GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duiischland. De Ritschliaansche school over het leerstuk van Jezus' plaatsvervangend lijden.

De Ritschliaansche school die in de Christliche welt haar orgaan heeft, openbaart steeds meer hare afwijking van de belijdenis der kerk.

Dit kwam in no. 11 van dit blad uit, waarin gehandeld werd over het plaatsvervangend lijden des Heeren Jezus Christus. Dit leerstuk werd daarin geheel verwaterd ot liever geloochend, door de schoonschijnende verklaring, dat eigenlijk in elke overgave uit liefde eene plaatsvervanging opgesloten ligt. sik bemin een mensch, zoo heet het daarin en daarmede in al zijn belang, zijn welzijn ook mijn belang, en ook wordt zijn "leed, zijne zorg, het gevaar waarin hij verkeert, het mijne. Wellicht zie ik stormen, die hem dreigen, duidelijker dan hij, en ik sidder voor den zorgeloüze. Hoe ernstiger, en vromer ik ben, des te meer vallen mij de verzoekingen waarin hij geraakt, zijne zwakheden en zijne schulden op het hart. Ik strijd voor hem, om te behoeden en te redden, terwijl hij zich wellicht niet bewust is, dat hij voor een afgrond staat. Wat is dan moederliefde, vaderliefde anders dan plaatsvervangend zorgen, strijden, lijden voor de kinderen! En dan zou de eeuwige liefde minder liefhebben."

Dus is Jezus' lijden alleen daarom plaatsvervangend geweest, omdat hij het menschelijk lijden op zijn hart droeg! Gelijk ten allen tijde het geval was, zoo tracht ook hier de ontkenning door het strooien van bloemen op het gedolven graf van de bijbelsche leer de menschen te misleiden.

Nog sterker spreekt de Christliche welt het breken met de leer der Heilige Schrift uit, wanneer een schrijver beweert, dat de uitdrukking, dat Christus zonde voor ons gemaakt is, slechts beteekent, dat God hem »ons geheele zondenlot deelachtig heeft gemaakt, " gelijk wij letterlijk vertalen, waarmede men wil zeggen, dat Christus het lot van een zondaar gehad heeft.

Om het woord: »opdat wij rechtvaardigheid Gods in Hem zonden worden" te verklaren, wordt de volgende vergelijking aangehaald: «Ouders, zoo heet het, hebben twee kinderen, een zoet en een stout. Het stoute kind mag om een vergrijp niet deelnemen aan een vermaak, dat op een vrijen namiddag voor beide kinderen bereid is. Daarop zegt het brave kind: nu wil ik ook niet uitgaan, blijft bij zijn ondeugenden broeder en deelt vrijwillig in zijn lot. De ouders zien dit gaarne.

Liefde omgeeft en draagt het schuldige, in gevaar zijnde kind, vrijwillig in medelijdende liefde! Dit maakt indruk, dit verbetert meer dan de straf, die overigens zoo wel verdiend was. Eene kindergeschiedenis, die ons eene vingerwijzing geeft, hoe Christus' lijden voor ons, uit ons onrechtvaardigen, rechtvaardigen maakt."

Men ziet het, dat van Je/.us' toegerekende gerechtigheid bij de Ritschlianen geen sprake is; slechts is het eene ingestorte gerechtigheid, die den zondaar voor God rechtvaardig maakt. Nu is die leer puur Roomsch en modern. Men kan hieruit zien, wat het beweren der Ritschlianen beteekent, als zij zeggen, dat het geloof des harten onafhankelijk is van het al dan niet aannemen van de feiten die in den Bijbel vermeld zijn. Treurig is het, dat de Ritschliaansche school onder de Duitsche predikanten steeds meer aanhangers wint.

Frankrijk. Een beweging over het Protestantisme.

In Protestantsche kringen van Frankrijk heeft men eenige verwachting van eene beweging die zich te St. Aubin-de-Blaye openbaart.

Voor de herroeping van het Edict van Nantes woonden meer dan 150, 000 Gereformeerden in het Gironde-departement. In deze eeuw is er weder eene Prot. Kerk verzameld te Bordeaux.

Nu is er een strijd ontstaan tusschen den Aartsbisschop van Bordeaux en den burgemeester van St. Aubin. Vier jaren lang is de pastoorsplaats van St, Aubin onbezet gebleven en daarvan heeft men van Protestantsche zijde gebruik gemaakt om te trachten er aanhangers te winnen. Van Bordeaux uit werd er te St. Aubin gewerkt, met het gevolg, dat daar een gemeente vergaderd, een predikant beroepen en eene kerk met 500 zitplaatsen gebouwd werd. Ook in zeven genabuurde gemeenten is er gewerkt. Nu — de Protestanten in Frankrijk mogen wel alle krachten inspannen om te trachten, dat hunne kerken niet meer gelijk tot dusver, zoozeer in getalsterkte dalen.

Dit schijnt voornamelijk te wijten te zijn aan het sluiten van gemengde huwelijken en aan de omstandigheid dat aan verstrooide protestanten geen herderlijke zorg wordt besteed, waardoor jaarlijks vele leden voor de Gereformeerde kerken verloren gaan. Ook houden wij het er voor, dat de prijsgeving van de Gereformeerde leer, niet alleen door z.g. liberale predikanten en gemeenten, maar vooral door de meeste Evange-Hschen, die nog gaarne voor rechtzinnig willen gehouden worden, gelijk de Ethischen ten onzent, oorzaak is van den achteruitgang der Gereformeerde kerken in Frankrijk. Wij houden het er voor, dat men juist door verslapping en verwatering van de Gereformeerde leer, geen weerstandsvermogen tegen den Roomschen kolossus heeft.

