GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Transvalers en de Zending.

De Engelsche zendelingen verkeerden in de meening dat de Hottentotten niet konden bearbeid worden als alleen wanneer zij niet meer aan de boeren ondergeschikt waren. Daarom begonnen zij z. g. schoolplaatsen te stichten, om daar zooveel mogelijk Hottentotten saam te brengen, ze daar te onderwijzen en ze aan een deugdzaam leven te gewennen. Dit was een kolfje naar de hand van den luien Hottentot. Immers in die schoolplaatsen werden zij gevoed zonder dat zij iets behoefden uit te voeren. Zij liepen daarom van de boeren weg, die daardoor hun vee niet meer konden laten hoeden en hun land niet meer behoorlijk konden bebouwen. De Zending-stations werden daardoor in menig geval kweekplaatsen van allerlei ongerechtigheid. Enkele onderwijzers der Hot­tentotten gedroegen zich onwaardig, zoodat zij ontucht en liederlijkheid meer bevorderden dan bestreden. Geen wonder dat bij de boeren de 'schoolplaatsen in geen goeden reuk stonden. Ze konden met de Hottentotten niets meer uitrichten sedert die door de Engelsche Uefdegaven in staat werden gesteld om aan den kost te komen zonder te werken. Daarbij kwam dat de Hottentotten tot de Engelsche zendelingen kwamen met allerlei leugens omtrent mishandelingen door boeren aan Hottentotten aangedaan. Toen Dr. van der Kemp een zendingsstatie te Bethelsdorp oprichtte, hoorde hij zooveel van de wreedheden der boeren dat hij besloot om een 70 a 80 „gruweldaden" onder de aandacht der regeering te brengen. Het bleek wel na een nauwkeurig onderzoek dat bijna geen enkele beschuldiging grond had, maar het zaad der verbittering was gestrooid.

De regeering der Kaapkolonie maakte de bepaling dat iedere Hottentot een „baas" hebben moest. Zocht hij geen baas of zwierf hij rond, dan gaf het Gouvernement hem een baas, bij wien bij voor een bepaalden tijd voor loon en kost moest arbeiden. Werden zij mishandeld dan konden zij zich op de rechtbanken beroepen. De ervaring had geleerd dat wanneer Hottentotten geen werk hadden, zij, omdat zij geen grond bezaten, van roof gingen leven, of naar de schoolplaatsen gingen. Die schoolplaatsen liepen zoo vol dat de regeering den zendelingen moest verbieden meer dan een bepaald getal Hottentotten aan te nemen.

Doch Dr. Philip kwam en richtte er zijn arbeid op om de Hottentotten geheel vrij te maken, zoodat zij dezelfde rechten zouden hebben als de blanken. Zij moesten sedert 1829 als vrije onderdanen des konings worden behandeld.

Maar nu gingen die vrije mannen bij troepen het land afloopen, natuurlijk daarbij stelende. Anderen gingen naar de zendingstatiën, waar zij als vrije mannen konden opgenomen worden. Een poging om hen te gewennen aan geregelden arbeid door gronden aan hen af te staan, mislukte totaal. Ten slotte hebben de Hottentotten die aan de Katrivier gronden ontvangen hadden in 1851 bij den Kafferopstand met de Kaffers gemeene zaak gemaakt en de Engelsche soldaten met dezelfde geweren doodgeschoten, die een verkeerde philanthrophie hen in handen had gegeven.

Die emancipatie werd oorzaak dat de boeren uit de Kaapkolonie wegtrokken. De boeren hadden uitgestrekte weiden; hoe konden zij zonder dienstvolk zorgen voor hun vee! Maar nu werden zij door de emancipatie der Hottentotten er er toe gebracht om alles zelf te moeten doen. En daar er handen te weinig waren verrotte de oogst menigmalen op het land.

Zij moesten het daarbij aanzien dat vele Hottentotten op de zendingstatie, een lui leven leidden, dat hun vee werd gestolen door rondzwervende benden kleurlingen. Dit alles werkte mede, ja, was een hoofdfactor om de boeren de Kaapkolonie te doen verlaten. Is het wonder, dat de boeren minder sympathetisch gezind zijn geweest voor de zending?

Frankrijk, De Synode van de Unie der Vrije Kerken in Frankrijk.

Wij hebben voor ons een verslag van bovengenoemde Synode, die meerdere aandacht trekt dan andere jaren omdat het feit herdacht werd dat voor een halve eeuw deze Synode tot stand kwam.

