GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. P. D. CHANTEPIE DE LA SAUSSAYE, hoogleeraar te Leiden. HET CHRISTELIJK LEVEN. Haariem. De Erven F. Bohn 1910.

II.

„Geen stenogram of dictaat van colleges" — moet men, naar de nadrukkelijke waarschuwing van den auteur, in dit zijn geschrift zien.

Dat heb ik er dan ook geen oogenblik in gezien, al heb ik er ook zooveel van begrepen, dat het materiaal ? an colleges, zij het dan ook verminderd in quantiteit, er in verwerkt is. Verwerkt niet tot een leer-en zelfs niet tot een handboek, maar tot een leesboek, dat door den eleganten vorm, waarin de schrijver zijn „door nadenken, onderzoek, leven niet onbeproefde denkbeelden" er in mededeelt, herinnert aan MARTENSEN'S CHRISTLICHE ETHIK. Maar de leting van SAUSAVE'S boek loopt, met bet spaarzamelijk gebruik dat er van citaten in gemaakt is, met de algeheele absentie van gelferde noten en met den, ik zou bijna zeggen: style facile waarin het geschreven is, nog vlotter stapel.

Deze vorm heeft in de bekoring, die er van uitgaat, zeker veel voor. Toch acht ik hem uit een oogpunt van didaktiek niet geheel onbedenkelijk. Het wil mij toch voorkomen, dat HET CHRISTELIJK LEVEN van de in ËTHIKA niet geschoolde lezers, — en het boek is immers niet alleen voor studenten en predikanten, maar ook voor „beschaafde Christenen" bestemd — door het niet of niet genoegzaam nader toelichten van de technische termen en het niet genoegzaam sousligneeren van de vak-problemen, te veel vergt. Z«o kan ik mij $eo vrij beschaafd Christen denk'^n voor wien, zoo al niet een woord-dan toch een zaak yerklaiing van termen als r.ominalisHsch, of intuïtief in tegenstelling met empirisch, en ook autonoom en heteronoom op het gebied der Ëthika, geen overbodige weelde is.

Zoo ben ik er ook lang niet zeker op, da de leier er niet over zal heen lezen, wanneer PROF. DE LA SAUSSAYE het praeliminaire probleem van alle wetenschap en dus ook van deethika, dat van den ooisprong en grenzen onzer kennis, erst op p. 74 even aanraakt, en hij ons daar dan egt, dat het „zoo aangelegen is de rol van het enkend, onderscheidend, onderzoekend verstand n zijn beperktheid te erkennen." Iets waarin k het ocerigens van harte met hem eens ben.

En zoo staat het ook naar mijn bescheiden meening met de eigenlijke vak-problemen der ethiek. Zij worden wel besproken en ook aan soluties ontbreekt het niet, maar zij treden niet enoeg op den voorgrond.

Ik denk aan dat cf beter aan die van „wezen n ontstaan van het zedelijke", en waarin ik het et wat S. zegt over het algemeen-menschelijk lichtbesef, het besef van wat „behoort te zijn, " eer evenzeer eens ben, als met zijn bewering, at empirisch en intuïtief hier geen dilemma is, aar vatbaar is voor een synthese.

Ik denk aan dat andere, zoo voortreffelijk uiteengezet op p. 12 en 13, aan dat van heteronomie en autonomie en waarbij dan he bekende verwijt „de christelijke moraal is heteronoom, " zoowel afgewezen als beaamd wordt. Afgewezen, na een rake critiek op de „autonome moraal, " met de wèl gestaafde bewering, dat men de theonomie niet „louter' nominalisusch" mag verstaan. Beaamd in de ook mijns inziens ware opmerking, dat het gevoel der heerschappij (van God) als blijvend heteronoom element niet is te verwijderen." Een opmerking waar dan aan voorafgaan, de echtcbristelijke uitspraken, dat het „christelijk zedelijk leven de heteronomie, die nu eenmaal 't algemeene lot is van ons, afhankelijke menschen, veel meer overwint dan welke andere let'ensrde ook; " en „dat wanneer wij afhangen van e wereld, de maatschappij, zelfs van de lagere ijden onzer natuur, wij veel sterker staan nder-niachten die ons vreemd zijn, dan anneer wij ademen onder de heerschappij van em, die de God van ons eigen leven is georden.”

Ik denk ook nog aan het methodisch pro bleem: discriptief ol praescriptief, m. a. w. of de praktische ethiek moet beschrijven, dam wel voorschrijven. Iets wat voor mij geen tegenstelling is, voor PROF. DE LA SAUSSAYE echter wel, en die daarom dan ook reeds op P. 3 zegt, „ook de moraal is descriptief, niet raesriptief.”

Maar hierover later. Ik denk aan de genoemde en ook aan nog andere ia dit boek besprokene problemen en dan duokt mij, dat zij, hoe voortreffelijk veelszins, toch veel te „gelegentlich" zijn behandeld, n daardoor te weinig in ouderlingen samenhang; aarbij, gelijk ik reeds opmerkte, niet genoeg tr .^p/r.; °iT'? ? i5.^^^.^i". ^''°^-«-i.d ezer niet aliijd den indruk zal krijgen, dat et 'n Frincipienfrage te doen heeft.

