GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

BONIFACIVS.

Een der eerste martelaren van Christus' kerk in de Nederlanden, die met name genoemd worden, is Bonifacius geweest. Hij leefde in een tijd, toen de Christelijke kerk al veel van haar zuiverheid had ingeboet. Sinds zij te kwader ure het hiërarchisch beginsel had ingehaald, was de klove tusschen de gemeente en de ambtsdragers, die de Heere in haar midden gevestigd had, grooter geworden. Vooral zij, die tot de bediening des Woords en der Sacramenten en de regeering geroepen waren, hadden meer en meer vergeten, dat zij slechts een dienende macht ontvingen. Tusschen geestelijken en leeken werd onderscheid gemaakt; maar dat niet alleen, ook de geestelijken werden in meerdere en mindere onderscheiden, terwijl de eersten over de laatsten begonnen te heerschen. De invloedrijkste onder hen was de bisschop van Rome, die zichzelven den naam van paus had gegeven en de geestelijken van andere landen aan zich onderworpen. Den krachtigsten weerstand hadden de geestelijken in Engeland geboden, maar eindelijk waren ook zij bezweken. Wat de gevolgen van de invoering der hiërarchie zouden zijn, zagen toentertijd de meesten niet in. In allen gevalle begreep JBonifacius dit niet. Dat hij toch zoo trouw meewerkte, om ook Engeland en straks ons vaderiand onder de heerschappij des pausen te brengen, geschiedde te goeder trouw. De eenheid van 's Heeren kerk op aarde verlegde hij en het was hem en velen anderen in zijne eeuw *"« genoeg, dat die eenheid in den eenigen Koning, Hoogepriester en Profeet lag, hij verlangde ook die eenheid Uitwendig belichaamd te zien, en wel in den paus. Hij durfde dezen anders wel weerstaan, als hij iets verkeerds in hem zag. Paus Zacharias bestrafte hij ernstig, Omdat op zijn naam bedieningen in de kerk werden verkocht. Niet minder beslist klaagde hij bij den paus over het slechte voorbeeld, dat men »te Rome aan de onbeschaafde Duitschers gaf, doordien men daar op den eersten Januari aan allerlei bijgeloof toegaf, de vrouwen armen en beenen met amuletten omhingen en dergelijke zaken openlijk werden te koop aangeboden." Voor ons is dit een beletsel in de prediking des Woords, zeide hij, en hieraan was zijn leven gedurende 30 jaren gewijd. Daartoe had hij land en maagschap verlaten. De eere van den Christus drong hem er toe, verklaarde hij zelf in eenige zijner brieven.

Omstreeks het jaar 680 zag Bonifacius, die eerst Winfried heette, het levenslicht te Kinon in Devonshire (Engeland). Zijne ouders behoorden blijkbaar tot den aanzienlijken stand. Daarom was zijn vader er tegen, dat hij geestelijke wilde worden en in een klooster gaan. Maar de man moest toegeven aan den wensch des jongelings. Bonifacius bleef echter niet lang in het klooster. Hij verlangde het Evangelie te verkondigen en dat wel onder de heidenen van Nederland en Duitschland. In 715 trok hij de Noordzee over, kwam volgens sommigen op het eiland Walcheren aan en trok terstond door naar Wijk bij Duurstede. Hier was hij in het land der Friezen, waar koning Radboud woedde tegen de Christenen; maar het gelukte hem niet een luisterend oor onder de heidenen te vinden. Hij keerde dus naar zijn vaderland Engeland terug, en kwam juist in zijn klooster, toen de abt stervende was. Hem werd toen aangeboden diens plaats in te nemen. Doch Bonifacius wilde hiervan niets weten. Hij verlangde weer naar de heidenen, om dien van den Heere Jezus te spreken. In 718 rende hy weer weg, eerst naar den paus, om diens goedkeuring op zijn voornemen te vragen, en toen naar Duitschland en einkelijk naar Friesland, waar hij drie jaren lang van den Heere sprak, In 722 vinden we hem weer in Duitschland, waar hij onder veel tegenstand van allerlei aard, jaren achtereen het Evangelie verkondigde, nadat hij door den paus tot zendeling was gewijd. Het meest had hij te lijden van hen, die hem hadden moeten steunen, de priesters en de monniken, vooral omdat hij de oogen niet wilde sluiten voor hunne zonden, maar ze ernstig bestrafte. Zeventien jaren later had hij reeds omstreeks honderd duizend heidensche Duitschers gedoopt. Vaak verkeerde hij in groot levensgevaar. Bekend is, wat hij te Geismar in Opper-Hessen deed. Daar stond een eeuwenoude eik van grooten omvang, die aan den zoogenaamden Dondergod gewijd was en door het volk met vreeze werd aangezien. Meermalen had Bonifacius den bijgeloovigen de nietigheid hunner afgoden aangetoond en de dwaasheid van hun eerbied voor den eik. Tevergeefs. Waren de heidenen onder zijne prediking, dan waren zij onder een indruk. Maar als zij weer den boom zagen, was al het gehoorde vergeten. Bonifacius besloot eindelijk den boom te vernietigen. Op zekeren dag ging hij van de zijnen vergezeld en met een groote bijl gewapend naar den boom. Dit trok de aandacht der bevolking, die hem in grooten getale volgde. Aan den boom gekomen en ziende wat Bonifacius doen wilde, zagen zij den zendeling met woede aan en wachtten niet anders dan de wraak der afgoden over den schenner der heiligheden. Bonifacius ging kalm zijn gang; kloofde den reuzenboom in vier stukken en velde hem neer. Toen hem niets overkwam van den gevreesden afgod, was het hart des volks hiervan afgetrokken. Van het hout werd een kerk gebouwd.