Teen in 1848 de Synode der Fransche Gereformeerde staatskerk duidelijk uitsprak dat zij ook het liberahsme in haar boezem wilde handhaven, onttrokken zich aan die vergadering de predikanten ï'rederik Monbd, Armand Delille en de graaf Agénor de Gasparin. Zij ontwierpen later het plan voor het stichten eener vrije kerk, waarbij de predikant Pozzy zijne medewerking verleende. In 1849 kwam de eerste Synode bijeen, die het rationalisme verwierp, het bovennatuurlijk karakter van het Christendom beleed, maar er niet toe kon komen om het standpunt in te nemen, dat eenmaal de Gereformeerde vaderen hadden ingenomen. Tot het jaar 1870 ontwikkelde zich de Vrije kerk krachtig, maar na dien tijd zijn zij stationair gebleven. Dit is vooral te wijten aan hst feit, dat in de Gereformeerde staatskerk eene officieuse synodale organisatie werd aangenomen. Tegenover verschillende vrije kerken in Zwitserland en Schotland is de Unie der Evangelische vrije kerken in Frankrijk zeer zwak; maar toch heeft zij niet over de offervaardigheid der leden te klagen, want de leden brachten per hoofd en per jaar p.m. / 23 op, en toch geldt het ook bij deze Unie, dat niet vele rijken en niet vele edelen naar de wereld tot haar behooren.

Op de Synode werd het uitgesproken dat de evangeliewaarheid die de Unie belijdt, bedreigd woidt door de negatieve critiek, de wijsbegeerte van den tegenwoordigen tijd en de valsche wetenschap-Of de Unie tegen deze machten bestand zal zijn, meenen wij te mogen betwijfelen omdat de banier waarom men zich vereenigt, dienen moet om bijv. voor-en tegenstanders van den kinderdoop, Gereformeerden en Lutherschen te vergaderen.

Dit neemt niet weg, dat de Unie het beginsel van de onafhankelijkheid van de kerk van den staat met beslistheid voorstaat. Daarin verheugen wij ons zeer. Mocht het nu ook gezien worden, dat de Unie in haar strijd tegen de negatieve critiek en de valschelijk genaamde wetenschap, als uitgangspunt de Gereformeerde belijdenis nam, gelijk die voor Fransche Gereformeerde kerken in de confessie van La Roebelle werd geformuleerd. Bij de zittingen der Synode riep een der leden uit, dat men den levenden en levendmakenden Christus als fundament voor de kerk wenschte te behouden, zonder slaven van de traditie te worden. Maar men wordt toch nog geen slaaf van de traditie als men zich plaatst op het fundament dat onder de leiding des Heiligen Geestes onder veel gebed en strijd eenmaal is gelegd, en waarop de Gereformeerde kerken vele jaren lang hebben gestaan en gebloeid, en de strijd tegen Rome hebben gestreden. Het komt ons althans voor dat sedert men dat fundament heeft verlaten en voor een meer algemeen Christendom is gaan strijden, men tegenover Rome veel zwakker is gaan staan.

Mocht de studie van het leven en den arbeid van Calvijn door den hoogleeraar van Montauban, E. Doumergues, zoo schoon aangevangen, rijke vruchten dragen voor de vrije evangehsche kerken in Frankrijk.

Zwitserland, Uit Geneve.

Hij, die in dezen tijd de straten van Geneve doorwandelt, bespeurt weinig meer van den machtigen invloed, die Calvijn eenmaal op deze stad uitoefende. De geest die tegenwoordig in Geneve den boventoon heeft, zoekt alles te verwoesten wat nog aan Calvijn herinneren kan. Het oude zinkt weg; oude bouwwerken en torens, die eenmaal een streng zedelijk geslacht door de

stille straten zagen gaan, dragen het teeken des doods aan het voorhoofd. Men verzamelt tegenwoordig de laatste herinneringen van Ca vijn in een museum, want het museum is he einde aller dingen. Daar staat ook de stoel van Calvijn, die nog in de laatste jaren naast den kansel in de kathedraal stond. Tusschen de beide massieve karakteristieke torens van de kathedraal heeft men een moderne toren gebouwd, die als een gesloten parapluie in de lucht steekt. Waarora laat menhetoudeniet met rust? Men zoekt in de straten van Geneve te vergeets naar een standbeeld van Calvijn, en toch zouden de ernstige trekken van den grooten hervormer veel tot de kinderen van dit geslacht te zeggen hebben. Men vindt wel gedenkteekcns van Rousseau, van Dufour, van den hertog van Brunswijk; in de kathedraal heeft Agrippa d'Aubigné een standbeeld gekregen, maar dat van Calvijn is er niet. De Zürichers hebben Zwingli anders geëerd, en hoe menig standbeeld herinnert in Duitschland aan Luther.