Na de mededeeling io de VOORREDE, dat de auteur tot het uitwerken in een „samenhangend geheel" zijner denkbeelden op het gebied der ethiek door zijn ambtgenoot VALETON vas UTRECHT is overgehaald, terwijl hij meer neiging en »n ook n/^v wel meer talent heeft voor „études iitteraires et morales", zou ik mij, dankbur aan PROF. VALETON, , en _ het - — „samenhangend geheel" latend voor hetgeen het is, van een beoordeeling dezer Christelijke E iek uit een oogpunt ook van systematiek, onthouden hebben. Anders wordt dit echter waar PROF. DE LA SAUSSAYE in die VOORREDE ook .schrijft: „Duidelijk zal men bespeuren, dat ik vrij onverschillig bsn voor systematische eenheid, misschien omdat mijn geest weinig architek tonisch is aangelegd, doch voor mijn bewustzijn omdat, ik het syneem nooit adaequaat zie aan het leven". Hoewel ook ik dat nooit zag, begrijp ik toch niet recht, dat dit niet adaequaat zijn van het systeem aan het leven een grond kan zijn voor onverschilligheid op het stuk van systematische eenheid. Wat ik echter wel begrijp is, dat deze onverschilligheid des heeren d. 1. S. niet onopzettelijk is. Ik zal later gelegenheid hebben aar nog op terug te komen, maar wil mij thans, u het mij om de formeeie zijde van het werk e doen is, wat die onverschilligheid voor ystematische eenheid betreft, slechts bepalen ot de „orde van behandeling”.

Op p. 37 vinden we daarvan dit, reeds een vorig maal door mij vermeld schema:

1. ’s Menschen aanleg en bestemming. II, Het leven in de zonde. III. Het begin van het nieuwe leven. IV. Het persoonlijk christelijk leven. V. Het leven in de kringen der gemeenchap.

Uit dit schema zal men duidelijk bespeurent dat de auteur vrij onverschillig is voor systematische eenheid. Het doet denken aan dat van de deugdenleer der, anders zoo „architektonisch aangelegde" Scholastiek. Ook in dit schema toch is tweeërlei samengekoppeld: menschelijk leven en christelijk leven; terwijl het gegeven: het christelijk leven was. Ook loopen hier twee gronden van indeeling door ekaar, wijl dat van I, II en III: de „tonde", bij IV en V wordt losgelaten en vervangen door het „individueele" als tegenstelling met het „sociale". Feitelijk hebben wij bij deze, van „onverschil-j ligheid voor svstematische eenheid" zoo sprekend getuigende, zonderlinge indeeling dan ook te doen met twee verdeeüngen.

Ten eerste met eene als die van WUTTKE: das Sittliche an sich ohne Bjziehung auf die Sünde; der Abfall von den wahrhaft sittlichen, die Simde; das Sittliche in seiner Emeuerung duch die Erlösung. Ten tweede met eene als die van MARTENSEN, die het tweede deel van zijn CHRISTLICHE ETHIK indeelt 'va Die 'ndivi-^ uelle-en die Sociale Ethik.

Laat mij er echter aan toevoegen, dat ook de schrijver zelf, blijkens zijn beknopte toelichting op dit schema, er niet al te best over te spreken is. „Het boek bewaart zijn eenheid: beschrijving van het christelijke leven", zoo verzekert hij in de VOORREDE. Hij wenscht dit onderwerp in genetische orde te ontwikkelen. Maar bij geefc toe dat het met dit schema slechts gedeeltelijk gaat. Moge al uit deze toelichting blijken, dat de „onverschilligheid" van Prof. D. L. S. voor „syitemathische eenheid", als meer dingen, slechts relatief is, dit neemt niet weg, dat de sterke zijde van zijn boek ook niet in het systematische zit.

Een derde formeel bezwaar tegen deze E.hiek, die mij, omdat „Jezus Christus ais Verlosser in het middelpunt blijft" van de in haar voorgedragen moraal, — zoo sympathiek is, zou ik willen aanduiden als het gemis vaak van, in een wetenschappelijk werk, toch zoo noodige begripsbepalingen.

Ook dit is zeker niet onopzettelijk en niet alleen een gevolg van het litteraire genre van het boek. Eer denk ik bij het laatste aan een omgekeerde verhouding.

Prof. D. L. S. heeft het op het „BegrifHiche" niet begrepen.

Hij acht het „niet gewenscht scherpe bepalingen als muren op te trekken waar er geen dringende behoefte aan bestaat." Wie zou dat in zulk een geval wel gewenscht achtenl Toch zijn er gevallen waarin dat optrekken van scherpe bepalingen als muren meer dan gewenscht is. Daartoe reken ik b.v. het geval, dat men den teim „geweten" in een ethiek gebruikt. Het trof mij dan ook bijzonder op p. 79 te lezen: „Inplaats van een definitie van geweten willen wij van verscheidene kanten zijn rol in het leven teekenen" en dat trof mij te meer na op de vorige bladzijden te hebben gelezen „Dit woord (geweten) is als bijna geen ander, nog meer dan hart, van verwarrend veelzijdige beteekenis”.

Dat de weg der etymologie bij de bepaling der begrippen als ethiek, moraal, zede(D)leer ons niet aan het eindstation brengt, ben ik bereid toe te geven. Daarentegen dunkt het mij een zeer groote philologische ketterij als de Leidsche hoogleeraar op p. 78 zoo losweg neerschrijft, dat die weg „bij de bepaling van begrippen altijd (een) misleidende is". En het wil mij dan ook voorkomen, dat bij zich ook in het begin van zijn boek van een nadere bepaling der zoo even genoemde begrippen, wel wat heel gemakkelijk afmaakt.

Hoe zich dit dan wreekt, daarover volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's