GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXLX.

ARNAUD MONIER en JEAN DE CAZES.

»Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht." Dat dit woord van den Heere Jezus zijnen jongeren in de grootste moeite, ja, op den brandstapel kan brengen, bewijst de geschiedenis van Arnaud Monier en Jean de Cazes. De eerste, afkomstig uit de stad St. Emilion in Bourdelois, werd om den naam des Heeren gevangen genomen, toen hij nog slechts 25 jaren oud was. De gevangenneming had plaats den 2 sen April, omstreeks 6 uur des avonds, door Antoine de Leseure, procureur des konings, die hem eerst in zijn huis ondervroeg naar zijn geloof en godsdienst in tegenwoordigheid zijner bedienden, en daarna liet brengen naar den kerker van het parlement. Wel was genoemde Leseure eenigszins getroffen door de vermaningen van Monier, om toch Gods volk, Zijn oogappel, niet aan te raken, maar hij had zich zelven bedwongen en was met het proces tegen den gevangene voortgegaan, door tegen den volgenden dag het hof samen te roepen. Woensdag daaraanvolgende, den 29en April, werd Monier door de afgevaardigde commissarissen van het hof ondervraagd over alle punten des geloofs, zooals de mis, het vagevuur, de vereering der heiligen, - enz.

Wat hij toen geantwoord had, schreef hij den 3oen April op en onderteekende het. Het komt hierop neer:

De goede God helpe mij door zijnen Heiligen Geest. Amen. De reden, waarom ik geene zwarigheid maakte ten allen tijde vleesch te eten, is, omdat Paulus gezegd heeft, dat het verbod om te trouwen en de spijs te nuttigen, die God geschapen heeft, eene leer der duivelen is. (Tim. 4 : 3). De reden, waarom ik het Avondmaal in dit latid niet heb gebruikt, is, omdat ik niet weet wie dat zuiver bedienen naar de instelling van Christus. Dereden, waarom ik niet bij den priester gebiecht heb, is, omdat ik jfeen plaats in de Schtift vind, waarin dat van God bevolen is.

De reden, waarom ik niet naar de mis gegaan ben, is, omdat zij, die haar bedienen, zeggen, dat het een offer is om de levenden en de dooden met God te verzoenen, terwijl ik uit de Heilige Schrift weet, dat het eenige offer van onzen Heere Jezus Christus, eenmaal door Hem gebracht, voldoende is tot onze zaligheid. De reden, waarom ik niet geloof aan een ander vagevuur, dan aan het bloed van Jezus Christus, is, omdat dat voldoende is om mij te reinigen. De reden, waarom ik niet tot de heiligen bid, is, omdat God mij dit niet geboden heeft. De godsdienst, dien ik bezit, en waarin ik, door Gods hulp, begeer te leven en te sterven, is uitvoerig beschreven in de boeken der Heilige Schrift en beknopt vervat in deze vier voorname stukken van onzen godsdienst, namelijk in het gebed, dat begint met: sOnze Vader, die in de hemelen zijt; " in de geboden Gods, die beginnen met de woorden: jHoor Israël, de Heere uw God is een eenig Heere; " in de artikelen des geloofs, die aldus aanvangen: sik geloof in God, den VaderJ enz." en eindelijk in de heilige Sacramenten, welke onze Heere Jezus Christus in zijn heil heeft ingesteld. . w. g. MONIER.

