GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duilschland. Toestanden op schoolgebied.

Bekend is het, dat in Duitschland op de staatsschool Godsdienstonderwijs gegeven wordt en dat de predikanten bijna overal voorzitters zijn van het schoolbestuur. Dat dit den sociaaldemocraten een doorn in het oog is, spreekt haast van zelf. Daarom stelde de sociaaldemocraat Dr. David in de Tweede kamer van het hertogdom Hessen—Darmstad voor. om het Godsdienstonderwijs te beperken teneinde meer tijd voor andere vakken te winnen. Als men in hoogere scholen met twee uren Godsdienstonderwijs toe kon, dan zou het ook wel op de volkscholen gaan; bovendien, zoo betoogde de doctor, was het Godsdienstonderwijs een zaak van de kerk, en kon het ook beter in den geest der kerk gegeven worden, wanneer het door predikanten gegeven werd. Om dit te bereiken, moest de neutrale (paritatische) school worden ingevoerd. Een ander afgevaardigde merkte op, dat, als de neutrale school werd ingevoerd, men tevens verhinderde, dat Roomsche en Joodsche kinderen tegenwoordig waren bij het Godsdienstonderwijs dat in Lutherschen geest gegeven werd. Van wege de regeering werd er op gewezen, dat nergens in het land aan Lutherche, Roomsche en Joodsche kinderen hetzelfde Godsdienstonderwijs gegeven werd. De meeste onderwijzers zouden het voor een inbreuk op hunne rechten houden, wanneer men hun het Godsdienstonderwijs ontnam. De regeering was van zins de schoolwet, die voor dertig jaren na veel strijd tot stand kwam, onveranderd te handhaven.

Het schijnt echter dat men er onder de predikanten bezwaar in gaat krijgen, dat zij krachtens hun amb t voorzitters zijn van de schoolbesturen. Op de „Landessynode" zal het „Oberkonsistorium" er over ge'interpelleerd worden, of het den hoogeren besturen bekend is, dat de predikanten hoe langer hoe meer gekant zijn tegen het verplicht voorzitterschap der schoolbesturen, en of die besturen de gronden en oorzaken van die beweging kennen, en wat zij in deze denken te doen.

Wij zien uit het bovenstaande, hoe gansch andere toestanden in Duitschland op het gebied der school gevonden worden, dan bij ons.

Frankrijk, Heeft de anti-roomsche beweging eene toekomst?

De gewezen Roomsche priester Bourrier is leider van de vereeniging die zich ten doel stelt, om Roomsche priesters, die tot het Protestantisme willen overgaan, de behulpzame hand te bieden. Onlangs heeft deze heer Bourrier een reis door Zwitserland gemaakt, om sympathie voor zijn streven te wekken. Bij een van de door hem aldaar geleide samenkomsten deelde hij mede, dat het aantal Roomsche priesters, die den beslissenden stap deden, nog wel niet groot is, doch dat een groot aantal dienaars der Roomsche kerk in hun hart „Evangelisch" zijn en ook „Evangelisch" tot hnn kudde prediken. Dat dit gezegde zoo maarniet uit de lucht gegrepen is, blijkt uit de mededeeling, dat twee duizend priesters van zoodanige gevoelens, geregeld het orgaan van den heer Bourrier Le Chretien Francais ontvangen. Of we ons hierin moeten verblijden ? Wij weten het niet. Wel hebben wij eene vrees, die wij meermalen uitspraken, namelijk, dat de beweging onder de Fransche priesters evenals de „los van Rome"-beweging in Oostenrijk, louter op ontkenning rust en daarom geen wortel schieten kan. Wat baat het, als men enkel anti-Roomsch is ? Het schaadt veeleer. Want ten slotte heeft de mensch toch beginselen waarvan hij uitgaat. Zijn deze niet die van het Woord . Gods, dan gaan zij tegen het Woord des Heeren in. Het heet, dat er acht honderd priesters in de laatste jaren uit de Roomsche kerk zijn gegaan. Als deze allen eens predikers der Gereformeerde waarheden geworden waren, en wanneer deze daarbij gesteund waren door een tweeduizendtal priesters die den beslissenden stap nog niet durfden wagen, dan zou men ongetwijfeld meer daarvan gehoord hebben. Nu vreezen wij, dat de meeste van die mannen louter het juk der Hiërarchie moede zijn en het hun er niet om te doen is om in de vrijheid der Kinderen Gods te wandelen. Niets zal ons natuurlijk aangenamer zijn, dan dat de uitkomst ons in het ongelijk stelt. Het zou ons verblijden indien wij vernamen, dat in het land van Calvijn de geest van Calvijn over velen weder vaardig werd.

