GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Collegiaal stelsel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Collegiaal stelsel

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIL

Uit het geschiedkundig overzicht, dat thans aan onze lezers \; ierd voorgelegd, is hun dan nu gebleken, wat gittige paddestoel in het kerkelijk woud dit Collegiale kerkrecht is; en ook hoe dringend noodzakelijk het is, dat de leidende geesten eenigszins betere studie van de beginselen van ons kerkrecht gaan maken.

Onkunde op dit terrein is voor wie in de kerke Gods leidend wil optreden, wezenlijke zonde.

Stelt men zich toch wel voor, dat de invoering van dit booze stelsel door de organisatie van 1816 nooit denkbaar zou geweest zijn, indien de toenmalige Opzieners der gemeente ook maar eenig behoorlijk onderricht, dien naam waard, in het Gereformeerde kerkrecht hadden ontvangen, dan tast men, hoe deze zondige onwetendheid aan de kerk van Christus in deze landen al den jammer berokkend heeft, die in steeds klimmende mate openbaar werd.

Bij een wond aan hand ot voet, zou men geen operatie toelaten dan vaa een kundig arts, die wist wat hij deed en chirurgisch geoefend was; en onderwijl durfden onze kerkelijke artsen het aan om heel ons kerkelijk gestel om te zetten, zonder dat ze ook maar eenige medische studie, dien naam waard, van heel dit ziektegeval gemaakt hadden.

Zelfs was dit kwaad zoo. diep ingeworteld, dat ook de herlevende orthodoxie nog jarenlang om kerkrecht lachte. Als men maar evangeliseerde, wat kwam er dat splinterige kerkrecht dan nog op aan! En dit door en door oppervlakkig gekeuvel is toen mede oorzaak geworden, dat ten slotte de belijders des Heeren vijandig tegen elkander over kwamen te staan en de fakkel der tweedracht in ons legerkamp is geworpen.

Als men maar dapper vocht, dan deed de tactiek er niet toe; en het eind was, dat de opmarcheerende troepen in verwarring geraakten, en de ééne divisie van ons korps haar vuur tegen de andere divisie opende, en dat de gemeenschappelijke vijand zich in de handen wreef van genot.

Hoe het onder zulke omstandigheden mogelijk was, dat zelfs «Christelijke Gereformeerde" predikanten, en daaronder toongevers, deze zaak nog en bagatelle behandelden, blijft ons een raadsel.

Het kreeg hierdoor den schijn, als hadden ook zij zich nooit rekenschap gegeven, noch van wat het Collegiaal kerkrecht is, noch van het doodelijk gif, dat in dit kerkrecht voor alle kerkelijk leven schuilt. En soms zelfs verkeerden we onder den indruk, als had men liever gehad, dat ook wij dit punt maar blauw blauw hadden gelaten, en alsof men minder voor de doodelijke gevolgen van dit gif, dan voor het verwijt dat men gif had ingenomen, beducht was.

Dat het Reglement van 1869; natuurlijk niet naar de bedoeling der opstellers; maar niettemin feitelijk op en top Collegialistisch was, werd niet alleen niet terstond gevoeld, toen de vinger op de wonde wierd gelegd, maar ons, die op het gevaar wezen, verweet men zelfs de onedele bedoeling, om spijkers op laag water te zoeken. En twee jaren zijn noodig geweest, om althans een aanmerkelijk deel dezer broederen het gevaar te doen inzien.

Dit alles nu zou natuurlijk geheel anders geloopén zijn, indien in het begin dezer eeuw aan de Academie behoorlijk onderricht in het historisch en systematisch kerkrecht ware gegeven. Dan toch zouden de predikanten, die in 1816 op de bres stonden, de organisatie van 1816 principieel hebben aangetast; de mannen van 1834 zouden, met helder inzicht in het valsche systeem, er terstond het zuivere systeem tegenover hebben geplaatst, zoodat een Reglement als dat van 1869 nooit in de wereld ware gekomen; en zij, die daarna de orthodoxe beweging leidden, zouden noch ooit in de Confessioneele wateren verzeild zijn geraakt, noch in Methodi'ïme heul hebben gezocht, noch de Luthersche denkbeelden op het stuk van kerkrecht, ter weeroprichting van een Hiërarchie, gecopiëerd hebben.

Studie is noodig; studie ook van het kerkrecht. Wie bij een bosch woont, wordt er van jongs af tegen gewaarschuwd, om bij het snijden van champignons toch voorzichtig te zijn, omdat de giftige paddestoelen soms zoo wonderveel op de echte champignons lijken. En zouden dan de dienaren Christi er geen studie en moeite voor moeten over hebben, om het onderscheid tusschen het echte kerkrecht en dezen giftigen paddestoel van het Collegiale stelsel te leeren inzien; vooral nu het feit notoir is, dat de vergissing reeds herhaaldelijk is voorgekomen en zoo droeve gevolgen na zich sleepte.

