GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het openingswoord, waarmede Prof. Oorthet internationaal congres van vrijzinnigen opende, geeft geen blijde hope voor de toekomst der moderne richting in ons vaderland:

Dit is het wat ons onderscheidt: wij erkennen geen langs uiterlijken weg tot ons of anderen gekomen openbaring. Wanneer wij rekenschap afleggen van ons geloof in God, willen omschrijven welke onze bestemming is, waarin onze roeping bestaat, dan wijzen wij niet op een boek, niet op een mensch, wien ook ; dan zoeken wij met beslistheid in eigen hart en eig n rede. Menschen hielpen en helpen ons — met eerbied spellen wij de namen van geloofshelden uit ouder en jonger tijd; dank-

baar zagen wij dat er geweest zijn en nog zijn die 't goddelijke zagen voordat wij het zagen, die zeggpn: Daar is het! en nu zien wij het ook. Maar zelven willen wij 't zien; anderer woord en voorbeeld binden ons niet, wij erkennen fcen niet als leidslieden wanneer eigen hart en eigen rede anders getuigen dan zij. Wij vertr uwen op ons persoonlijk vermogen God te leeren kennen, en gelooven dat alle menschen tot die geestelijke vrijheid en zelfstandigheid aoeten opgevoed worden.

Zóó godsdienstig te zijn valt zwaar. Dat wi schier overal in de minderheid zijn is niet overa. daarom pijnlijk omdat wij somwijlen in het maatschappelijk leven achteruit gezet worden en in de kerkelijke wereld eene ondergeschikte plaats innemen Zeker, een en ander is niet aangenaam, soms zelfs pijnlijk wanneer wij persoonlijk er onder lijden of zien dat de hoogste belangen onzer mede menschen geschaad worden doordat wij zooveel minder talrijk zijn dan zij, die op kerkelijk en staatkundig gebied den schepter zwaaien. Maar smartelijker is het dat ons eigen geloof door de geringheid van ons aantal op een zware proef wordt gesteld. En dit is inderdaad het geval. Immers, nooit loopen wij meer gevaar onze zwakheid te voelen en zwak te zijn dan wanneer wij ons bewegen in die sfeer van hooge denkbeelden en reine aandoeningen waarin het denken zich ten slotte o nmachtig toont en de zinlijkheid vaak de stem der edelste en reinste opwellingen en gewaarwordingen dof maakt. Dientengevolge voelen wij nooit meer behoefte aan den steun van anderen dan op dit gebied.

Het klinkt fier, niet te willen leiden een geestelijk leven op hooren zeggen, integendeel zelven God te willen zien, met Hem om te gaan, zijne nabijheid te voelen; maar wij zijn niet altijd in de stemming die daarbij past, en kunnen het wellicht niei altijd zijn. Er zijn uren waarin God ons nabij i , waarin ons oog helder, ons hart hoogvoelend, onze wil krachtig is; maar dit zijn slechts de hoogtepunten van het leven, en wij verkeeren vaak in de vlakte, waar het uitzicht is belemmerd en de lucht zwoel, Wanneer onze stemming alledaagsch is, de dingen van het gewone leven ons in beslag nemen en somwijlen een floers over onze ziel ligt, dan gelooven wij in God slechts op gezag van onze eigen herinneringen. Dit moge beter zijn dan het te doen op anderer gezag, de waarheid staat toch in die tijden buiten ons.

Groote waarde heeft het zelf te hebben gedacht en voortdurend te denken over de hoogste vraag stukken des levens, en daarvan gezonde, diepe, vruchtbare, bij benadering ware oplossingen te verkrijgen, in elk geval zulke die wij zelven hebben gevonden; want allee i wat wij zelven doordacht, min of meer doorleefd hebben, is ons eigendom, maakt ons rijker. Maar de raadselen, die ons om ringen, zijn talrijk en zwaar om op te lossen. Gods hand te zien te midden der stoffelijke en geestelijke natuur die zich naar vaste, onverbrekelijke wetten beweegt, in Zijn almacht en wijsheid te gelooven bij de aanschou •« ing van een wereld waarin zonde en ellende gedurig hare triomphen vieren en het goede onmachtig schijnt, te gelooven in Zijne liefde, die niet wil dat één der kleinen verloren gaat en waarvoor elke menschenziel oneindige waarde heeft, terwijl wij weten dat duizenden bij duizenden verkwijnen, omkomen naar lichaam en ziel — onbegrijpelijke kwistigheid met menschenlevensenmen schenzielen, aan de verspilling der lente gelijk, welke ontelbare bloesems doet ontluiken die geen vrucht zett n, tallooze insecten doet ontstaan voor een oogenblik — bij dat alles aan Gods liefds vast te houden — uit eigen overtuiging en aanschouwing, dat is zwaar.