Prof. Hilprecht. Opgravingen van het oude Babyion.

In de negentiende eeuw kwam men tot de ontdekking van vele talen, die duizenden jaren dood geweest waren. En in het laatste gedeelte dier eeuw kwam men van de kennis dier talen, tot de kennis van de volken welke ze eenmaal spraken; duizende inscriptiën op monumenten en eenvoudige kleitafeltjes, leerden de volken en den tijd kennen, waarvan men tot hiertoe geen begrip gehad had. Bij het einde der achttiende eeuw, moest de kennis omtrent de groote rijken der oudheid geput worden uit de mededeelingen der Heilige Schrift, Tegenwoordig worden die berichten uit het Oude Testament bevestigd en aangevuld door inscripties, die duizenden jaren voor het oog der menschen zijn verborgen geweest.

Toen een honderdtal jaren geleden ongeloovigen meenden het Oude Testament als onvertrouwbaar te kunnen op zijde zetten, deelden reizigers in Niniveh, Babyion en Egypte mede, dat zij die landen in den desolaten toestand gevonden hadden, welke de propheten hadden voorspeld toen die rijken nog bloeiden. Daardoor werd ongezocht de geloofwaardigheid der propheten bevestigd. Tegenwoordig worden door de onderzoekingen der laatste jaren de geschiedkundige berichten van het Oude Testament gestaafd. Terwijl een heirleger critici zich voornamelijk op het oude Testament wierp, om aan te toonen dat zij niet geloofwaardig zijn, hebben anderen zich begeven naar het Nijldal, naar Palestina en Syrië en naar de streken tusschen Damascus en de grenzen van Perzië. Ofschoon deze mannen nog lang niet gereed zijn met hun werk, is toch reeds genoeg aan het licht gebracht om de mannen diedehedendaagsche schriftcritiek voorstaan, in het nauw te brengen.

Vooraan in de rijen der onderzoekers in het verre Oosten staat de hoogleeraar Hermann Volrath Hilprecht, die jaren geleden geroepen werd om het Assyrisch aan de Universiteit van Pennsylvaniê te onderwijzen. Toen in 1888 van uit Amerika de eerste expeditie naar de ru'inen van het oude Babyion werd uitgerust, was hij van de partij. Sedert dien tijd heeft hij zich met de opgravingen in die streken bezig gehouden en is hij een van de eerste autoriteiten bij de ontcijfering van het keilschrift geworden.

Wat de opgravingen te Nippur betreft, kan getuigd worden, dat daardoor berichten tot ons zijn gekomen van een ouderen tijd, dan tot hiertoe het geval was. Die mededeelingen zijn uit den tijd vóór Abraham, en inderdaad is Nippur het Calneh van Genesis 10 : 10; men kan die plaats op ééne lijn stellen, gelijk dit in Genesis gedaan wordt, met Babel, Erech, en Accad, welke het begin vormen van Nimrod's koninkrijk, die „geweldig begon te zijn op de aarde." Weinige jaren geleden werden de personen, in Genesis 10 genoemd, eenvoudig voor mythisch uitgekreten, namelijk door de mannen der hedendaagsche Schriftcritiek. Gelijk Schliemann het oude Troje, zoo dolven Hilprecht en anderen het oude Babyion op.

Prof. Hilprecht heeft zich voornamelijk te Nippur opgehouden; eerst ontgroeven zij een Parthisch paleis; dieper gravende', kwamen zij aan de debris van vele eeuwen, niet vermoedende, dat stad na stad op elkander gebouwd was, voor de eerste fundamenten te vinden waren. Ten slotte kwam men tot de volgende feiten: Nippur, „de stille heuvel, " was in werkelijkheid bestaande uit zestien steden, welke op elkander gebouwd zijn, en de arbeid is op 't oogenblik volstrekt nog niet afgeloopen. In de dagen van het oude Babyion waren de tempels ook bibliotheken; de wetgeving en de letterkunde, opvoeding en Godsdienst waren in priesterlijke handen. De bibliotheek van den grooten tempel van Bel werd ontdekt, en is in dezen tijd voor een groot deel naar de Vereenigde Staten overgebracht, waar de inhoud der tafeltjes aan een nader onderzoek onderworpen worden zal. De hoogleeraar deelt mee, dat daarbij verrassende uitkomsten te wachten zijn. In een interview zeide hij onlangs:

„Wij hebben 23, 000 tafeltjes opgegraven en ik ben van plan mijn leven aan de ontcijfering te wijden. Hetgeen op die tafeltjes geschreven staat, zal de denkbeelden die men heeft over den staat van beschaving en kennis van dat volk, veranderen. Men zal dan gewaar worden dat op dat tijdstip (2300 vóór Christus), de aarde een bol was, en dat de sterrekundigen uit dien tijd de hemelteekenen op dezelfde manier waarnamen als wij. Wat wij tol dusver ter ontcijfering gedaan hebben, heeft ons een voorproef gegeven van de wonderen, die ons in deze tafeltjes worden medegedeeld.