Zie het eens aan Voetius' Politica Ecclesiastica wat werk onze vaderen in hun beste dagen van het kerkrecht maakten, en leer het uit hun Synodale en Classikale besluiten, hoe uitnemend destijds elk predikant in de goede beginselen doorkneed was.

En wat dan te zeggen van een toestand, als waarin wij thans leven, nu de confessioneele richting in haar orgaan, het Kerkelijk Weekblad, nog zelfs niet schijnt te vermoeden, dat er nog een ander en beter kerkrecht dan dat der Synodale organisatie bestaat; nu de dusgenaamde yiGereformeerde Kerk" er zelfs geen flauw besef van toont te bezitten, hoe ze een Antinomiaansch kerkrecht tegenover het Gereformeerde overstek; en organen als de Roeper e. a. zich nog altoos aanstellen, als school er tegenover deze historische en systematische studie heil in wild redeneeren en holheid van taal.

Toch ontmoedigt dit ons geen oogenblik.

Het zou dit wel, zoo we het verleden niet kenden, en niet wisten hoe al dat kwaad de natuurlijke vrucht is van het schandelijk verzuim, waaraan men zich in de tweede helft der vorige en de eerste helft van deze eeuw ten opzichte van het kerkrecht van Gereformeerde zijde heeft schuldig gemaakt.

Het kwaad dat allerwegen aan den dag komt, is gevolg vd^aeta gemeenschappelijke schuld.

En zien we nu, hoe in de korte jaren, dat de studie van het Gereformeerde kerkrecht opkwam, reeds zoo ongemeen veel gewonnen wierd; dat de knapste denkers onder alle groepen weer oog voor het rechte pad krijgen; en de tegenstand nog schier alleen komt van hen, die het > brood eten in het zweet zijns aanschijns" ook op wetenschappelijk gebied nog nooit geleerd hebben; — dan zien we met blijde hope de toekomst tegen, en maken ons sterk, dat, eer we tien jaren verder zijn, de kennis van het Gereformeerde kerkrecht reuzenvorderingen zal gemaakt hebben, en allengs zoomeer heel den kerkdijken toestand zal gaanbeheerschen.

Streden we voor den triomf van een stelsel van eigen vinding, we zouden zoo boud niet spreken; maar nu ons streven geen ander is, dan om aan Gereformeerde belijders steeds meer duidelijk te maken, welke eischen uit deze hun Gereformeerde belijdenis voor hun kerkelijk leven voortvloeien, nu staat het bij ons vast, dat de les der historie zóó overweldigend en de stevigheid van het echte stelsel derwijs imposant zal blijken, dat de tijd »2Ö^^ komeii, waarop zelfs de achterlijkste zich ten leste gewonnen geeft; niet aan ons, maar aan de waarheid.

Nu verkeerden we dusver in den waan, dat het genoeg was, daartoe op het Collegialistisch stelsel ie wigzen, en dat dit duidelijk genoeg in zijn afschuwelijkheid aan al onze broederen voor oogen stond, om er hun aanstonds al het ontzettend gevaar van te doen inzien.

Zoodra ons echter bleek, dat meer dan één niet recht duidelijk wist, wat met Gollegialistisch kerkrecht bedoeld wierd; er dus naar giste; en er derhalve onmogelijk het gevaar van kon inzien; namen we het besluit dit stelsel historisch en systematisch toe te lichten.

Historisch is dit nu in de voorafgaande artikelen geschied. Thans gaan we dus tot het systematische over, om, afgezien van alle historische aanleiding, aan onze lezers een blik te geven in het wezen en den samenhang van dit stelsel.

Want wel lag dit systematische voor den kenner reeds in de historische uiteenzetting gegeven, maar toch kan het veler helder inzicht bevorderen, zoo het stelsel zelf nogmaals ordelijk en in samenhang wordt uiteengezet.

Uitgangspunt zij hierbij de verklaring, dat het Collegiaal kerkrecht niets anders is, dan de overbrenging op het heilig erf van Christus' kerk van het booze stelsel dat de Fransche Revolutie voor den bouw der Staten aan Hugo de Groot en Rousseau ontleende en tot heerschappij in de publieke opinie bracht.

Zoo raakt het dus in de eerste plaats de Gezagsquaestie, het hoogheilig vraagstuk van Gods souvereiniteit.

Een »genootschap" of „college" staat onder ^ee7i gezag, en laat slechts zooveel autoriteit ia eigen boezem gelden, als het zelf instelde, oprichtte en in stand liet.

De bron van alle gezag in een „genootschap", ligt dus niet in God, niet in Christus, noch ook in het Woord van God, maar eeniglijk en alleen in den wil der personen die het genootschap oprichten, en, voorzoover zulk een genootschap op den sterken arm een beroep doet, in de wet van den Staat.

Hier ligt dus de wortel van het kwaad.

Immers hierdoor is het Collegiale stelsel niets minder dan een feitelijke loochening van de Souvereiniteit des Heeren HEEREN en van het koninklijk gezag van Christus in zijn kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Collegiaal stelsel

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1889

De Heraut | 4 Pagina's