Heerlijk is het te durven zeggen: wat goed en kwaad is, wat ik moet doen en laten, dat wil ik zelf uitmaken, geen priester schrijft het mij voor, geen boek leert het mij. Maar al zijn tr menschen die stoutweg zeggen: wat goed en kwaad is dat weet ik wel, wij, ach, wij weten het zoo va ik niet. Ja, als het volstond in groote trekken te teekenen, hoe een deugdzaam mensch in onderscheiding van een ondeugend er uitziet, dan zouden wij kennis genoeg bezitten; maar als het er op aankomt bij bepaalde gelegenheden uit te maken, wat goed, neen, wet het allerbeste is — wanneer wij moeten spreken, wanneer zwijgen; v/anneer wij neen moeten zeggen op een voorstel, welken weg wij hebben te kiezen van twee of meer die wij kunnen inslaan; dan voelen wij, hoe moeilijk, neen onmogelijk het is, te beslissen wat goed is, hoe hard het klinkt: dat moet gij zelf weten! Hoe hooger wij vliegen des te grooter gevaar. Wij weten, wat Icarus overkwam, en vaak voelen wij ons arm, klein, eenzaam.

Dit valt nog zwaarder, meen ik, voor hen die nimmer den band eener belijdenis, Kerk of met gezag optredende gewoonte hebben gevoeld, dan voor hen die daarin zijn grootgebracht; zwaarder voor de jongeren dan voor de ouderen. De ouderen onder ons hebben hun jeugd en jongelingstijd doorleefd onder met ouderlijk gezag optredende leeringen gebruiken, voorschriften. Wij zijn daarvan afgeweken, zeer ver wellicht, wij hebben ge weigerd de leidslieden onzer jeugd te volgen, dat gezag voor onwettig verklaard, maar wij hebben die leiding, dat onderricht, die geestelijke tucht gehad, en meer dan wij zelven weten werkt dat alles na. Bewaarden wij uit die opvoeding wellicht vooroordeelen, zek-r hebben wij er ook heilzame indrukken en gewoonten van behouden. De in een vrijzinnige omgeving opgegroeide jongelieden daarentegen hebben gehoord : zelf denken ! voordat zij denken konden; niet steunen op anderen! voordat zij voeten hadden om te staan. Hun is voorgehouden het beroemde woord van Lessing: Moest ik kiezen tusschen de kennis der waarheid en den nooit sluimerenden drang naar waarheid, maar zonder kans haar ooit te vinden, dan koos ik het laatste — en zij hebben het met geestdrift nagezegd, zonder daarbij te beseffen dat een mensch niet leven kan bij hetgeen hij nog zoeken moet, maar alleen bij wat hij bezit. Vandaar bij hen menigmaal veel ongewisheid. Zij, die jongeren, hebben het dikwerf zwaar, en de ouderen, die getuigen zijn van hunne groote twijfelingen, stoute 1 ontkenningen en vaak wonderlijke beweringen zien niet altijd in, hoe het pijnlijke van den gemoeds toestand die zich hierin openbaart, de hooge prijs is dien zij betalen voor hunne opvoeding in een vrijzinnige omgeving. Het is geen wonder dat sommige hunner zich in arren moede werpen in de armen eener rechtzinnigheid of Kerk: zelven zonder licht, meenen zij bij dat van anderen te moeten wandelen.

Prof. Oort staat met deze opmerking niet alleen.

Een religie, die elke openbaring Gods verwerpt en alleen in eigen hart en rede het steunpunt voor haar geloof en leven vinden wil, kan op den duur niet bestaan.

Zoolang de traditie en invloed der Christelijke Kerk nog nawerkt, mag de „vrije vroomheid" op menige schoone vrucht kunnen wijzen.

Maar een volgend geslacht, dat geheel buiten het oude Christelijk geloof werd opgevoed, toont, hoe een autonome religie en zedeleet niet bestaan kan.

Scherper critiek op het modernisme kan wel niet geleverd dan door deze les der historie geschiedt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 september 1903

De Heraut | 4 Pagina's