GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbergin der 17de eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbergin der 17de eeuw.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ondrteekening der Belijdenis geweigerd.

VII.

De vrede was dus hersteld doch voor ol zoo kort. Nauwelijks den 22sten April uit Den Haag wedergekeerd, werden den volgenden dag Lydius en Levinus ter raadkamer ontbo den. De heeren waren ongerust, dat de door hen benoemde Remonstrantschgezinde kerkeraadsleden niet spoedig zouden worden bevestigd; daarom kreeg Lydius bevel om hen in hun ambt te zetten. Toen d^ overheid vernam, dat de kerkeraad daartoe Levinus de Raedt aangewezen had, schoon deze zelf beweerde, dat hem enkel belast was X.^ prediken, werd de zaak aan den kerkeraad overgelaten.

i) Getuige o. a het vergrijp der zeventien ouderlingen" in de Amsterdamsche Gemeente. 2) Ja, is zelfs, indien op hunne wijze de zege niet te behalen is, niet aan hun arbeid te danken dat voortgezet onderzoek mogelijk werd, waardoor (in het onderstelde geval, nl.) betere methode begeerd en mogelijk werd?

3) Getuige het verschil van houding in zake net «Synodaal Congres" van 1887 bijv. van het Classicaal Bestuur van Zierikzee en dat van Amsterdam omtrent 't al of niet schorsen van bezoekers daarvan Levinus is toen opnieuw aangezocht om de ouderlingen en diakenen te bevestigen, maar blijkbaar had hij er weinig lust in. Althans hij stelde voor, om het lot te trekken, hetgeen de kerkeraad niet wilde, maar waarin Lydius genoegen nam. Het lot wees toen Lydius aan, en om den vrede, in Den Haag geslo..en, niet te verstoren, besloot hij, schoon met een bezwaard hart, de bevestiging te doen, gelijk het den volgenden dag ook geschiedde.

Maar nu kwam eene moeilijkheid opdagen. Lydius kon niet werken dan met een raad der kerk, die op den bodem der belijdenis stond. Den 27sten April Stelde hij daarom aan de nieuw bevestigden een exemplaar van den Heidelbergschen Catechismus en van de Confessie ter hand met verzoek, om die mee naar huis te nemen, te onderzoeken en daarna te onderteekenen. Wel ging men hierover bij den burgemeester zijn beklag doen, maar toch kwam D. Huybertsen uit naam der anderen mededeelen, dat zij tot onderteekening bereid waren, indien zij met de andere broeders in den kerkeraad op voet van gelijkheid zouden verkeeren.

Doch den volgenden dag was men weder van gevoelen veranderd; er waren diepe punten in de Confessie, die men zonder bezwaring der conscientie niet vermocht te onderschreven, zoo werd aan Lydius verklaard. Lydius antwoordde, dat hij hen dan ook niet als kerkeraadsleden erkennen kon, en raadde ze aan, zich over die zaak in de vreeze Gods te beraden. En wat was het antwoord? Dat men over Lydius zou klagen, omdat hij van de hooge > poincten" niet wilde afstaan.

Het waardige weerwoord van den Gereformeerden leeraar luidde, dat de heeren Staten hem niet verboden hadden daarvan te spreken, als hij zich hield binnen de palen der Heilige Schrift, en dat hij daarvan niet zou afwijken om leven noch sterven onder beding van genade. Lydius wilde vrede, doch wenschte dien niet ten koste der waarheid. Daarom ging hij naar Maerlandt, die te voren diaken geweest was en in die qualiteit den Catechismus en de Confessie onderteekend had met vriendelijk verzoek, of hij zijn medebroeders eens vermanen wilde, om beide geschriften te onderschrijven Maar deze antwoordde: »Ick en diene geen opzicht te geven, doet het toecomende Vrijdagh zelf.”

Den 29sten April moest Lydius weder voor de heeren verschijnen. Geduldig ging hij naar de raadkamer, waar burgemeester van Stoicten hem vraagde, waarom hij een nieuwe inquisitie zocht in te voeren, door onderteekening van de belijdenisschriften te eischen.

Eigenaardig is het, dat de Remonstranten van die dagen gelijk die van dezen tijd bang zijn om op Room; che paden te wandelen, niet wetende, dat zij daarop met beide voeten reeds staan. Lydius antwoordde, dat de orde der kerk, gelijk die door de overheid der stad was goedgekeurd, de onderteekening eiscbte. Des burgemeesters weerwoord was, dat de resolutie der Staten moest gevolgd en dat Lydius die had aangenomen, toen hij voor de Staten verschenen wasi Lydius kon dit niet onweersproken laten, en hield vol, dat in de vergadering der Ed. M. Staten niets anders was toegegeven, dan dat de van overheidswege gekozen kerkeraadsleden bevestigd zouden worden. Doch men heette dit liegen en sprak ook met Visscher, die echter hetzelfde als Lydius beweerde en naar waarheid.

