwerda's streven gedurende de laatste jaren de volgende typering :

„De kerk was voor hem het al en het enige."

Hij heeft de kerk „tot het absolute verheven". „Van haar zag hij geen zonde meer."

Holwerda zag niet duidelijk meer „dat Gods schepping rijker was dan de formatie der kerk en dat de andere levensgebieden eveneens een taak hadden te vervullen".

Hij „verwierp alle onderscheiding in terreinen en trok alles samen op de kerk".

Holwerda was „de geestelijke vader van het overspannen kerkbegrip dat in onze streek alle Christelijke actie dreigt stuk te breken en deze actie doet onderbrengen in de kerk".

De , , lijn van Holwerda" boog af „naar het piëtisme, waarin men uiteindelijk alleen de kerk maar meer ziet en ten allerleste alleen de ziel maar meer ziet.

Die lijn is niet meer klassiek gereformeerd".

Deze allerdroevigste, geestelijke, of liever on-Geestelijke, ontaarding van Prof. Holwerda concretiseerde zich natuurlijk óók in zijn houding in de politieke strijd onzer dagen. De Nieuwe Prov. Gron. Courant wees daar dan ook met nadruk op! En wel met deze woorden: „In politiek opzicht moet Professor Holwerda gezien worden als één van de geestelijke stuwkrachten van het G.P.V., waartoe vooral zijn in het licht gegeven rede over het onderwerp: „De crisis van het gezag" als voorloper mag worden gerekend. In Zijl­ stra's boek , , Tenzij" wordt deze rede meerdere malen geciteerd."

Men hoort het: het vonnis is vernietigend.

Wat Prof. Holwerda dacht en schreef is de openbaring van een ontstellend geestelijk deraillement. Over heel de linie heeft hij de plank misgeslagen. Zijn arbeid is — als het zo was als hier wordt beschreven! — een dodelijk gevaarlijke aanval op het ware. Schriftuurlijke leven, speciaal op het Schriftuurlijk politieke leven.

Zo sprak een vooraanstaand Chr. politiek orgaan. Zo heeft dat Holwerda's geest beproefd. Zo schreef het een poosje vóór de verkiezingen. Zo gaf deze Hoofdredacteur antirevolutionaire en dus in zijn oog principiële voorlichting.

Onze lezers vernamen uit het bovenstaande, dat de N. Prov. Gron. Courant als kenbron voor de principiële afwijkingen van Prof. Holwerda „vooral" wees op diens rede over: „De crisis van het gezag". De keus van juist dit geschrift als toetsingsmateriaal is wel een zeer gelukkige greep van de Nieuwe Prov. Gron. Want inderdaad heeft Prof. Holwerda in deze rede de kern van zijn politieke inzichten vertolkt!

Maar ook in nog een ander opzicht is de keuze van deze publicatie van Prof. Holwerda een gelukkige greep. Er is namelijk over deze rede heel wat te doen geweest. Zoals men weet, werd ze voor een groot deel door de Radio uitgezonden. En wie haar door de omroeper hoorde inleiden merkte, dat deze man daar diep van onder de indruk was gekomen. En zoals het deze omroeper verging, verging het duizenden. Zelden zullen op een toespraak — ik mag dat nu wel zeggen — zoveel en zoveel aangrijpende reacties losgekomen zijn. Holwerda's profetisch getuigenis had de harten van velen gegrepen.

Op deze rede nu wees de Nieuwe Prov. Groninger. En op grond daarvan formuleerde zij haar strenge vonnis.

Maar over deze rede — en daar wil ik hier op wijzen — werd reeds eerder in de antirevolutionaire kring geschreven. En dat wel in „Antirevolutionaire Staatkunde", het orgaan van de Dr Abraham Kuyperstichting , , ter bevordering van de studie der Antirevolutionaire beginselen, het officiële, leiding gevende, principiële orgaan van de Antirevolutionaire partij.

