GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

X.

Bij het uitlegkundige en leerstellige deel komt dan ten slotte nog als derde hoofdelement der Predikatie de Toepassing,

Wat hebt ge onder die Toepassing verstaan ?

Zoo ongeveer, als in veel fabelbundels, aan het slot van elke fabel, een kort stuk, aanvangende met den versleten aanhef: tMoraal van deze historie is"?

Soms schijnt het zoo.

Er is dan een stuk historie gepreekt, en in die historie kwam een man of vrouw voor, die zoo deed of zus handelde, de eene maal goed, een ander maal minder goed, een derde maal bedenkelijk, en een vierde maal slecht; en nu wordt, als de predikatie op het eind loopt, tot de vergaderde schare gezegd, of dat ook zij moet doen wat die bijbelsche man of vrouw deed, of wel dat ze hetgeen die man of vrouw deed, heeft te laten.

Dat nu is geen toepassing.

Woorden wekken, maar voorbeelden trekken, zegt een spreuk waar diepe zin in ligt. En, geheel in strijd hiermede, zult gij nu toch V/eer het »voorbeeld" in de schaduw stellen, en met liet wekken door luoorden beginnen.

Historie moet in de predikatie herrezen leven zijn. Als bloot verhaal staat die historie reeds op het Schriftblad. Dat bloote verhaal in de predikatie nogmaals over te vertellen, leidt tot niets. Gemeenlijk toch is de Oostersche taal en voorstelling van de Heilige Schrift door haar eenvoud nog wel zoo aangrijpend, als een dor relaas in Westersche volzinnen.

De predikatie moet dus, als ze historie tot onderwerp heeft, iets anders doen dan dorweg oververhalen.

Ze moet wat ver in het verleden lag, naar ons toehalen. Ze moet van wat bestoven was, het stof afvagen. Ze moet onbekende personen bekend en interessant maken. Ze moet wat ons vreemd in plaats of usantie is, en daardoor zweeft, in vasten vorm voor ons zetten en ophelderen. Ze moet ons op die wijs in dat stuk historie doen inleven. Ea ten slotte heeft ze. dan eerst haar volledig doel bereikt, als ze teweegbrengt, dat we in onze verbeelding er bij waren, het als voor onze oogea zagen, en het meê doorleefden.

Denk maar aan wat de heilige apostel Paulus aan de Galatische kerken schreef: »Den welken Tezus Christus voor de oogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde."

Dat is het.

Golgotha moet niet maar verhaald, maar zóó voor de oogen geschilderd, dat het is of gij het ziet en aanschouwt, niet daar ginder, daar verre, maar voor; u, in »uw eigen omgeving."

Vooral de lijdenspredikatie moet tot die hooge kunst weten op te klimmen, dat ge meê doorlijdt, wat Jezus leed, en door dat meê doorleven ontroerd wordt.

Een doel dat ge natuurlijk niet bereikt door enkele groote woorden. Van »schilderen" spreekt Paulus, en schilderen is een zeer fijne kunst. Want jschilderen" is hier bedoeld niet met de verfkwast uit den pot der bombastieke menie, maar met het penseel van het fijn geschakeerde palet.

Doch is dit geleverd, en is zoo de historie door uw predikatie uit de dooden opgevyekt, spaar dan vrij aan uw gemeente van deze historie de moraal.

Niet omdat er geen moraal in zit, ot dat die moraal voor de gemeente niet hoog noodig is; maar eenvoudig omdat ze die moraal dan al heeft.

Zulk een stuk historie lag eerst dood. Nu hebt gij het door uw predikatie opgewekt. Maar nu spreekt dit stuk historie dan ook zelf. Spreekt de verbeelding, en door de verbeelding, de conscientie toe.

Wat zult gij dan, nu di'^ historie spreekt, nog eens hetzelfde gaan spreken ? Nu in een dor, kort, vermanend woord, juist goed genoeg om al den indruk der historie weg te neme n.