In zijn arbeid ondervond Bonifacius den steun des pausen en der Frankische vorsten, vooral van Pepijn en Karloman. Uit zijn eigen vaderland zond men hem vele boeken, met afschriften van de Bijbelboeken en eenige uitlegkundige werken, en Bonifacius was vooral met de eerste zeer ingenomen, want hij predikte altijd uit Gods Woord en leerde zijn hoorders eerbied te hebben voor den Bijbel. Onbillijk handelde hij echter alleen tegenover hen, die zich niet voor de hiërarchie wilden buigen. Immers rustte hij niet, voordat hij ze onschadelijk voor de gemeente gemaakt had.

Drie én dertig jaren achtereen, van 722-755 namelijk, bleef hij in Duitschland, predikende, bisdommen oprichtende, kloosters stichtende, kerkvergaderingen houdende, leerlingen uitzendende onder de heidenen Toen besloot hij nog eens naar Friesland te gaan en daar zijne werkzaamheid als zendeling - want hij gevoelde dat zijn einde naderde - te sluiten. Zijn ambt van aartsbisschop van Mentz droeg hij aan een zgner vrienden over, om als eenvoudig zendeling voor den laatsten keer het Evangelie te prediken. Met een klein gevolg van geestelijken, monniken en dienaren scheepte hij zich in en voer den Rijn op naar Friesland Onderweg voegde zich de bisschop van Utrecht, Eoban, bij hem. Zij trokken het land in alle richtingen door en verkondigden overal den Heere Jezus. Duizenden werden gedoopt en vele gemeenten gesticht. Maar ook het heidendom rustte niet Het had toch onder den Frieschen koning Radboud II nog eens het hoofd opgestoken. Maar het was niet meer het oude krachtige heidendom, getuige de zegepralen van het Christendom in zoo groote mate. Des te bitterder was het. Dat ondervond Bonifacius. Op zekeren dag ontbood hij de pas gedoopten aan de rivier de Borne nabij Dokkum, om hun het vormsel toe te dienen. Het is de vroege morgen van den sen Juni. Daar hoort Bonifacius in de verte het geluid eener naderende schare. Hij treedt ze verheugd tegemoet, denkende, dat het zijn geestelijke kinderen zijn, die hij wacht.

Maar neen, het zijn heidenen, vijanden, die, verbitterd over den afval van vele hunner landgenooten, den bewerker van dezen afval willen dooden. De tochtgenooten van Bonifacius willen hem verdedigen, maar de grijze prediker verbiedt het. Liever gaat hij hen voor in gebed. Ernstig vermaant hij de zijnen niet te vreezen voor degenen, die het lichaam dooden, maar de ziel niet kunnen dooden. »Vertrouwt op den Heere en zijne beloften", roept hij. Daar treft hem het wapen eens heidens en hij sterft en met hem de 52 tochtgenooten.

DE GAAY FORTMAN,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1890

De Heraut | 4 Pagina's