We willen uit de bespreking van Prof. Holwerda's rede een stuk citeren. Het is te vinden in de acht- • tiende- Jaargang, p. 45 v.v. Hier is het:

„Een woord van gloeiende bezieling, in één climax, wijzend op den Verhoogde, richt Professor HOLWERDA tot zijn hoorders in de oratie: De Crisis van het Gezag. Op Hemelvaartsdag uitgesproken, boeit zij onmiddel- . lijk onze aandacht door te wijzen op het fundamenteel karakter der bedoelde crisis en doet ons horen, dat het niet om iets bijkomstigs gaat, doch „om het recht van Christus Jezus", om het „in geding" zijn van „het Koninkrijk Gods". En dan neemt de schrijver zijn uitgangspunt in het herdenkingsfeit van den dag en spreekt het met nadruk uit, hoe de kleine kring op den berg van Hemelvaart de vervulling van den tweeden psalm beleefde voor de gehele wereld. Daarom, aldus Professor HOLWERDA, „is elke gezagscrisis niet maar een politieke kwestie, dooh een religieus stelling-nemen tegenover den Christus aan de rechterhand des Vaders". De schrijver (spreker) twijfelt er niet aan, of deze dingen zijn voor ons niet nieuw, 4och is van mening, dat , , we ook in onze kringen veelszins aan den rijkdom en den ernst van dit geloof (zijn) ontzonken." En hij geeft de gronden aan waarop deze laatste overtuiging

berust. Velen zouden namelijk menen, dat sinds de dagen van Noach in Gods bestel voor het mensenleven buiten het kerkverband, met name voor ons politiek bestaan, weinig zou zijn veranderd. Terwijl toch in werkelijkheid alles wat God toen werkte en al voortgaande heeft gewerkt, slechts ten doel had, den weg te banen voor Jezus Christus. „God zet tronen en Hij reikt zwaarden uit, opdat er ruimte zou komen voor den vasten troon van Christus; en als Christus zijn troon beklimt, dan verleent Hij Hem alle macht ook over aardse machten; Hij laat hun het zwaard, doch Hij stelt ze allen mèt dat zwaard, onder het bevel van Christus, opdat Hij ook daardoor alle dingen den Vader onderwerpen zou. De overheid is er dus om der verlossing wil Alle gezag is opgenomen en ingeschakeld in het eschatologisch heilswerk Gods AJle overheid is betrokken hij het dynamisch ingrijpen Gods ter verlossing " „En omdat Christus' werk iedereen aangaat, en zijn volmacht die van alle overheden beheerst en bepaalt, daarom kan Paulus dan ook in Rom 13, in het grote raam van het evangelie van Christus, de gezagskwestie steUeni ", als hij nu het vraagstuk van gezag en gehoorzaamheid stelt, dan is dat alleen maar vanuit het verlossingswerk in Christus Jezus."

Opzettelijk hebben wij hier Professor Holwerda uitvoerig aangehaald. Het is onze overtuiging, dat zó en niet anders in den Calvinistisch Christelijken kring over de bron en den zin van het staatsgezag behoort te worden gesproken. Dat wij aan deze idee van het regnum Christi een bezieling hebben te ontlenen, welke die der „theocratische" richtingen ver achter zich laat, en ook alleen in staat zal zijn tegen den schijnbaren werkelijkheidszin der revolutlonnaire stromingen het pleit op te nemen tot In de hitte ener vervolging toe. Aan minder heeft de antlrevolutionnaire politieke partij, hebben met name de antlrevolutionnaire jongeren niet genoeg. En voor elk „afgeleid" vraagstuk ligt hier en nergens anders het punt van uitgang."

Wanneer men na wat de Nieuwe Prov. Groninger ten beste gaf, dit stuk van Prof. Mekkes leest, wrijft men zich toch wel even de ogen uit!

Want het gaat in wat Prof. Holwerda schreef niet maar over een tweede- of derderangskwestie, maar, naar de eigen woorden van Prof. Mekkes, over „h e t cardinale vraagstuk der antirevolutionaire politieke belijdenis"!

En terwijl de N. Prov. Groninger in dit getuigenis van Prof. Holwerda de neerslag ziet van een oveacspannen kerkbegrip, van piëtisme, van het verlaten van de klassiek-gereformeerde lijn, van een beschouwing, die alle Christelijke actie dreigt stuk te breken, juicht Prof. Mekkes: zo en niet anders behoort in de calvinistische, christelijke kring over de bron en de zin van het staatsgezag te worden gesproken! En elk afgeleid vraagstuk moet vanuit wat Prof. Holwerda betoogde worden bezien en opgelost!

Inderdaad, als men deze dingen leest, wrijft men zijn ogen uit. Zou het ooit in één beweging zijn voorgekomen, dat wat in het ene orgaan daarvan als de prachtige en juiste vertolking van wat heel de beweging en alle actie beheersen moet wordt bejubeld, tegelijk in een ander orgaan als een jammerlijke ontaarding en een, misschien wel het grote, gevaar voor alle christelijke actie wordt gedoodverfd?