Er werd daarop een acte gesteld en Lydius tehuis gezonden, waarin te lezen stond, dat de nieuwe kerkeraadsleden verklaard hadden, den Catechismus en de Confessie van ganscher harte aan te nemen, behoudens > eenydervan hunlieden zijn vrije ghevoelen over de vijf poincten, tusschen de kerckedienaren ten dezen tijde controvers, " waarmede de magistraat genoegen nam en uitsprak, dat de kerkedienaren en kerkeraadsleden daarmede ook contentement te nemen hadden.

Het moet erkend worden, dat de overheid zich hierbij eenigzins terecht beriep op de Staten van Holland i). Immers dezen hadden reeds in den jare 1610 besloten bij meerderheid van stemmen om aan de dassen te schrijven, dat de predikanten van 't gevoelen in de Remonstrantie (de vijf punten) uitgednikt, zijnde in actueelen dienst «van de censuren der anderer predikanten deser aengaende, souden blijven bevrijdt: ende dat men d|aenkomende kerckendienaren in het examineeren vorder niet en soude beswaren, als van ouds gebruyckelijck geweest, ende sonderHngh in 't stuck van de Praedestinatie, hoogher noch swaerder niet als inde vijf bij gevoechde Artijckelen wordt verklaert 2)." Wel had de classis van Leiden fier hierop geantwoord, dat men zich daarnaar niet wilde voegen, doch die van Woerden, voorzoover ons bekend, had dit niet gedaan.

Toch kan het ons niet verwonderen, dat Lydius in de acte van de overheid geen genoegen nemen kon. Immers het gaat niet aan, den Catechismus en de Geloofsbelijdenis aan te nemen en te gelijk de vijf artikelen der Remonstranten te beamen; Lydius gevoelde als Christen en als scherpzinnig Godgeleerde, dat de Remonstrantie eene loochening was van alle hoofdstukken der leer. Als goed Gerefor meerde kon hij bovendien niet toegeven, dat de overheid recht had zich ingrijpend in de zaken der kerk te mengen.

Maar nog meer zou men Lydius den voet dwars zetten. Niet alleen dat men inplaats van Maerlant, die oudeding geworden was, Van Galen benoemde om van overheidswege de vergaderingen van den kerkeraad te controleeren, maar ook werd hem er een verwijt van gemaakt, dat hij, toen Levinus ziek was, en hijzelf zich ook onwel gevoelde, den predikant Josias Houtenus uit Zeeland had laten prediken. Doch Lydius zou ditmaal niet buigen; fier gaf hij der overheid ten antwoord »dat hij volgen soude 't gene in de ordre der kercke dies aangaende was besloten." 3) . De Magistraat wilde echter eens toonen, dat hij alles wenschte te beproeven om de kerk te overheerschen. Hij verzocht zekeren predikant Spynhovius van Utrecht om in Oudewater te komen prediken. Dit deelde de burgemeester aati Lydius mede, die antwoordde, dat schoon hij zich voor de predikatie had voorbereid, hij bereid was om de zaak aan de ouderlingen voor te dragen. De zaak kwam ook voor de opzieners der gemeente, die, zeker uit vrees voor Remonstrantisme, en niet gediend van een opgedrongen prediker, aan de overheid zeide, dat hun eigen leeraar zou prediken. Vóór den aanvaiig van Lydius* predlkafe, had er nog een hevig tooneel plaats in de > kerkekamer. De burgemeester Van Swieten en de vertegenwoordiger der overheid, kwamen binnenstuiven, en spraken

i) Wagenaar, Vad. Hist. Deel X bl. , 35-2) Trigland. Kerk. Gesch. bl. 536 3) Hist. Verhael van de voomeemste Swaricheden 1 enz, binnen Oudewater.

bitsere woorden, de burgemeester zeide nog bij het heengaan : »hij soude hier in so versien, dat hem een ander daaraen zoude spiegelen." Dit nam niet weg, dat Lydius ongestoord predikte; men durfde het niet aan om hem met geweld van den stoel te weren.

Den 26sten Juni werden de vijandelijkheden hervat. Van Galen woonde de vergaderingen van den kerkeraad bij als daartoe door de overheid gecommitteerd. Maar de vraag rees, mocht hij een keurstem daarbij uitbrengen? Lydius zeide »Neen, " doch de Raedt gaf als zijne meening ten beste, dat Van Galen mocht medestemmen, indien hij zich slechts hield aan Gods Woord.

Lydius las de resolutie der Staten voor, die met geen woord daarvan gewaagde. Doch de zaak werd niet verder behandeld, omdat een tweetal ouderlingen niet ter vergadering aanwezig was. Van Galen zeide, dat hij geen nul in 't cijfer wilde zijn en ging ten slotte al dreigende uit de veYgadering. Doch er zou nog heviger strijd otitbranden, doordat Levinus de Raedt zich ook in de leer deed kennen als een volbloed Remonstrant.

( Wordt vervolgd? )

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbergin der 17de eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 november 1888

De Heraut | 4 Pagina's