Maar misschien heeft men te recht geweigerd te Geneve een standbeeld voor Calvijn op te richten. Men kan het nu niet verwijten dat het de graven der propheten bouwt, zonder er aan te denken om de leer van de verkondigers van Gods Woord na te volgen. Calvijn zelf heeft niet gewild dat zijn graf bekend zou zijn. Op het kerkhof van Pleinpalais vindt men een eenvoudige steen waarop J. C. gebeiteld staat. Men meent dat dit de initialen zijn van Calvijn, doch met zekerheid is daaromtrent weinig te zeggen. Zeker is het dat de libertijnsche geest die door Calvijn zoo krachtig word bestreden, in Geneve den boventoon heeft.

Toen van 28 tot 30 Augustus te Geneve de jaarvergadering van de Zwitsersche predikantenvereeniging gehouden werd, wees in een prediking over I Kon. 3 : 4—10 professor Bridel er op, dat niemand zoozeer als Calvijn op de souvcreiniteit Gods gewezen heeft, terwijl ook nieman(^ zoozeer de menschen tot krachtig doen heeft aangespoord. Jammer maar dat op de vergadering van de vereeniging de hoogleeraar Martin uitsprak, dat bij alle waardeering van de resultaten van het nieuwe theologische onderzoek, de kerk toch in hoofdzaak dezelfde positie tegenover de Heilige Schrift moest in nemen, die de reiormatoren daar tegenover in nam.en. Wij hadden liever £; ehoord dat de hoogleeraar rondweg verklaard had, dat de Schriftcritiek gelijk die door verreweg de meeste beoefenaars der godgeleerdheid uitgeoefend wordt, in lijnrechten strijd is met hetgeen de reformateurs omtrent de Heilige Schrift hebben beleden.

Opmerkelijk is het, dat in de kathedraal van Geneve het gezang der gemeente niet meer weerklinkt, men vergenoegt zich met te luisteren naar het spelen van het orgel. Toen de godsdienstoefening ter opening van de predikantenvergadering in de kathedraal gehouden werd, speelde het orgel, nadat het gebed was uitgesproken een stuk van Beethoven. Het maakte, omdat geen kerkgezang in de kathedraal meer gehoord wordt, grooten indruk toen een mannenkoor op verdienstelijke wijze een koraal ten gehoore bracht..

Dat deze manier, waarbij alleen de prediker zich bij de godsdienstoefening doet hooren, terwijl de gemeente hoegenaamd geen werkzaam aandeel daaraan neemt, reactie moest wekken, is te verstaan. Op de predikantenvergadering kwam dit dan ook duidelijk uit. De hoogleeraar Morel hield een referaat om te betoogen dat het element: de prediking, het gezang, de liturgie en den ritus verdrongen had. De kerken moesten anders gebouwd, de liturgie verrijkt en de jeugd opgevoed worden tot aanbidding. De spreker zou bij de godsdienstoefeningen ook de oude liturgische canones als het gloria in cxcelsis gebruikt willen zien. In de daarop volgende discussie wees men er op dat de Christus zonder de hulpmiddelen van de kerkelijke kunst door zijn woord de menschen tot aanbidding gebracht heeft. Maar merkwaardig is het, dat niemand toen men over dit stuk handelde er op gewezen heeft, dat de oorspronkelijke inrichting der godsdienstoefeningen van de kerken die onder Calvijn's invloed stonden, rijker was dan de later heerschende. Volgens ons nam niemand der vergaderden in deze het goed Gereformeerde standpunt in. Het is niet te ontkennen dat de Christus in de open lucht gepredikt heeft, en dat soms samenkomsten in hutten gehouden om het woord Gods te hooren, meer zegen kunnen geven dan die welke plaats hebben onder de prachtigste tempelgewelven; doch de vraag is, hoe moeten de godsdienstoefeningen eener gemeente die op den duur samenkomt in hetzelfde gebouw worden ingericht, en hoe moeten de gebouwen waarin de gemeente samenkomt er uitzien opdat althans de loop van het woord Gods niet verhinderd worde en het gebouw waarin men vergadert ook den indruk geeft dat het een huis des gebeds is.

WiNCKEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1899

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1899

De Heraut | 4 Pagina's