Nu zou ik op dit tegen elkaar inpraten omtrent wat het grondbeginsel der christelijke politiek moet zijn niet hebben gewezen, als het een geïsoleerd verschijnsel betrof. Maar het is niet het geval. Het is reeds eerder voorgekomen.

Ik denk hier aan de reacties op Z^jlstra's boek „Tenzij". Zoals bekend is, ontstond dit boek uit de bekende Zaterdagavondartikelen uit „De Standaard" van voor de oorlog. In de kringen van de wijsbegeerte der wetsidee werden deze hogelijk geroemd. Meermalen hoorde ik de verzekering, dat zij het beste bevatten van wat De Standaard in die dagen bood. Prof. Vollenhoven prees ze op zijn colleges bizonder aan. Maar zie: toen ze als boek verschenen werden ze door sommigen in de kring van de antirevolutionairen kortweg verdoemd. Prof. Zuidema verwierf in dat bedrijf een treurige vermaardheid. Hij schreef over het boek van Zijlstra een reeks artikelen, die als openbaring van 't vermogen om in de kleinst mogelijke omvang het grootst mogelijke aantal vernietigende kwalificaties samen te persen inderdaad een unicum .en een model zijn! Prof. Zuidema besloot zijn artikelen met deze niet bepaald vleiende tirade: „Zo is de verschijning van dit werk een symptoom van een betreurenswaardig verschijnsel: van den neergang van het Calvinisme, van z'n inzinking, van z'n zelfverminking, en dat in een tijd, waarin juist het echte, het waarachtige Calvinisme broodnodig is, en het staatkundige leven in elk geval niet gebaat is bij een vals kerkisme én een even vals negativisme bij een christendom, dat zichzelf isoleert."

Maar zie: ook in het officiële orgaan van de Ver. voor Calvin. Wijsbegeerte „Philosophia Reformata" verscheen een recensie van dit boek. En wederom van de hand van Prof. Mekkes, een collega van Prof. Zuidema, als bizonder hoogleraar in de wijsbegeerte der wetsidee. Hij schreef daarin o.a. het volgende:

„Wie kennis neemt van de gisting, welke plaats vindt in den heden zich gereformeerd noemenden kring, kan een lichte emotie van verwondering niet onderdrukken bij het aanlioren van de crltiek, die men durft (!!!) uiten tegen den inhoud van een werk als het 'hierboven vermelde.

Terwijl toch de voorspitsen der Doorbraak hoe

langer hoe meer opschuiven in onze richting, zijn er nog velen, die in de ure des gevaars achterom zien naar hetgeen op gereformeerd erf eer menschelijlce autoriteit dan den dienst van God zou kunnen aantasten. Dit was althans onze gewaarwording bij kennisneming van dit — helaas eerst vóór enkele maanden ons toegezonden — boek, waarover reeds veel was gezegd en geschreven.

Met den auteur kunnen wij verschillen, misschien t.a.v. een gewichtige centrale kwestie, wij kunnen het soms roekeloos trekken van consequenties en het doordraven van misverstanden (vgl. b.v. Ons Politeuma van Mei/Juni 1951) afkeuren, wij kunnen aanbevelen om toch vooral dieper in te dringen in de moeilijke vragen, die de , , wet der zonde" ons voorlegt, zulks alles neemt niet weg, dat, indien wij met onbevangen christelijke overtuiging het boek openslaan, de totaalindruk een verblijdende moet zijn.

Met waardigheid en liefde voor het oude beginsel heeft de schrijver van de Standaard-Zaterdagavondartikelen zich aan het werk gezet om uit den schat zijner belezenheid nog eens het gereformeerde volk tot den strijd, waarin hij zelf zijn beste jaren gediend heeft, aan te vuren.

Zeker, wij betreuren de separatie van het Gereformeerd Politiek Verbond, ons de realiteit van het waarschuwend woord van onzen Hoofdredacteur voor oogen brengende, dat God de door menschelijke willekeur geslagen scherven tot het laatste gruis aan stukken zal slaan. Maar dit kan niet wegnemen, dat wij bij zooveel gevaren in engeren kring het naar het grondmotief gerichte en door de woorden der Heilige Schrift gestaafde getuigenis van ons oud medelid met dankbaarheid begroeten.