Denzelfden dag, waarop Monier . zijne belijdenis des geloofs schreef en onderteekende, klopte Jean de Cazes, van Laboume, bij den cipier op de deur, vragende om bij Monier gelaten te worden. Hij was juist dien dag te Bordeaux aangekomen en had spoedig vernomen, dat zijn trouwe vriend Monier in de gevangenis zat, beroofd van allen troost. Toen hem de toegang tot den kerker geweigerd werd, herhaalde hij zijne poging nog 3 a 4 malen. Maar telkens werd hij afgewezen met de vermaning om toch heen te gaan, daar hij anders, volgens het uitdrukkelijk bevel van het hof, als medeplichtige zou worden gevangen genomen. Eindelijk besloot De Cazes aan dezen wenk gehoor te geven. Hij nam afscheid van zijne vrienden en zou terugkeeren naar Labourne. Toen hij echter den kerker van Monier weer voorbijging, kon hij de begeerte niet onderdrukken om hem nog een laatst vaarwel toe te roepen. Zijn verzoek daartoe werd echter weer afgewezen. Hij ging dus heen, doch daar kwam hem dadelijk een knecht van den cipier, met name Frangois, achterop, met hèt verzoek nog even terug te willen komen, daar de cipier hem wilde spreken. De Cazes antwoordde, dat deze dan bij hem moest komen. Daarop nam Frangois, die een verrader was, hem gevangen en bracht hem naar den kerker. Van deze gevan­ genneming werd de heer d'Alesme de oude, verwittigd. Nauwelijks had deze echter De Cazes herkend, daar hij voor hem eens een burgerlijke rechtszaak had behandeld, of hij riep uit: sik ken De Cazes goed en denk niet, dat hij tot de sekte van dien anderen (hij bedoelde Monier) behoort en dat hij gebiecht en zijn Paschen gehouden heeft." Dadelijk liet de cipier den gevangene los, die, toen hij bijna de deur uit was, terugkeerde, aangezien hij de lastering tegen Monier niet kon verdragen en niet wilde veinzen op het stuk van den godsdienst, en zeide: Mijnheer, ik weet zeker, dat Monier een zeer fatsoenlijk man is; en wat mijzelven betreft, ik ben gewoon mijne zonden aan God te biechten en aan geen ander. Ik heb ook mijn Paschen op geestelijke wijze gehouden en niet in afgoderij, zooals men dat gewoon is te doen in het Pausdom. Om duizend dooden zou ik dit niet anders willen doen." Toen de heer d'Alesme *dit hoorde, liet hij De Cazes in een diep hol brengen tot den volgenden morgen; het was toen de 2 de Mei. Uit de ondervragingen, welke Jean de Cazes onderging, bleek, dat hij toen vier jaren geleden door den Heere tot het ware geloof was gebracht, dus op zijn drie en twintigste iaar. Wat zijne belijdenis betrof, daaromtrent sprak hij zich klaar en zonder aarzeling uit, zoodat zijne tegenstanders hem voor een ketter hielden en aanmaanden terug te keeren tot de Roomsche kerk. Zelfs werd hij met zijnen vriend Monier gesteld tegenover een viertal geleerden, die beproefden hen uit de Schrift en de oude schrijvers van dwaling te overtuigen. Maar beide martelaren bleven er bij, dat hunne belijdenis naar den Woorde Gods was. Bovendien wilden zij niemand anders gehoorzaam zijn dan God alleen. Toen, na herhaalde pogingen, beide geloofsgetuigen bleven volharden bij hunne belijdenis, werd door den procureur-generaal des konings geëischt, dat Monier en Cazes zouden veroordeeld worden om op een horde gesleept te worden, eerst naar de kerk St.-André, waar zij God, den koning en de justitie vergeving zouden vragen en daarna naar het plein voor het gerechtshof, waar zij levend verbrand zouden worden.

Toen het hof in zijn geheime zitting dezen eisch gehoord had, wilden sommige raadsheeren in dien geest het vonnis wijzigen, liefst zelfs nog wat verzwaard; anderen evenwel waren er voor, om beide mannen twee ii drie maanden in een klooster op te sluiten, aangezien zij al de artikelen des Christelijken geloofs en wat bij al de Profeten, Evangelisten en Apostelen gevonden werd, had­ den beleden, terwijl die punten, die zij betwistten, op het laatste concilie niet waren gearresteerd. Voorts wezen zij er op, dat nooit iemand gedood was wegens verschil van gevoelen aangaande Gods Woord, behalve in de laatste 40 jaren. Zoo spraken de gematigdsten. Doch toen de geheime zitting in eene openbare was overgegaan, dorsten ook zij niets meer te zeggen, ja, stemden zij mede in met hen, die den brandstapel eischten voor de martelaren.

Vrijdags na deze uitspraak, den yden Mei, werd het vonnis voltrokken. Op een horde werden de martelaren door slijk en modder naar de strafplaats gesleept. Toen zij voor de kerk St.-André waren, riep De Cazes zijnen vriend, die zeer neerslachtig scheen, toe: »Houd moed, mijn broeder, houd moed." Eindelijk kwamen zij voor het rechthuis. Daar werden zij aan eene galg vastgemaakt, terwijl zij groote standvastigheid en blijdschap toonden, en zich gelukkig achtten, dat zij aan het lijden van Christus deel hadden. Toen Monier het hoogste deel der galg bereikt had, zeide hij: »o Heere God, ik dank U van harte, dat het U behaagd heeft, om ons te roepen tot belijdenis van Uwen naam. Schenk ons de genade tot het einde te volharden." Terwijl zij elkaar opwekten, enkele malen het volk aanspraken en hun gebed voor God uitstortten, bliezen. de trompetters aanhoudend op hun trompetten, opdat het volk de lieflijke vermaningen uit hunnen mond niet zou kunnen hooren. Toen de scherprechter boven aan de galg was, om de Cazes, volgens het bevel van het hof, te verworgen, viel hij van boven naar beneden, zoodat hij deerlijk zijn hoofd verwondde. Nadat hij echter was opgestaan, verworgde hij Monier, die, zonder zich te verroeren, den geest gaf. De Cazes evenwel werd, onder onmenschelijke smarten, levend verbrand, terwijl hij God voortdurend aanriep. Voordat hij den geest gaf, waren zijn beenen verbrand tot op de beenderen.

Nauwelijks waren deze martelaren verbrand, of er ontstond een paniek onder de rechters, de geestelijken en het volk, waardoor verscheidenen, z. o. de prior van St.-Antoine en de griffier Sontoe, een bitter tegenstander der waarheid Gods, onder den voet raakte.

Zoo toonde de Heere zijn schrik aan hen, die zijn volk dorsten aan te randen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's