In de laatste maanden zijn onze belangrijkste ontdekkingen gedaan. Een dag voordat ik mij inscheepte om huiswaarts te gaan, had ik een

tafeltje in mijn hand, waarop de nauwkeurigste sterrekundige berekeningen gevonden werden met betrekking tot het sterrenbeeld den scorpioen. Deze berekeningen ten opzichte van de plaats en de beweging der sterren waren opmerkelijk, en toonden duidelijk, dat de sterrekundigen in die dagen, dat is 2300 j. voor Christus, in sommige opzichten even ver waren als die van den tegenwoordigen tijd.”

Sommigen meenen, dat het volk zich voornamelijk bezig hield met handel en nijverheid; anderen, dat zij veeteelt en landbouw dreven; de waarheid is, dat zij zich met beide bezig hielden. Het was een groot volk, en hunne gedenksteenen bewijzen, hoe veelzijdig hun leven was. De hoogleeraar Hilprecht heeft ook teekenen ontdekt van de hoogte, waarop het onderwijs in die dagen stond. Hij deelde daaromtrent het volgende aan zijn interviewer mede:

„De rekenkundige tafeltjes behooren lot de belangwekkendste. De Babyloniërs waren, wat de tafel van vermenigvuldiging betreft, ons ver voor. Onze tafels eindigen bij 12, maar die der Babyloniërs komen tot 60. Voor sterrekundige doeleinden maakten zij tafels tot 1300 X 1300. Hunne kinderen zouden in onze oogen wonderen geweest zijn, want niet alleen dat zij zoo vele vermenigvuldigingstafels te leeren hadden, maar zij werden ook onderwezen in 2 talen, de Babylonische en Sumerische; de eene de taal der geleerden, de andere de spreektaal; dit werd gedaan op de lagere scholen, en zij moesten het zoover daarin brengen, dat zij beide talen konden spreken en schrijven.

Ofschoon er reeds veel gedaan is om de oude steden te ontgraven, en daardoor de verzame ling antiquiteiten zeer rijk geworden is, zullen er nog volle honderd jaren noodig zijn, om de oude stad geheel te ontgraven; wanneer men namelijk voortgaat op de tegenwoordige manier, waarbij vele honderden Arabieren gebruikt worden.

Wanneer wij nagaan, dat voor weinige jaren onze kennis van de periode vóór Abraham geheel moest geput worden uit de eerste elf hoofdstukken van Genesis, en dat er in den grooten tempel van Bel een volledige bibliotheek wordt gevonden die duizenden deelen bevat, welke in dien overouden tijd geschreven zijn, dan kan men beseffen, dat het toekomstige geslacht nau keurige kennis van dien ouden tijd ontvangen zal.

Prof. Hilprecht heeft in vereeniging met den doctoren Hommel, Jensen, Steindorff eu Bensinger, eenige resultaten van zijn oudheidkundige onderzoekingen neergelegd in een boek dat pas in Engeland uitkwam en getiteld is: Exploraiio7is in Bible Lands during the Nine teenth Century, uitgegeven bij T. en T. Clark, prijs / 7.50.

Ook heeft hij zich opgemaakt om de beweringen van professor Delitzsch te wederleggen door het houden van een lezing te Berlijn, waarvan een ooggetuige mededeelde dat hij Genesis XI voor zijn gehoor deed leven. Den volgenden dag hield hij dezelfde lezing, die twee en een half uur duurde, voor het Aardrijkskundig Genootschap te Berlijn. Hij betoogde, daarin dat het volk van Israël niet aan het Labyrinth van het veelgodendom der Babyloniërs de vereering van den eenen waarachtigen God ontleend heeft. Het volk van Babel ging onder met de belijdenis: „Onze Goden zijn dood, " en daarom is het een absurditeit, om te leeren dat Israël den dienst van Jehovah zou ontvangen hebben van het bankroet dat het veelgodendom van Babyion maakte.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 april 1903

De Heraut | 4 Pagina's