Overigens hebben wij weinig sympathie met z. g. bewegingen tot het Protestantisme, die haar wortel hebben in het verschil van den een of den ander, met een Roomschen bisschop. Men roept dan, ja de diensten van Protestantsche predikers, doch om den bisschop een hak te zetten. Meer zouden we ons kunnen verblijden, indien er in Roomsche kringen iets was van het roepen uit diepte van ellende. Dan werkt de Geest des Heeren als een vuur, dat steeds verder rondom zich prijkt. Doch daaraan is ook in Protestantsche kringen, en dit niet alleen in Frankrijk, behoefte.

Noord-Atnerika. De acta van het Godsdienstcongres verschenen.

Het eerste deel der verhandelingen van het Godsdienstcongres, dat bij gelegenheid der wereldtentoonstelling te Chicago bijeenkwam, is in het licht gekomen; binnen vier weken waren de 20.000 exemplaren uitverkocht. Het boek is opgeluisterd door 185 portretten van de meest bekende deelnemers van het congres en bevat 737 bladzijden. Weldra zal het tweede deel in het licht verschijnen.

De samenstellers bevroeden niet, dat zij bezig zijn een monument op te richten voor de dwaasheid dezer eeuw. Niet onaardig vergeleek de predikant Dalton het Congres met een beestenspel, eene tentoonstelling van vertegen«

woordigers der meest onderscheidene godsdiensten voor een nieuwsgierig publiek, met de uitnoodiging om gemeenschappelijk het lied aan te heffen:

sWij gelooven allen aan één God,

Christen, Jood en Turk en Hottentot."

Zoo denken sommige Amerikanen er niet over. Bisschop Newman van de Methodistische Episcopale kerk deed in allen ernst het voorstel om in 1900 twee Godsdienstcongressen te houden. Het eerste, uit gekozen en geautoriseerde vertegenwoordigers van alle christelijke gemeenschappen bestaande, moet op grond van het gemeenschappelijk geloof toonen en betuigen, dat de kerk Gods omvattender is dan eene afzonderlijke kerk, welke dan ook, en dat de gemeenschappelijke taak van allen die in Christus gelooven, hierin bestaat: de menschheid tot sgeloof, hoop en liefde" te bekeeren.

In dit Christelijk wereldcongres zal een congres van evenzeer geautoriseerde vertegenwoordigers van alle bekende godsdiensten op aarde, volgen.

Dit congres zal te onderzoeken en duidelijk te maken hebben, wat de Christelijke religie met de heidensche gemeen heeft en waardoor zij zich van haar onderscheidt. Ook zal het congres de vraag onder de oogen moeten zien óf en hoe dit onderscheid te overwinnen is, en of in het Christelijk Pantheon voor Brahmanen, Boedhisten, Parsisten, volgers van Confucius en van Mohammed een plaats is! Zoo oordeelt een bisschop eener Methodistische kerk.

Gemengd nieuws.

Eenigen tijd geleden baarde het bericht, dat prins Albert van Saksen verklaard had priester te willen worden van de Roomsche kerk in Duitschland, groot opzien. In de Frankfurter Zeitung wordt het volgende medegedeeld omtrent den stap van den Jeugdigen vorst.

Voor twee Jaren kreeg de prins een boek in handen, dat na lezing zulk een diepen indruk op hem maakte, dat hij den schrijver, een pater van de orde der Benedictijnen, wenschte te ontmoeten.

Deze wensch werd vervuld, en het gevolg was, dat de prins den koning verzocht hem toe te staan om priester te worden. Koning Albert, door het verzoek van zijn neef op het pijnlijkst getroffen, gaf de prins. 12 maanden tijd om zich te bedenken, in de hoop dat deze er dan niet meer over spreken zou.

Maar de prins bleef bij zijn voornemen, en eindelijk gaf de koning de gevraagde toestemming, onder het beding evenwel, dat de prins zich nooit bij een orde zou voegen.

De prins houdt zich thans te Eichstadt op; men., hoopte nog, dat de invloed van den daar vertoevenden bisschop van Leonrad hem van zijn voornemen zou afbrengen, doch dit is niet geschied.

Prins Albert van Saksen heeft per brief den paus te kennen gegeven, .dat hij de priestergelofte wenschte af te leggen, waarop deze in een schrijven den prins zijn vreugde betuigde over zijne keus. De koninkl(jke familie heeft wel alles in het werk gesteld om den prins van zijn voorgenomen stap terug te houden, maar de prins schijnt er niet van terug te komen.

Er zijn niet vele voorbeelden in de geschiedenis, dat iemand met prinselijk bloed begeert eene kerk te dienen. Als een getuigenis tegen dèn materialistischen geest dezer dagen en tegen den geest van Godverzaking aan vele hoven, achten wij de daad van den Saksischen prins zeer hoog.

Mochten in deze landen vele machtigen en edelen naar het vleesch zoo klein worden voor den Heere, dat zij het een eere gaan achten om de kerken in reformatie, hetzij als dienaren des Woords alhier of op het zendingsveld, te mogen dienen.

De gemeenteraad van St. Denis, uit socialiS: en bestaande, heeft het dragen van crucifixen enz. bij begrafenissen verboden. Dit verbod gaf den afgevaardigde Denys Cochin, in dé zitting van het Parlement op 3 Maart aanleiding, om te vragen of de regeering zulk een daad van tyrannic moest toelaten. De minister van eeredienst, SpuUer, gaf hierop ten antwoord, dat hij het besluit van den gemeenteraad zeer afkeurde en het beschouwde als een bedenkelijke krenkitjg in het kerkelijk gezinde deel der bevolking. De regeering zou zich altijd door den geest van verdraagzaamheid in de dingen die den godsdienst betreffen, laten leiden. Maar men kon den gemeenteraad van St. Denis niet dwingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1894

De Heraut | 4 Pagina's