De martelaren.
LXXIX.
GERARD KOOPMAN.
Hoe donker en droevig de kerker voor de martelaren was, vonden zij daar toch ook hunne vertroostingen in de gemeenschap met hunnen Heere, met hunne medegevangenen, met de gemeente en het gezin buiten de gevangenis, die hunner gedachtig waren. Dat voorrecht genoot Gerard Koopman, toen hij in 1569. waarschijnlijk te Brussel, om der waarheidwil gevangen zat. Den 4en Februari schreef hij eenen brief aan zijne vrouw, waarin hij van zijn martelaarslijden mocht gewagen.
Zijne rechters waren niemand minder dan de beruchte leden van den Raad der beroerten Vargas en Delrio Drie uren lang ondervroegen zij hem en dreigden hem met pijnigingen. Toen zij vernamen, dat hij een dienaar van den Heer van Kuilenburg was geweest, staken zij met hem den draak en zeiden: »Dan hebt gij den duivel gediend". Niet minder bitter waren zij tegen hem gestemd om zijne belijdenis van den Heere.
Opmerkelijk is wat hij verhaalt van zijne overbrenging naar een der vreeselijkste kerkers van Brussel, waar nieuwe 1 martelingen hem wachteden. De Vargas had hiertoe bevel gegeven. »Toen wij daar gekomen waren, " schrijft Koopman, skon men nergens hem vinden, die de sleutels van de gevangenis had, zoodat zij genoodzaakt waren mij weder naar de gewone gevangenis te brengen, waar ik eene goede kamer had als in mijn eigen huis en goed gezelschap, benevens de benoodigdheden om te schrijven en brieven te verzenden, zoo dikwerf mij dit behaagde. Zie hier, hoe wonderbaar God mij vertroost. En al wilde men mij nu van avond naar eenen anderen kerker leiden, blijft het toch altijd eene groote genade van God, dat ik het den vorigen nacht goed gehad heb en het voorrecht had, om u dieu brief en nog eenen anderen aan mijn bro, der en aan Gerard Roch te zenden." Wat een taal 1 Ja, ook zij, die sterven om den naam des Heeren, gewagen tot hun stervensure van de uitreddingen des Heeren. Eenigen tijd daarna stierf de martelaar den dood eens misdadigers, alleen omdat hij tegen het pausdom gesproken en de zuiverheid van het heilig evangelie beleden had. Hij liet een vrouw en kinderen na, van wie hij echter voor zijn sterven zich ontslagen mocht rekenen, omdat hij verzekerd was van de barmhartigheid Gods voor hen.
MARKUS DE LANNOY.
Verraad heeft alle tijden door zijn rol gespeeld onder de gemeente des Heeren. Judas verried den Heere en 's Heeren onderdanen hebben met vele Judassen te doen gehad. Een dezer verraden is Markus de Lannoy. Ge boortig van Doornik haa hij tot zijn 54ste jaar daar gewoond. Toen vestigde hij zich te Antwerpen. Daar h'eld hij zich verborgen voor zijne vijanden, maar twee waschvrouwen, die bij hem het linnen kwamen wasschen verrieden hem. Spoedig was hij gevangen man en werd onderzocht door den markgraaf. Deze vroeg hem o. a. of hij met Paschen gebiecht had. Neen was het antwoord. Hebt gij dan de predikatiën en het Avondmaal der Gereformeerden bijgewoond ? Ja, zei de Lannoy, ofschoon ik nu in geen twee of drie malen aan het Avondmaal heb aangezeten.
Gaarne wilden de rechters uit zijnen mond de namen der medegeloovigen bejagen, maar zelfs de dreiging met de pijnbank kon hem slechts de nam, ; n doen noemen van degenen die niet in het land waren. Zelfs de pijnbank, die hem drie weken lang het loopen onmogelijk maalue, ontlokte hem den naam van den predikant van An> w^pen niet. »Zijt gij dan in langen tijd niet ter kerk geweest? '' vroeg hem de rechter. »Gedurende twintig of denig jaren ben ik niet meer dan twee of driemalen in de mis geweest, " was het antwoord, »alleen heb ik vijf mijner kinderen in de Roomsche kerk laten doopen, omdat ik geen gelegenheid had ze elders te doen doopen.' Aan eenen Minderbroeder, die hem vroeg, wie hem zoo moedig maakte om zich zoo lang te laten martelen en staande te houden wat hij gezegd had, antwoordde Markus, dat het Gods Woord was.
Den 7den Juli kwam een andere Minderbroeder, die hem aanzeide, dat hij door den markgraaf gezonden was, om hem bekend te maken, dat hij des anderen daags sterven zou, indien hij niet tot de Roomsche keik terugkeerde. Maar de marcelaar liet zich geen vrees aanjagen. Hij wachtte af, wat de Heere met hem doen zou. En dit bleef hij tegenover anderen, die hem kwelden, volhouden.
Ook schreef hij brieven in den kerker. Bij gebrek aan inkt, gebruikte hij het sap van zwarte krieken. Daags voor zijnen marteldood schreef hij aan zijne broeders in den Heere o. a. dit sctioone woord: »vVij bidden den eeuwigen God ons volstandig te doen blijven tot den laatsten ademtocht van ons leven."
laatsten ademtocht van ons leven." Daar hij den wensch te kennen gegeven had, dat men hem terugschrijven zoude, deden de geloovigen dit, hem opbeurende en troostende.
Den 5den Augustus 1569 werd De Lannoy levend verbrand op de maikt van Antwerpen. Tegelijk met hem stierf denzelfden dood Jan Le Grand, een lakenwever uit Armeniiers. Hij was een jonkman van acht en .twintig jaren. Omdat hij niet bij de Roomsctie kerk had willen zweren, had hij Armsntiers verlaten voor Antwerpen. Vóór zijn sterven mocht hij nog eenmial zijne vrouw en kinderen zien. Hij vermaande ze bij de leer te blijven die hij hun geleerd had en scheidde met de hope des wederziens.
DK GAAY FORTMAN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1891
De Heraut | 4 Pagina's