Zéker als een kladschilder een figuur heeft getcekend, waar hij een ijsbeer meê bedoelde, maar waaruit niemand bij het zien recht wijs kan worden, dan is het verre van overbodig, om er onder te schrijven: »Dit stelt een ijsbeer voor." Maar als Potter zijn stier gereed heeft, en hij een boer binnenroept, dan zegt hij niets, maar toont zijn stuk, en de boen vraagt niet: Wat is dat ? maar ziet het beest voor zich. En als een portier in het museum thans een rondkijkenden zuivelboer toeriep : > Dat is een stier", zou die »man van het land" dien buiten het leven staanden portier dan niet hartelijk uitlachen ?

Daorom nu geldt het ook in de predikatie : Schilder en toon de historie, maar doe het zóó, dat ze zelve spreekt, en laat het volk die historietaai dan beluisteren, zonder dat gij het daarbij met uw moraal stoort.

Een roerende lijdensprediking, die desnoods enkel door schildering uitwerkt, dat heel wat hoorders hun Heiland weer vlak bij zich voelen, geroerd zijn door zijn lijden en liefde, en de eerste dagen sjezus en dien gekruist" niet kwijt kunnen raken, is een volkomen afgewerkte predikatie, waar niets aan ontbreekt, ook al kwam er geen woord van toepassing bij.

Dan moge een ongevoelig, dor beoordeelaar daarvan zeggen: vDe dominee heeft zijn toepassiüg 'vergeten"; maar het volk dat Jezus liefheeft, zit V: H van toepassing, is geraakt, getroffen ea geroerd.

Reeds hieruit ziet mci-., hoe weinig' yier te vorderen is met een stijf en vast kader, alsof het element der Toepassing altoos aan het* slot als een apart stuk moest worden aangebracht.

De predikatie staat veel te hoog en is veel te veel kunstzaak, om naar zoo dor skelet te werk te gaan.

Ongetwijfeld «toepassing" moet er plaats grijpen, maar niet ieder dien ik spijzen rrioet, beiioef ik daarom het eten met den paplepel in te geven. Eu dikwijls is het zelfs veel beter, om uw spijs zóó te bereiden, dat ze er vanzelve ingaat.

Dan is de spijze óók toegepast, maar zonder dat gij ze opzettelijk over de lippen schooft

Dat dit laatste wel terdege noodig zijn, wordt hiermede niet ontkend. kan

De strekking van ons schrijven is volstrekt niet, om alle opzettelijke, reclitstreeksche, ingeve? ide toepassing te veroordeelen of af te snijden. Dit zal wel anders blijken.

Wat we thans allereerst bestrijden is uitsluitend de dwaze voorstelling, alsof de toepassing er niet in zou zitten, omdat gij ze er niet apart bij aanbracht, en ook alsof er niets genoten kon worden, omdat gij het nemen en toepassen van de spijs aan uwe hoorders overlaat.

Soms zal hetgeen ze moeten »innemen, '" een wiange en bittere medicijn wezen, en dan blijft ze allicht ongebruikt staan, zoo gij ze niet zwgeeft. Soms ook is de ziel nog zoo kinderachtig onhandig, dat ze zich zelve nog niet voeden kan, en dan is het ijoodig dat ge. deze kleinen met de melk uit de hand voedt. Soms ook is hetgeen voorgezet wordt, zoo vreemd, dat niet ieder weet, hoe hij het tot zich moet nemen, ; En zoo zijn er tal van gevallen, waarin afzonderlijke en opzettelijke toepassing aangebracht moet worden.

Waar we tegen opkomen is maar, dat men hiervan een algemeenen vasten stelregel maakt, en waant dat een predikatie niets waard is, als de boter in het gerecht versmolten is en er niet afzonderlijk bij wordt opgediend.

Dit toch is een stelregel, die niet slechts overbodig is, maar schaadt.

