GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Cen brief uit de valleien.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cen brief uit de valleien.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De kerken van Walcheren ontvingen uit Geneve een brief van de kerk aldaar, waarin gesloten was een schrijven op last van de algemeene vergadering der kerken in de valleien van Pieraont geschreven, mededeelende, dat de toestand der Waldenzen droevig was door de wreedheid van hun trouwelooze vijanden, zoodat »de uiterste ruïne" te verwachten was. De classis liet beide deze brieven drukken en met eene voorrede uit haar naam zenden aan de andere dassen van Zeeland, de afgevaardigden van de Synode van Zuid-Holland, aan den raadpensionaris en aan de burgemeesters van Middelburg. De raadpensionaris gaf aan, den Staten van Zeeland te vragen eene collecte en een bededag voor de Waldenzen te mogen houden. Tegelijk bleek, wat de politieken zoolang in onzekerheid had gehouden. Immers vernam de classis, dat de hertog van Savoye, in wiens naam de vervolgingen der Waldenzen plaatshadden, beweerde, dat de Waldenzen zelven de schuld waren, waarom de vervolging over hen was uitgebroken. Maar de burgemeester, schout en raden der Evangelische steden en plaatsen des eedgenootschaps van Zwitserland, Zurich, Bern, Glowers, Bazel, Schaffhausen en Hoppenzell schreven 20 Sept. i66z aan de Hoog Mogenden een brief, waarin ze de Wal­ denzen verschoonden en verzochten hunne hulp te »continueeren" zooals zijzelven dat deden. De classis volgde den raad van den pensionaris en kreeg van de Staten dat zij daarover met elkaar zouden spreken. Terzelfder tijd maande de classis de kerkeraden van de steden op Walcheren aan, om hunne magistraten op te wekken tot spoedigen bijstand der Waldenzen. Met dit een en ander ging een jaar voorbij en nog was men geen

stap ten voordeele der Waldenzische vervolgden vooruitgekomen. Daarom achtte de kerk van Geneve het haar plicht om in het begin van 1664 nog eens de Nederlandsche kerken, met name die van Zeeland, te smeeken, spoedige hulpe aan te brengen aan de Waldenzen, die vervolgd en verdrukt werden, met geld en gebed. Dit hielp. De collecte werd door de Heeren Staten toegestaan op 10 Februari. Hierover verblijdde zich de classis van Walcheren bijzonder. Zij bepaalde echter, dat de collecte kerkelijk zou zijn. Rezen daarin het begin eenige bezwaren tegen van de zijde van enkele magistraten, zij verdwenen echter spoedig op verzoek der classis. De collecte, die der classis Walcheren werd toevertrouwd, bedroeg niet minder dan 1870 ^19 Sch. 7 gr. (ruim ƒ 10, 000) en werd terstond door de afgevaardigden aan den heer Coopmans van Haarlem gezonden, door wiens bemiddeling het weer in handen der AValdenzen kwam. De dankbaarheid, welke zij hierover gevoelden, spraken de vervolgden der bergen uit in een schrijven, waarin zij beleden, ^hoezeer hunne ingewanden daardoor zijn verkwikt geworden." Tegelijk toonden deze broederen hun medelijden over onze breuken en hoezeer hun gesmart had de plage, die «ij verstaan hadden, dat eenige dezer provinciën drukte. JDe brief van welke wij hierboven gesproken hebben en die door de kerk van Geneve 8 Juli 1662 aan de broederen in Nederland was geschreven, luidt als volgt:

Mijne heeren en zeer geëerde vaders en broeders! Indien gij niet wist, van welken aard zij zijn, met wie wij te doen hebben, zouden wij vreezen geene woorden te hebben, krachtig genoeg om u op de hoogte te stellen van de behandeling, die men ons aangedaan heeft en de ongewone bedriegerijen (indien er ongewone kunnen zijn voor den Raad tot uitroeiing der ketters)' waarmee men ons om den tuin leidt, daar het volstrekt onmogelijk is voor hem, die het niet ondervonden heeft, te gelooven wat het is. De kameleon is vast van kleur in vergelijking met het veranderlijke, dat men vindt aan deze ellendige onderhandelaars, welke degenen, die ons vervolgen, terwijl zij zich dekken met den naam van onzen goedertieren vorst, dien zij vreeselijk bedrogen hebben, gebruikt hebben, om ons moê te maken onder voorwendsel van een zeer aannemelijke bemiddeling, bedacht, zooals de uitkomst het heeft doen zien, niet om ons de rust te doen genieten, die zij ons beloofde, maar ons een beletsel in den weg te stellen, zoo krachtig, dat zij (de rust) nooit ons deel zou kunnen worden, zooveel mogelijk van binnen verdeeldheid roerende en van buiten alle goede vrienden van ons af keerig makende of hun den voet dwars zettende, wanneer hunne ingewanden van medelijden jegens ons bewogen waren of zij genegen waren tot een krachtdadig tusschenbeide komen, tengevolge waarvan de dingen bekend en hersteld zouden zijn. Deze ongelukkige verraders, die ons een gelaat toonden, blank van oprechtheid en bereid tot goede diensten, en met de andere groote heeren, welke elkaar geholpen hebben, om ons te verrassen, ons gouden bergen beloofden, onder beding van de onderwerping, welke zij vroegen, geven ons nu een gelaat te zien, rood van toorn en bedreiging, zooals gij dat kunt merken uit de copie van den schoonen brief, welken dé markies de Pianesse ons heeft laten schrijven uit Turijn zelve, De brief'heeft ons" zoozeer verrast, dat wij niet meer hebben geweten, waarheen ons te wenden, tenzij om onze toevlucht te nemen tot God en onze goede vaders en broeders, die zeer groot medelijden met ons moeten hebben, indien zij goed ingelicht worden èn omtrent de rechtschapenheid van onze handelingen (welke men anders tracht voor te stellen) èn omtrent de vreeselijke bedriegerijen, waardoor men ons tot zoo groote wanhoop vervoert. Gelaten en standvastig wachten wij af, wat het onzen goeden, barmhartigen Vader behagen zal ons te geven.

Het medelijden is juist gekomen, toen al de onzen reeds hunne handen ten hemel hieven in de hoop, die zij koesterden, spoedig het gunstige besluit te zien van onze herstelling en onzen vrede, die ons plechtiglijk en met zooveel heilige eeden was beloofd, met het oog.vooral op de gunstige omstandigheid van de komst van den gezant der zeer eerwaardige en machtige Evangelische kantons en de overgave van de brieven van tussclienkomst niet alleen van de genoemde kantons, maar zelfs van vier andere der voornaamste Protestantsche mogendheden aan zijn Koninklijke Hoogheid.

DE GAAY FORTMAN,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1889

De Heraut | 6 Pagina's

Cen brief uit de valleien.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1889

De Heraut | 6 Pagina's