Reeds lezing van de schoone bladzijde (158) over de werkelijke beteekenis vsin de macht, kan ons ervan overtuigen, dat het slechts de oude en na veel ondervinding verdiepte bezieling is die hier spreekt.

Het voorop stellen van het — overigens met gangbare theorieën over een neutraal gehandhaafd mandaat strijdige — regnum Christi (blz. 78), van de kerk als eerste openbaring daarvan in de afvallige wereld (blz. 222) kan slechts onze hartelijke instemming hebben. Wie meent met een onbegrepen leer der souvereiniteit In eigen kring zich te kunnen onttrekken aan de hier liggende pijnlijke problemeij, schiet niet mmder tekort dan het kerkelijk universalisme, waartegen hij wil optreden.

Wat nu de schrijver van Tenzij op blz. 87 over verbond en kerk opmerkt, heeft met zulk kerkelijk universalisme niets van doen, gelijk ons o.m. het verhandelde op blz, 189 in positieven, zin onderwijst."

Na enige kritiek besluit Prof. Mekkes zijn recensie aldus:

„Bijzonder erkentelijk zijn wij den Heer Zijlstra voor twee ernstige waarschuwingen, resp. blz. 399 en 427, met betrekking tot de handhaving van het waarachtig staatsgezag tegenover het ook onze gelederen bedreigend syndicalisme, en tegen het opdringen der de volksvrijheden bedreigende partij-eliten. Met hem zijn wij van oordeel, dat hierop de waakzaamheid der christelijk politieke partijen voorshands in de eerste plaats gericht behoort te zijn.

Moge bij alle afkeer van menschelijke „stelsels" (ook de W. der W. wenscht geen wijsbegeerte aan het leven (blz. 396) ten grondslag gelegd te zien!) de auteur van dit zoo christelijk waarschuwend boek mede door middel van den kring, waarin hij thans meent te moeten arbeiden, het zijne bijdragen tot dieper en reëeler bezinning op de problemen der christelijke politiek dan Protestantsch Nederland in het algemeen tot heden heeft kunnen opbrengen." •.-.-, ., ; , ƒ, „ •-^., , -/: , , !-; .i, : :

Ik vermoed, dat ieder, die' deze twee uitspraken naast elkaar legt en overweegt daar evenmin raad mee weet als ik.

Wie deze elkaar zo lijnrecht tegensprekende oordelen vergelijkt en in hun achtergronden tracht te peilen staat voor een raadsel.

Natuurlijk, men kan denken aan allerlei persoonlijke narigheid. En psychologen beginnen misschien te praten over ressentiment en rancune; het zich heenwerken over een boos geweten; het explosief reageren bij de eerste de beste gelegenheid om een verdrongen haat- of spijtgevoel lucht te geven enz. Maar dergelijke onderstellingen zijn inférieur. Men mag daaraan geen voet geven.

Maar als men tot geen prijs die weg op wil, dan komt juist met alle klem de vraag op ons af: waarmee hebben we in dit wonderlijk tegenstrijdige geschrijf, in dat lijnrecht tegenover elkaar staande beoordelen van precies hetzelfde dan toch te doen? Is hier geestelijke verwarring, verblinding? Is dit een, ondanks — of ook dank zij — zichzelf, denken en oordelen in kringetjes-categorieën? Is het een openbaring van een niet werkelijk en zakelijk gelovig Staan voor wat men zegt te belijden? Is hier toch weer „Real-politik" ?

Hoe dit ook zij: Het gesignaleerde verschijnsel is a f s c h u w e 1 ij k. Het is ook het allerbeste middel om de zenuw van een geestelijke beweging door te snijden. Het is tevens een probaat middel om de werkelijk principiële vorming van de jeugd grondig te vernielen. En zonder enige twijfel: dit tegen elkaar inspreken, dit vervloeken door de een van wat is een bij uitstek betreurenswaardig verschijnsel, dit is inderdaad een symptoom van de neergang van het Calvinisme, van z'n inzinking en zelfverminking. Wat kan men verwachten van een stroming, een beweging, een organisatie, een partij, die de bronnen van haar kracht, die echte Geestverwanten en vijanden niet meer weet te onderscheiden? Die niet meer kan oordelen over wat antirevolutionair of reactionair is?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Anti-Revolutionair of Reactionair?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's