Of leert de uitkomst niet, dat bij zulk een manier van prediken, de ééne helft van het gehoor denkt: »Zoolang Dominee aan die uitlegging en het leerstellige bezig • is, luister ik maar niet, Daar versta ik toch niets van. Ik wacht ni3Av o'p d& toepassing.'' En dat de andere helft, die meer verstandelijk dan gevoelig van aanleg is, juist bij die uitlegging de ooren spitst, om te hooren wat Dominee daar wel van maken zal, maar, als de toepas, sing begint, half indommelt, denkende: »Dat is nu goed voor die anderen, maar zoo minder voor mij".

Ook wordt de prediker zelf er het slachtoffer van.

Moet er alt(}03 op zulk een toepassing aangestuurd, dan wordt hij allicht verleid om daarin zijn hoofdkracht te zoeken. Daar moet dan tijd voor wezen En zoo'komt hij er licht toe, de eerste stukken der predikatie meer püchtshalve al korter te behandelen, meer als aanloop, inleiding en bijzaak, om nu eerst in de toepassing terdege van leer te trekken.

Of ook, weet hij met die toepassing nog zoo geen weg, en is hij meer thuis in de uitiegkunde en ia het leerstelhge, dan zal die toepassing door dat achteraan komen, in eenige vaste loopers bestaan, en jammerlijk genoeg alle eftect breken, dat met de predikatie bereikt was.

Een tweeërlei kwaad dat nog verergerd werd, toen men dezen valschen stelregel nog verscherpen ging door de bijvoeging, dat in elke predikatie bij de toepassing de onderscheidene geestelijke standen moesten toegesproken worden. Veelal wilde njen dan zelfs drie standen zien voorkomen: de hcelgeloovigen, de halfgeloovigen en de ongeloovigen; en elk dezer drie hoofdsoorten moest dan weer ondergedeeld in onder rubrieken.

Gevolg hiervan nu was, en moest zijn, dat de toepassing los van den tekst raakte. Stel b.v. er was over het achtste gebod gepredikt, dan moest dat natuurlijk toegepast op^ den oneerlijken trek in aller hart en dus op min eerlijken, op schijnbaar eerlijken, op openbaar oneerlijken, op geldgierigen, op onmededeelzamen, op vrekken, op verspillers van het aardsche goed en zooveel meer. Doch met den vasten looper van de drie soorten menschen ging dit niet. Die drie soorten waren ingedeeld naar »de eeuwige zaligheid", en dus moest ook een aldus ingedeelde toepassing altoos op dat ééne zelfde punt neerkomen. Van toepassing in eigenlijken zin is derhalve, zoodra de tekst niet rechtstreeks over »de eeuwige zaligheid" handelt, nn dat geval geen sprake. Uw predikatie handelde over het rentmeesterschap over het aardsche goed, maar uw toepassing handelt over het eeuwige goed, d. i. over heel iets anders.

Feitelijk komt dit er dus op neer, dat men vaak twee preckjes krijgt.

Eerst de preek over den tekst en het onderwerp dat daarin schuilt; en, als die uit is, een tweede preekje bij manier van toepassing handelende over één vast thema, t. w. over eeuwige zaligheid of eeuwig verderf.

Dat tweede toepasselijke preekje komt zoodoende in tien van de twaalf gevallen altoos weer op hetzelfde neer.

Juist door dat altoos herhalen van hetzelfde krijgt ge zoodoende de klok die aldoor tikt en ten slotte door niemand meer gehoord wordt.

Eu dan heet hst ja dat er toepassing was, maar er werd niets toegepast, eenvoudig wijl niemand iets toepaste op zich zelven.

Geheel de opvatting van de toepassing moet daarom naar beginsel besproken worden.

Een toepasselijk woordje spreken", en 3 Gods Woord toepassen" zijn twee.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Gereformeerde prediking.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1895

De Heraut | 4 Pagina's